447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller
Agatha was het pseudoniem van de zeer productieve kinderboekenschrijfster en -vertaalster Reinoudina de Goeje (1833-1893). Zo productief was Reintje dat haar vertaling van Der Struwwelpeter in de lijst met vertaalde werken op Wikipedia niet eens genoemd wordt, noch op de auteurspagina van de dbnl, noch in haar lemma in het vrouwenlexicon van de knaw. Maar wel, gelukkig, in het door Bea Ros geschreven hoofdstuk over haar in het Lexicon van de jeugdliteratuur. De uitgave, getiteld Domme kinderen, uitgekomen in haar overlijdensjaar 1893, is een zeldzaamheid. Het internet meldt dat hij alleen in de bibliotheek van Middelburg kan worden ingezien. Wat Leonard de Vries kennelijk gedaan heeft, want hij drukt er vier af in zijn Prentenboek van Tante Pau uit 1974.
Agatha – Hein de Dierenkweller
Hein laat nooit een dier met rust,
Dieren plagen is zijn lust.
De angst der moedergans is groot,
Een der kleintjes ligt reeds dood.
Hier neemt hij de poes ter hand,
’t Arme dier schreeuwt moord en brand.
Nu heeft hij een zweep gemaakt,
Waar hij Anna zelfs mee raakt.
Ha! een hond! wat een plezier!
Vrees’lijk slaat hij ’t arme dier,
Maar die pret was gauw gedaan,
Woedend valt hem Caro aan.
Zet de tanden in zijn been,
Bijt hem door de kousen heen,
Uit is nu voor Hein de pret
Daad’lijk moet hij naar zijn bed.
Hij klaagt: “dokter, ’t doet zoo’n pijn,
Wanneer zou het beter zijn?”
“Ja, mijn jongen, ’k weet het niet,
’t Gat is diep, zooals je ziet.”
Wat Mama had klaargemaakt
Werd door hem niet aangeraakt,
Caro denkt: een goede straf!
Smult en likt de borden af.
Dit zijn meer onderschriften dan dat het een op eigen benen staand gedicht is. Waarschijnlijk was dat haar opdracht ook, en waren de tekeningen er eerder, overgenomen van een recente Duitse Struwwelpeter-uitgave. ‘Maak jij daar nu eens leuke versjes bij.’
Het zijn geen bijzondere of bijzonder wrede rijmpjes. Alleen de tweeregelaar over de gans met het dooie kleintje is goed gevonden, beeldend en van de weeromstuit toch stiekem een beetje grappig, Een der kleintjes ligt reeds dood.
Maar regels als Uit is nu voor Hein de pret en het loze, nietszeggende antwoord van de dokter, Ja, mijn jongen, ’k weet het niet, | ’t Gat is diep, zoals je ziet maken het verhaal zo kort als het is heel erg langdradig. Woedend valt hem Caro aan – grammatica van niks aan hoef trekken te je, toch maar het kinderen voor is. En dan is er weer de verwarring, die we bij Razoux ook zagen: als het een hond is, hoe komt-ie dan aan een naam? Hoe moeten we dat weten? Je denkt meteen, is het de hond van Hein? Maar waarom noemt hem zij dan een hond? Het viel zo makkelijk op te lossen, als je Ha! een hond! verandert in Ha! de hond!
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Hein laat nooit een dier met rust,
Dieren plagen is zijn lust.
De angst der moedergans is groot,
Een der kleintjes ligt reeds dood.
Hier neemt hij de poes ter hand,
’t Arme dier schreeuwt moord en brand.
Nu heeft hij een zweep gemaakt,
Waar hij Anna zelfs mee raakt.
Ha! een hond! wat een plezier!
Vrees’lijk slaat hij ’t arme dier,
Maar die pret was gauw gedaan,
Woedend valt hem Caro aan.
Zet de tanden in zijn been,
Bijt hem door de kousen heen,
Uit is nu voor Hein de pret
Daad’lijk moet hij naar zijn bed.
Hij klaagt: “dokter, ’t doet zoo’n pijn,
Wanneer zou het beter zijn?”
“Ja, mijn jongen, ’k weet het niet,
’t Gat is diep, zooals je ziet.”
Wat Mama had klaargemaakt
Werd door hem niet aangeraakt,
Caro denkt: een goede straf!
Smult en likt de borden af.
Dit zijn meer onderschriften dan dat het een op eigen benen staand gedicht is. Waarschijnlijk was dat haar opdracht ook, en waren de tekeningen er eerder, overgenomen van een recente Duitse Struwwelpeter-uitgave. ‘Maak jij daar nu eens leuke versjes bij.’
Het zijn geen bijzondere of bijzonder wrede rijmpjes. Alleen de tweeregelaar over de gans met het dooie kleintje is goed gevonden, beeldend en van de weeromstuit toch stiekem een beetje grappig, Een der kleintjes ligt reeds dood.
Maar regels als Uit is nu voor Hein de pret en het loze, nietszeggende antwoord van de dokter, Ja, mijn jongen, ’k weet het niet, | ’t Gat is diep, zoals je ziet maken het verhaal zo kort als het is heel erg langdradig. Woedend valt hem Caro aan – grammatica van niks aan hoef trekken te je, toch maar het kinderen voor is. En dan is er weer de verwarring, die we bij Razoux ook zagen: als het een hond is, hoe komt-ie dan aan een naam? Hoe moeten we dat weten? Je denkt meteen, is het de hond van Hein? Maar waarom noemt hem zij dan een hond? Het viel zo makkelijk op te lossen, als je Ha! een hond! verandert in Ha! de hond!
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Reacties
Een reactie posten