443 Schroef je vaders hoofd niet af
Intensieve analyse van de tien Struwwelpeter -verhalen leerde mij dat de leukste en beste de volgende elementen bevatten: 1 Strakke rijmen, strakke ritmes, de eindrijmen met de belangrijkste woorden, grappige formuleringen, geen of nauwelijks vulsels etc. – enfin, de gebruikelijke eisen die je aan kindergedichten mag stellen. 2 Ze liepen allemaal slecht af. 3 Ze bestonden allemaal uit actie! actie! actie! Tussentijdse moraal, geheven vingertjes, mooischrijverij of leukdoenerij waren uit den boze. 4 De verhalen met dialoog staken erbovenuit. Hoe meer er gesproken werd, hoe leuker ze waren – dat werkt bij het voorlezen het beste, en de volwassenen worden er nog vreselijker van (ik denk hierbij aan het verhaal van Wesley Wiebelkont). 5 Het moest niet al te afschrikwekkend waarheidsgetrouw zijn – een zekere (grote) mate van flauwekul was belangrijk: griezelig, maar ook duidelij...