Posts

Posts uit mei, 2024 tonen

388 Nacht, trottoir – als Hadewijch

Afbeelding
   Het blokse gedicht heeft van zichzelf al iets mystieks – of hebben alle gedichten dat? Een zeker ik-weet-niet-wat-het-is, een vingerwijzing naar buiten de realiteit gelegen gegevenheden binnen jezelf, een bordje ‘niet hier’, een bordje ‘kijk niet’, een uitvraagroepteken waarvan je door de punt een andere eerdere eendere ondere wereld wordt ingetrokken, eerst dankzij en dan ondanks de woorden en hunne betekenis? Het ligt altijd net buiten je bereik en als je denkt dat je het hebt, ben je het kwijt. Uitleg niet alleen overbodig maar zelfs schadelijk: het spreekt alleen tot je als je niet luistert, net zoals je alleen leert van wat mensen (ouders) tegen elkaar en zeggen en niet van wat ze tegen jou zeggen. Ontfocust. Je bewust van het onbewuste, onvoorbereid bereid om verrast te worden. Een vat. Een dwaaltocht, een verkeerde afslag, een donker woud, een toevallende oogleden, een teveel van het tevele, een kun je het nog krommer en onduidelijker zeggen.    Als Hadewijch en de pseudo-H

387 Nacht, trottoir – als pantoum

Afbeelding
   Een pantoum , ook wel pantoem , leren ons de naslagwerken (het Lexicon der poëzie van C. Buddingh’ uit 1977 en de Rijmwijzer van Jaap Bakker uit 1990), is een Maleise versvorm ( pantun ) met een bijzondere vorm van systematische regelherhaling, waardoor een heel hechte, hypnotiserende structuur ontstaat. In een echt pantoum komen de tweede en vierde regel van ieder couplet terug als tweede en derde regel van het volgende couplet, en vanaf het midden in omgekeerde volgorde, zodat de laatste regel dezelfde is als de eerste regel.    Op die manier beschouwd is Bloks oorspronkelijke gedicht van zichzelf al een soort gemankeerd pantoum.    Maar voor deze pantoum baseerde ik me voor de omvorming van Nacht, trottoir op de pseudo-pantoum die Nijhoff maakte met Het lied der dwaze bijen , (op de dbnl staat het hier ), dat zo begint: Een geur van hoger honing verbitterde de bloemen, een geur van hoger honing verdreef ons uit de woning.    Met dezelfde herhalingen op dezelfde plaat

386 Nacht, trottoir – als contravers

Afbeelding
   Mooi, dat Petersburgse decor, de couleur locale van ijzige grachten en de zwarte dagen als winterse tegenhanger van de witte nachten. Maar wie denkt het blokse gedicht het daarvan moet hebben, heeft het mis. Ook het omgekeerde, hei, zinderende hitte en schaapskooi kunnen aanleiding geven tot een flits waarin het nu eeuwig wordt en het nunc stans zich ruimtelijk over de godganse tijd uitbreidt. Kom ik neem je mee naar de rand van de Strabrechtse Hei Alles is schijn, en niets om van versteld te staan Strabrechtse Heide daar kom ik...    Behalve in die Noord-Brabantse adapatie van Strawberry Fields Forever wordt de sfeer van de zoemende insecten en het nietse loom ook erg goed opgeroepen in de dichtbundel Orlam van PJ Harvey, waarover ik eerder schreef in blog 216, hier . Voor mij tenminste, omkleed als het is met herinneringen. Dag. Zandpad. Schaapskooi. Het heden – En licht – verstandig brak en broos. Een tel is alles hier beneden, En weg, voorgoed. Er is niks loos. L

385 Delina Delaney, hoofdstuk III

Afbeelding
   Beautifuller and beautifuller. In hoofdstuk III wordt Delina na haar eerste werkdag als naaistertje op Columba Castle – en a capital little seamstress is het, volgens Lady Gifford – beloond met een gouden halve soeverein, die ze mee naar huis neemt voor haar moeder. Maar ach, van pure zenuwen verliest ze het muntstuk ( it kissed the gutter staat er) als ze gecornerd wordt door Lord Gifford – als ze Lord Gifford tegen de leden loopt vertaal ik, want net als Amanda Ros verboden woorden had, die ze niet netjes vond, broek , benen , wit en dergelijke, kies ik voor haar in het Nederlands het woord lijf , dat ik omzeil met leden . Lord Gifford geeft haar een dubbel zo groot muntstuk, een hele soeverein, en brengt haar thuis. Daar is Delina’s moeder niet blij mee en ze laat het merken ook: de hoger heren moeten zich bij hun eigen stand houden. Lord Gifford neemt afscheid van de weduwe Delaney en vervolgens van Delina, met dezelfde woorden maar met een andere gelaatsuitdrukking en toon

384 Nacht, trottoir – als Constantijn Huygens

Afbeelding
   Constantijn Huygens (sr.) is een van onze grotere grootste dichters maar omdat die gouden tijd van de grotere grootste dichters alweer zo ver van ons vandaan ligt, weten we dat niet.    In 1621 schreef Huygens een verslag over zijn gruwelreis naar het lustoord van de Drost van Muiden, P.C. Hooft, gericht aan mejoffer Tesselschade Visser, getiteld Muydsche Reis . Het gedicht staat in het Spectrum van de Nederlandse Letterkunde , deel 8, ’t Hoge Huis te Muiden, Teksten uit de Muiderkring op blz. 26-29 en is tevens in de oirspronckelyke reghtschryfconst te raetpleeghen op de site van de Leidse universiteit (Leiden University), hier – met vele andere dichtwerken van zyne hant. Het begint met ‘Vochtich Zuyen | Schortt u buyen | Over Muyen | Eenen dach, | Die ik gaeren | Sonder baren, | Stil, en klaer, en | Drooghe sagh.’ Schitterend, recht voor z’n raap, geen poëtische borstklopperijen en uitstekend te begrijpen. Het gedicht telt 136 regels, dus: waar voor je goeie gratis geld en ins

383 Nacht, trottoir – als carnavalskraker

Afbeelding
   Het carnavalslied is een van Neerlands onvolprezen unieke creatieve genres waar velen de neus voor ophalen, maar onterecht. Een goed carnavalslied is van een onweerlegbare, verpletterende, even apodictische als apocalyptische domheid waarvoor je werkelijk niet van gisteren moet zijn en als het even kan vroeg en uitgeslapen moet opstaan.    Wat een pracht! Ik heb unne spijker in munne kop , ik zing het nog regelmatig, net als het epos over iemand die graag een bloemetjesgordijn wilde zijn, of over de ongelukkige die zijn feestneus kwijt is, of over Adam die Eva met de sukerbiet’n voor de kont sloeg . Nietszeggende vulsels als en wat ik zeg is waar (zoals in het lied over een scheet die een donderslag wordt ) vervullen me met grote en diepe dankbaarheid. Er staat een paard in de gang – kun je het beeldender en daarmee poëtischer krijgen? Ja, er staat een paard in de gang, alleen wij zien hem niet...    Vandaar, als eerbetoon aan en rehabilitatie van deze uitstervende versvorm,

382 Nacht, trottoir – verschoven

Afbeelding
   Klassiek OuLiPoliaans is de verschuiving, wat bij Queneau de translation heet ( Exercices de style nr. 68) en door Kousbroek vertaald is als translatie . Niet alleen teksten kunnen een translatie ondergaan, ook heiligen wanneer hun relieken naar een andere plek worden overgeheveld, en bisschoppen als ze worden overgeplaatst naar een ander ambtsgebied.    In Ulysses zit in het Wandering Rocks -hoofdstuk John Howard Parnell een potje te schaken (10.1050-1), en doet op het moment dat wij meekijken met Haines en Buck Mulligan een zet met een van zijn witte lopers, en dat staat er zo: John Howard Parnell translated a white bishop quietly and his grey claw went up again to his forehead whereat it rested.    Wat natuurlijk mooi en grappig gezegd is, en translatorisch een fiks probleem is – een bisschop translateren klinkt toch anders dan een loper verplaatsen . In Ulixes (p. 293) kozen we voor beide woorden een equivalent woord, zodat er in elk geval iets overbleef van de antro

381 Nacht, trottoir – als Menno Wigman

Afbeelding
   Over de zelfverdoemelende dichter Menno Wigman schreef Erik Bindervoet een mooi gedicht in Over het werkelijkheidsgehalte van de werkelijkheid (De Harmonie, 2023), getiteld menno eet een eitje , waarin de schrijver-narrator tijdens een dichterstoernee de neerslachtig en melancholiek voor zich uit kijkende Wigman hoort klagen over onze collega’s. over zijn verstoorde ritme. over de organisatie. over zijn bed. over het weer. hij mag niet meer roken. hij mag niet meer drinken.    En dan beseft de narrator, dat hij hem moet helpen: ik heb een missie. ik heb een taak. ik moet die jongen opvrolijken.    En hij steekt hem een hart onder de riem door hem aan te moedigen een eitje te eten. (Vandaar de titel, in de aantonende en de gebiedende wijs tegelijkertijd.) Misschien – dat is niet helemaal duidelijk – lukt de opbeurmissie wel, want het gedicht eindigt met de regels: dan stapt hij vlug naar buiten en in de vrieskou, onder de poort van de oude watermolen             ste

380 Nacht, trottoir – als ollekebolleke

Afbeelding
   De ollekebolleke is geen uitvinding van Drs. P, maar wel door hem zo in het Nederlands genoemd, beoefend en gepopulariseerd. Het is een van oorsprong Amerikaanse vinding, die de jiggery-pokery , de double dactyl of de higgledy-piggledy heet en de volgende vormkenmerken kent (ik citeer Jaap Bakkers Rijmwijzer want beter kan ik het zelf niet zeggen, al blijft de uitleg, als alle uitleg van spelregels, tamelijk ingewikkeld): Het bestaat uit twee coupletten van vier regels. Elke regel bestaat uit twee dactylen, maar in de vierde en achtste regel ontbreken twee dalingen. Die regels zijn ook de enige die rijmen. De eerste regel is een citaat, uitroep of motto en de zesde regel bestaat uit één zeslettergrepig woord met de hoofdklemtoon op de vierde lettergreep.    Vanwege dat eenlettergrepige, dubbeldactylische woord in de tweenalaatste regel heet de versvorm ollekebolleke . Makkelijk te onthouden. Ook Wikipedia pronkt met een pagina over het vormvaste versfenomeen, hier .    Al