Posts

Posts uit augustus, 2021 tonen

101 Amanda Ros – Irene Iddesleigh II

Afbeelding
    Irene Iddesleigh was het debuut van Amanda Ros. Ze moet in het begin haar ware stijl nog vinden. Pas halverwege gaat ze helemaal los met vergezochte vergelijkingen, aangrijpende alliteraties en verkeerd verwijzende voornaamwoorden.    Ze las niet veel. The Children of the Abbey van Regina Maria Roche uit 1796 was haar lievelingsboek, dat ze had gelezen toen ze jong was. Feitelijk is het dat boek dat ze te al en immere tijde probeert te emuleren, misschien bewust maar hoogstwaarschijnlijk onbewust – later maakte ze er een geprikkeld punt van dat ze het nooit had gelezen, hoe durft u het te suggereren meneer.    Het was alleen maar logisch dat de stijlen op elkaar leken. Zo moet je immers schrijven!     The Children of the Abbey begint al even geëxalteerd als Irene Iddesleigh : Hail, sweet asylum of my infancy! Content and innocence reside beneath your humble roof, and charity unboastful of the good it renders. Hail, ye venerable trees! my happiest hours of childish gayety we

100 Honderd

Afbeelding
   Honderd.    Honderd stukjes heb ik gehad.    Ontwrongen aan de vertaalpraktijk, vrijwel exclusief mijn eigen.    Wat er ook boven staat: ‘een vertaalvraagstuk uit de praktijk’.    Zo concreet mogelijk wilde ik zijn. Want wat me opviel: vertalers menen het allemaal eensgezind heel goed. Hun uitgangspunten deugen als een... als een... tsja, het enige wat me te binnen schiet is ‘als een kardinaal’ – van wie de uitgangspunten ook deugen, moet je aannemen, maar wat er onder die jurk zit, dat wil je niet weten. Rot en schimmel, gehuichel en slijm. Alle zedenprekers hebben dat gemeen.    Wat niet wil zeggen dat de niet-zedenprekers minder slecht zijn. Ze lopen alleen niet met hun goeiigheid te koop. En dat kan je dan weer cynisch noemen. Of neoliberaal, wat hetzelfde is.    Zo ook de vertalers: mooie woorden over wat is goed en wat is slecht, maar als je naar heurlui voortbrengsels kijkt, blijken ze alle goede bedoelingen bitter weinig gestand te doen.    Dus wat heb je eraan, aan t

99 Het ga je goed (over Jesenin)

Afbeelding
   Een van de beroemdste gedichten in Rusland is ‘Do svidan’ja, droeg moj, do svidan’ja’ van Sergej Jesenin. Niet alleen omdat het zo mooi is, maar ook omdat het zo kort is – en omdat er een dramatisch verhaal aan vastzit.    Het is namelijk zijn laatste gedicht, zijn afscheidsbriefje aan de wereld, geschreven in het Leningradse hotel Angleterre twee dagen voor hij zichzelf het leven benam. Hij schreef het met bloed (zijn eigen) omdat de inkt in de pot op zijn kamer was opgedroogd. Het papiertje stopte hij een van de dichtende kling-ons die hem de laatste paar jaar van zijn leven als pluisjes omgaven, Wolf Ehrlich in de jaszak, met de boodschap ‘Lees later maar’. Die deed dat braaf en wachtte een hele dag, met het gedicht, speciaal voor hem geschreven brandend in zijn zak, maar toen was het te laat. Jesenin, zelfdestructieve lieveling van dichtminnend Rusland, had zich op 28 december 1925 met het flinterdunne elektriciteitssnoertje van zijn nachtlamp in zijn hotelkamer opgehangen.   

98 Is googletranslate aan het eind van zijn latijn?

Afbeelding
   Googletranslate heeft zijn langste tijd gehad. Op zeker punt – en dat punt lijkt bereikt – gaat het programma het niet beter doen maar slechter. De oorzaak ligt voor de hand. Googletranslate wordt zo veel en vaak gebruikt, ook voor webvertalingen, dat het aandeel vertalingen waar het programma uit put voor een steeds groter deel bestaat uit zijn eigen googletranslate-vertalingen, die meestal niet of nauwelijks zijn nagekeken en wemelen van de fouten, anglicismen, eeuwig dezelfde woorden, verkeerde zinsdeelvolgordes en alles wat een machinevertaling fout kan doen.    Zelflerende technologie heeft ook zo zijn nadelen. Een zelflerend programma – zeker als het op grote schaal gebruikt wordt – gaat zich incestueus gedragen. Het doet het op een gegeven moment alleen nog maar met zichzelf en zijn eigen nakomelingen en baart daarmee steeds gedrochtelijker wezens. De genenpool bestaat uit zichzelf en zijn klonen.    Je ziet dagelijks ‘vanuit het comfort van je eigen huis’ (een van de tallo

97 Oorwurmen uitdrijven: De kriebels

Afbeelding
Stuart Staples & Lhasa de Sela, That Leaving Feeling (2006) – Hoe vaak krijg ik de kriebels De onrust in mijn lijf Ik trek het nu niet langer – denk niet Dat ik hier langer blijf Het verleden is zo looiig Dat schud ik niet zomaar af En de toekomst uitgestippeld Voert me rechtstreeks naar m’n graf – Is dat je hart dat spreekt Of is het je kennelijke staat Want wie je dierbaar zijn Veranderen als je ze verlaat – Maar de touwen die trekken Daaronder ga ik gebukt En als ik nu niet ga klimmen Ben ik bang dat het me nooit meer lukt – Iedereen krijgt ooit de kriebels Droomt wel eens van een nieuw begin Ga een koffertje pakken Met de resten van ons hart erin Al die zorgen en ellende Die gooien we zo overboord Koop een kop koffie en een krantje En wuif ze uit aan onze poort – Ik heb te lang lopen dolen Hinkel al te lang rond En alles wat me neerhaalt Trekt me dichter naar de grond – Ga dan maar afscheid nemen En vergeet ook ‘sorry’ niet Maar kijk nog éé

96 Amanda Ros – Irene Iddesleigh I

Afbeelding
   Met haar eerste boek, Irene Iddesleigh , dat haar man de stationschef van Larne in 1897 had laten drukken als verjaardagscadeau, brak Amanda Ros meteen door tot de rangen der grote Ierse schrijvers. Barry Pain riep het uit tot het Boek van de Eeuw.    Niet omdat het zo goed was, maar omdat het zo onwaarschijnlijk slecht was.    Met haar alomtegenwoordige alliteratiedrift, haar maniakale voorkeur voor het verkeerde woord op de verkeerde plaats, haar soms onbegrijpelijk kronkelige syntax, maar vooral vanwege de dodelijke ernst waarmee ze schreef, de rotsvaste overtuiging dat het mooi was en allerminst grappig, is ze in kleine kring bekend komen te staan als Slechtste Schrijver Aller Tijden.    Aldous Huxley, Mark Twain en Flann O’Brien wisten haar te waarderen, en de Engelse premier Edward Grey kende hele passages uit zijn hoofd. Ze heeft een kleine maar trouwe schare fanatieke volgelingen, die Amanda Ros-leeswedstrijden organiseren waarbij de voorlezer die het langst zijn lachen k

95 We’re Doing Treasurehuntbirthdayparty-in-the-Woods

Afbeelding
   De laatste aflevering. Van deze serie over zelfvertaalde kindergedichten dan. Ik hoop dehet blog nog even vol te houden. Misschien binnenkort wat minder frequent, want het moet wel werk blijven, en niet afglijden tot hobby.    Een schrijver leest zijn gedichten altijd anders dan anderen. Maar leest feitelijk niet iedereen een gedicht weer anders, en op een heel eigen en particuliere manier?    Misschien moet je zelfvertalingen gewoon beschouwen als ietwat eigenwillige overzettingen. Of je beschouwt ze als helemaal nieuw.    In elk geval – en dat geldt voor álle vertalingen, door wie van wat ook – vertalingen en hun originelen zouden elkaar nooit hoeven te bijten. Immers: een vertaling is ook een tekst, die iets zegt en die op eigen merites beoordeeld wil worden. Net als mensen eigenlijk.    Een vertaling ís een origineel, hoe je het ook wendt of keert. En zou zo beoordeeld moeten worden. Los van het origineel.    De gedichten in Jij met mij zijn eerder verschenen op de website

94 Het vervolgde zeil (Lermontov)

Afbeelding
   Petsjorin vraagt zich af waarom hij de weg niet heeft willen inslaan dien het lot voor hem openstelde, waar stille vreugde hem wachtte en rust voor zijn ziel... In plaats daarvan heeft hij meerdere levens naar de knoppen geholpen. Groesjnitsky is dood, prinses Mary een wrak en op het eind jakkert hij nergens om ook nog een onschuldig paard de dood in. In de laatste lyrische woorden van het boek propre mijmert Petsjorin, in de vertaling van Aleida Schot-Penning, dat voor hem zulks niet is weggelegd, neen! Neen, in dat lot had ik mij niet kunnen schikken. Ik ben als een matroos, geboren en opgegroeid aan boord van een piratenschip. Zijn ziel is vertrouwd met stormen en strijd en, aan land geworpen, kwelt hem de verveling, hoe ook de schaduwrijke bosschen hem lokken, hoe ook de vredige zon voor hem straalt; van den ochtend tot den avond loopt hij door het zand langs den oever, luistert naar het eentonig gefluister der aanrollende golven, en tuurt in de nevelige verten, of daar op de