445 Frederik de wrederik gecloseread
Die Geschichte vom bösen Friederich heet het tweede gedicht in Der Struwwelpeter van Heinrich Hofmann uit 1845, tenminste als we de volgorde en de samenstelling van de eerste edities buiten beschouwing laten. Maar waarom zouden we die buiten beschouwing laten? Heb ik wat te verbergen soms? De publicatiegeschiedenis van Lustige Geschichte und drollige Bilder für Kinder van 3—6 Jahren, zoals het boek in de eerste incarnaties nog heette, is tamelijk chaotisch. Verhalen werden toegevoegd, er werd hier en daar wat bijgeschreven, en de illustraties bleven ook niet van meet af aan hetzelfde.
In de eerste drie, zovoort vergrepene drukken van de Lustige Geschichte und drollige Bilder opende het vette wrede verhaal over het onhandelbare adhd-patiëntje het toen nog zes verhalen tellende prentenboek. De iconische warkop Struwwelpeter, het voormalige warhaar- en nagelventje, besloot de reis door de rebellenclub.
Die biologerende figuur zag er toen trouwens nog heel anders uit. In het oermanuscript uit 1844 tekende Hoffmann er twee. De rechter haalde het niet, waarom? Leek zijn warrige haar teveel op een modieus dameskapsel? Het lijkt wel of hij later is getekend, maar dat Hoffmann hem toch minder geslaagd vond, zodat hij uiteindelijk de eerste liet lithograferen (in de eerste druk) en houtsnijden (vanaf de tweede druk). Twee verhalen voegde Hoffmann voor de eerste boekuitgaaf toe, over Paulientje die zich in brand steekt met de zwavelstokjes (Feuerzeug) en over Wesley Wiebelkont (Zappel-Philipp), zodat het er acht werden. De niet uit zijn doppende kijkende Hans en Robert die geparapaludeerd wordt volgden nog later.
Terug naar de beuze Friederiek. Het is goed te beseffen dat Wrederik Frederik ooit het verhaal was dat de toon moest zetten, en niet vreemd: het is een onbarmhartig spannend verhaal met een ettertje als hoofdpersoon dat alsmaar etteriger wordt naarmate de tijd verstrijkt en de wereld steeds beter wordt en we steeds liever voor elkaar en voor het van Godswege onder ons gestelde gebeeste worden. Dat doe je toch niet! Vliegen vleugels uittrekken! Ik denk dat ik dat nog wel de laaghartigste en lafste streek vind van al zijn laaghartige en laffe streken. Nou ja, die poes en die hond zijn ook erg, maar de poes is dood (op het plaatje tenminste) en de hond doet iets terug. En dat hij de stoel kapotslaat vindt de stoel ook niet fijn, wil ik wedden. Dat de dienstmeid ervan langs krijgt, tja, dat stond in de kleine ongeschreven lettertjes van de arbeidsovereenkomsten van die tijd, dat weet iedereen.
In het Duits staat het er zo:
Die Geschichte vom bösen Friederich
Der Friederich, der Friederich
das war ein arger Wüterich!
Er fing die Fliegen in dem Haus
und riß ihnen die Flügel aus.
Er schlug die Stühl und Vögel tot,
die Katzen litten große Not.
Und höre nur, wie bös er war:
Er peitschte seine Gretchen gar!
Am Brunnen stand ein großer Hund,
trank Wasser dort mit seinem Mund.
Da mit der Peitsch herzu sich schlich
der bitterböse Friederich;
und schlug den Hund, der heulte sehr,
und trat und schlug ihn immer mehr.
Da biß der Hund ihn in das Bein,
recht tief bis in das Blut hinein.
Der bitterböse Friederich,
der schrie und weinte bitterlich.
Jedoch nach Hause lief der Hund
und trug die Peitsche in dem Mund.
Ins Bett muß Friedrich nun hinein,
litt vielen Schmerz an seinem Bein;
und der Herr Doktor sitzt dabei
und gibt ihm bittre Arzenei.
Der Hund an Friedrichs Tischchen saß,
wo er den großen Kuchen aß;
aß auch die gute Leberwurst
und trank den Wein für seinen Durst.
Die Peitsche hat er mitgebracht
und nimmt sie sorglich sehr in acht.
Er staan verschillende grappige dingen in die ik gaarne zou willen behouden in vertaling. Het woord Wüterich is mooi, dat de hond water mit seinem Mund dronk is heel grappig in al zijn klungelige gezegdheid. Dat de hond tief in das Blut hinein beet is mooi voelbaar beeldend. Dat de hond tegen de dorst tot slot wijn drinkt is ook een niet te versmaden detail.
Minder geslaagd vind ik die zweep die de hond afpakt. Dat de hond koek en leverworst eet is toch al een mooi einde? Het is ook een beetje ironisch gezegd en past niet bij de zuivere verteltoon van de rest. Het verbaasde me niets toen bleek dat Hoffmann dat detail pas in de hertekende versie had toegevoegd.
Imitatie-wrede Frederikken heb je ook. Ik vond er vijf in blog 329, hier: een centsprent met een bijtende hond; een rotjong dat de poes zo kwelt dat die een luipaard wordt en hem opeet, een ‘slechte Frederik’ die gewoon mag blijven doorgaan met wat hij doet, want er gebeurt niet met de knaap; een meisje dat een bok ‘plaagt’, waarop de bok haar heel zachtaardig alleen maar grijpt met zijn hoorn ‘aan ’t blauwe strikje van haar vlecht’; en een hondenkweller die ook stevig gebeten wordt, heel kort en welhaast uniek ongrammaticaal gezegd (wat zou het hè, het is toch maar voor kinderen): Tot dat Cato door pijn verwoed | De plaaggeest bijt het been aan bloed.
Laten we hopen dat de echte vertalingen wat meer actie hebben.
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. En dit is Ragbolrinus, hier te bekomen:
In de eerste drie, zovoort vergrepene drukken van de Lustige Geschichte und drollige Bilder opende het vette wrede verhaal over het onhandelbare adhd-patiëntje het toen nog zes verhalen tellende prentenboek. De iconische warkop Struwwelpeter, het voormalige warhaar- en nagelventje, besloot de reis door de rebellenclub.
Die biologerende figuur zag er toen trouwens nog heel anders uit. In het oermanuscript uit 1844 tekende Hoffmann er twee. De rechter haalde het niet, waarom? Leek zijn warrige haar teveel op een modieus dameskapsel? Het lijkt wel of hij later is getekend, maar dat Hoffmann hem toch minder geslaagd vond, zodat hij uiteindelijk de eerste liet lithograferen (in de eerste druk) en houtsnijden (vanaf de tweede druk). Twee verhalen voegde Hoffmann voor de eerste boekuitgaaf toe, over Paulientje die zich in brand steekt met de zwavelstokjes (Feuerzeug) en over Wesley Wiebelkont (Zappel-Philipp), zodat het er acht werden. De niet uit zijn doppende kijkende Hans en Robert die geparapaludeerd wordt volgden nog later.
Terug naar de beuze Friederiek. Het is goed te beseffen dat Wrederik Frederik ooit het verhaal was dat de toon moest zetten, en niet vreemd: het is een onbarmhartig spannend verhaal met een ettertje als hoofdpersoon dat alsmaar etteriger wordt naarmate de tijd verstrijkt en de wereld steeds beter wordt en we steeds liever voor elkaar en voor het van Godswege onder ons gestelde gebeeste worden. Dat doe je toch niet! Vliegen vleugels uittrekken! Ik denk dat ik dat nog wel de laaghartigste en lafste streek vind van al zijn laaghartige en laffe streken. Nou ja, die poes en die hond zijn ook erg, maar de poes is dood (op het plaatje tenminste) en de hond doet iets terug. En dat hij de stoel kapotslaat vindt de stoel ook niet fijn, wil ik wedden. Dat de dienstmeid ervan langs krijgt, tja, dat stond in de kleine ongeschreven lettertjes van de arbeidsovereenkomsten van die tijd, dat weet iedereen.
In het Duits staat het er zo:
Die Geschichte vom bösen Friederich
Der Friederich, der Friederich
das war ein arger Wüterich!
Er fing die Fliegen in dem Haus
und riß ihnen die Flügel aus.
Er schlug die Stühl und Vögel tot,
die Katzen litten große Not.
Und höre nur, wie bös er war:
Er peitschte seine Gretchen gar!
Am Brunnen stand ein großer Hund,
trank Wasser dort mit seinem Mund.
Da mit der Peitsch herzu sich schlich
der bitterböse Friederich;
und schlug den Hund, der heulte sehr,
und trat und schlug ihn immer mehr.
Da biß der Hund ihn in das Bein,
recht tief bis in das Blut hinein.
Der bitterböse Friederich,
der schrie und weinte bitterlich.
Jedoch nach Hause lief der Hund
und trug die Peitsche in dem Mund.
Ins Bett muß Friedrich nun hinein,
litt vielen Schmerz an seinem Bein;
und der Herr Doktor sitzt dabei
und gibt ihm bittre Arzenei.
Der Hund an Friedrichs Tischchen saß,
wo er den großen Kuchen aß;
aß auch die gute Leberwurst
und trank den Wein für seinen Durst.
Die Peitsche hat er mitgebracht
und nimmt sie sorglich sehr in acht.
Er staan verschillende grappige dingen in die ik gaarne zou willen behouden in vertaling. Het woord Wüterich is mooi, dat de hond water mit seinem Mund dronk is heel grappig in al zijn klungelige gezegdheid. Dat de hond tief in das Blut hinein beet is mooi voelbaar beeldend. Dat de hond tegen de dorst tot slot wijn drinkt is ook een niet te versmaden detail.
Minder geslaagd vind ik die zweep die de hond afpakt. Dat de hond koek en leverworst eet is toch al een mooi einde? Het is ook een beetje ironisch gezegd en past niet bij de zuivere verteltoon van de rest. Het verbaasde me niets toen bleek dat Hoffmann dat detail pas in de hertekende versie had toegevoegd.
Imitatie-wrede Frederikken heb je ook. Ik vond er vijf in blog 329, hier: een centsprent met een bijtende hond; een rotjong dat de poes zo kwelt dat die een luipaard wordt en hem opeet, een ‘slechte Frederik’ die gewoon mag blijven doorgaan met wat hij doet, want er gebeurt niet met de knaap; een meisje dat een bok ‘plaagt’, waarop de bok haar heel zachtaardig alleen maar grijpt met zijn hoorn ‘aan ’t blauwe strikje van haar vlecht’; en een hondenkweller die ook stevig gebeten wordt, heel kort en welhaast uniek ongrammaticaal gezegd (wat zou het hè, het is toch maar voor kinderen): Tot dat Cato door pijn verwoed | De plaaggeest bijt het been aan bloed.
Laten we hopen dat de echte vertalingen wat meer actie hebben.
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. En dit is Ragbolrinus, hier te bekomen:
Reacties
Een reactie posten