Posts

406 Een borstelige man

Afbeelding
   Een van de redenen dat de Russische kinderpoëzie van de eerste helft van de twintigste eeuw op zo’n onmetelijk hoog niveau stond, was de aanwezigheid van twee onmetelijk getalenteerde kinderdichters en -vertalers, Kornej Tsjoekovski en Samoeïl Marsjak, en de onmetelijke bewondering die ze deelden voor de Engelse nursery rhymes, hun wezen en verschijning.    Wat ze erin aantrok was het oneducatieve ervan, de vrijheid, de muzikaliteit en de unverfroren en schaamteloze onzin die kinderen blij maakt en dorknopers boos.    Met hun vaak geniale vertalingen – Sjaltaj Boltaj bijvoorbeeld, Marsjaks Humpty Dumpty – van de nursery rhymes legden Tsjoekovski en Marsjak de grondlaag waarop een hele generatie frisse en vrolijke kinderdichters kon uitbotten, en zelf schreven ze in die geest ook nog heel wat prachtigs extra.    Soms vertaalden ze een nursery rhyme allebei, There was a crooked man and he walked a crooked mile bijvoorbeeld. There was a crooked man,          And he walked a c

405 Meer griezelen

Afbeelding
   ‘Soms’, merken de Opies op in de griezel-subsectie van de sectie Just for Fun in hun The Lore and Language of Schoolchildren , ‘wordt de spanning van de verhalen opgevoerd door een bijvoegelijk naamwoord veelvuldig te herhalen, zoals oud, oud, of donker, donker.’    Herhaling – ik heb het vaker gezegd – is een van de oerste fenomenen van de poëzie, die van oudsher bedoeld is om te vervoeren en te hypnotiseren. En dat merk je helemaal goed in het griezel-genre, luister en huiver maar. In de oude oude nacht aan de oude oude hemel staat de oude oude maan en de oude oude maan schijnt op een oude oude stad en in die oude oude stad loopt een oude oude straat en aan die oude oude straat staat een oude oude muur en in die oude oude muur zit een oude oude deur met een oude oude tuin en in die oude oude tuin lopen oude oude paadjes naar een oude oude boom en in die oude oude boom zit op een oude oude tak een oude oude raaf en die oude oude raaf met zijn oude oude vleug

404 Griezelen

Afbeelding
   Toen ik Engelse nursery rhymes aan het vertalen was voor En weg was haar neus , heb ik me ook ingelezen in de klassieke studies en verzameling van de Opies, Iona en Peter. Of ingelezen, hun boeken verslond ik. (Hierboven een deel van mijn opitheek.)    Geweldenaren! Alles weten ze over over kinderpoëzie, kinderspelletjes, kinderverhalen, wat er zoal tussen kinderen besproken wordt als er geen volwassenen bij zijn. Ook de vieze versjes die kinderen elkaar doorgeven, die de Opies hadden weggelaten uit The Singing Game en The Lore and Language of Schoolchildren tekende Iona uiteindelijk op na een jaar intensieve studie in hun natuurlijke habitat, de speelplaats op school. The People in the Playground noemde ze het, omdat kinderen zich geen kinderen noemen, maar mensen.    Boeken om in te verdwalen als in een groot en donker bos. Je weet niet half hoeveel rijmpjes, versjes, moppen, verhalen en vaste formules voor van alles je hebt meegekregen van vroeger. En ergens in je hoofd zit

403 De grote kolesee

Afbeelding
   Als je denkt dat je iets zelf bedacht hebt blijkt het vroeg of laat al veel eerder bedacht te zijn, en vaak veel beter. Maar gelukkig hoef je niet alles zelf te bedenken, om diezelfde reden: het is al bedacht, en vaak heel goed.    Fascinerend zijn de klinkklanken in slaapliedjes, aftelversjes, speeldeuntjes, raadselrijmpjes enzovoort. Het wemelt er van de nieuwgevormde woorden, denk alleen al aan iene miene mutte en epompee poedenee poedenassa, aan tikke takke tonen en zagen zagen wiedewiedewagen. Dib dab dobbe Drie poezen in een tobbe Drie poezen in een blik Af ben ik    Er staan er een heleboel in J. van Vlotens Baker- en kinderrijmen , en ook G.J. Boekenoogen heeft zich erover gebogen, al ligt zijn schat aan door de mensen ingezonden sprookjes en versjes nog steeds in het Meertens-instituut op ontsluiting te wachten. Ingele dingele dingele dei Eén pond steken van een bij Twee paar laarzen van een vlo Nog een keer, zei tante Jo! Ingele dingele dingele dei Drie

402 Niet de blauwbilgorgel

Afbeelding
   Wie kent hem niet, de blauwbilgorgel? Zijn vader was een porgel, zijn moeder was een porulan – en daar komen vreemde kind’ren van. Raban! Raban! Raban!    Waarom vond ik dat niet grappig of leuk? Lag het er te dik bovenop, met die drie bedachte nieuwe monsternamen, én blauwbilgorgel, én porgel, én porulan? Was het te gewild, met dat zeggen ‘Daar komen vreemde kind’ren van’? Vulde dat de beleving teveel in? Was het omdat ik er een denigrerende ondertoon, iets lacherigs en uitlacherigs jegens het machtige dierenrijk in proefde, met name de prachtige mandril? Of omdat ik iemand zag die buitengewoon speels uit de hoek wilde komen? Of was het dat mijn eerste reactie als recalcitrant etterbakje op alles nee, nee en nog eens nee was? En is?    Sommige mensen worden nooit ouder dan zestien. Ik ben nooit ouder dan tien geworden, en ik lees alles met de blik van een tienjarige. Of beter gezegd: alles wat ik lees moet de tienjarige in mij ook kunnen aanspreken. En dat doet De blauwbilgorgel

401 A is een knotwilg

Afbeelding
   Maar het kan natuurlijk ook anders. Als je kleine kinderen wil gekmaken – en wie wil dat niet, het bereidt ze in elk geval goed voor op de grotemensenmaatschappij – zijn er nog wel meer abecedaria te bedenken. Een alfabet met telkens hetzelfde woord, bijvoorbeeld: A is een vliegtuig, dat vliegt door de lucht. B is een vliegtuig, dat vliegt boven Vught. C is een vliegtuig, met een neus en een staart. D is een vliegtuig, dat vliegt met een vaart.    En dan kun je er misschien nog een spannend verhaal in verwerken ook over het vliegtuig, dat stort neer op een brug, het vliegtuig, dat komt niet meer terug. Of zo: A is een appel, die groeit aan de tak. B is een appel, wel tien in een zak. C is een appel, zo zuur als maar kan. D is een appel, iets anders dan? E is een appel, ja, geef mij maar friet! F is een appel, friet krijg je niet. etc.    En dan volgt het huiselijke kabaal, de chaos en anarchie, de wederspannigheid en de opstandigheid, de eeuwige strijd van de niets

400 Het alfabet

Afbeelding
   Het alfabet is een onuitputtelijke bron van inspiratie. De letters alleen al! Toen Liza klein was en niet eens kon praten, wilde ik haar meteen maar het alfabet leren. Beter een leervoorsprong dan een leerachterstand, dacht ik, en ik begon met de letter A. Die kon ze snel genoeg nazeggen, dus toen kwam de B. Dat ging ook goed en ik laste een leerpauze in. Eerst deze elementaire lesstof maar eens goed blijven oefenen voor we verder gaan met de C. Niet teveel tegelijk. Het moet wel veilig blijven. En op onze wandelingen met de kinderwagen herhaalden we geduldig maar enthousiast de eerste twee letters van het alfabet.    Maar toen bleek dat Liza die letters helemaal niet als letters opvatte maar als klanken die iets wilden zeggen. Klanken die zij zelf betekenis toekende. Want telkens als ze een hond zag, zei ze A, en telkens als ze een poes zag, zei ze B. Een hond was dus een A en een poes was een B.    Maar zo werkt dat niet, Liza, in de wereld van de school waar je straks naar toe

399 Nacht, trottoir – als De Schoolmeester

Afbeelding
   De onverwoestbare Schoolmeester heeft ook zijn kijk op het Petersburgse gebeuren en hij geeft – noblesse oblige – een adembenemende nieuwe draai aan deze universele kaleidoscoop. In plaats van een metempsychotisch inzicht krijgen we een dreigende daadwerkelijke fysieke reïncarnatie, ín dit leven: wij zijn allen een, ja, wij zijn allen eender, eenden, hazen, dichters, lantarenpalen. _____ Voor bewoners van winterse gebieden is de volgende geschiedenis          (aangezien het middelpunt uit vlieden is          en weggespoeld          en thans op onbekende kusten rondkrioelt) niet bedoeld ofschoon hunliê het lezen nauwlijks te verbieden is. Hoofd- en enig personage: de dichtende ravage, kop tjokvol woordrijke bagage, versificateur van kortsluitende hoogspanningen, frequenteur van disreputabele uitspanningen, chroniqueur van tourmenterende inspanningen, salonprestidigitateur van edelaardige ontspanningen: Blok, Aleksandr in hoogsteigen persoon – dat wil zeggen: ge

398 Nacht, trottoir – als aanplakbiljet

Afbeelding
   Variété Aleksandr Blok – voorheen Grote Zirkus van de H. Geest – presenteert: een van de machtigste krachtigste gedichten uit het ons bekende universum. Komt allen! En laat je buiten jezelf treden, tijd en ruimte verlaten in een melancholiek moment van ultiem inzicht: niets verandert! _____ _____ Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier .

397 Nacht, trottoir – als limerick

Afbeelding
   We betreden gevaarlijk terrein, de zogenaamde plezierdichterij, die vooral bedoeld lijkt om de lezer al het plezier te ontnemen. ‘Knap’ alleen is niet genoeg. Virtuositeit veelal vloekwaardig. Laat de ars de kelere artem krijgen. Ik wil het zicht op wat het is niet benomen zien hebben door de fraaie steigers. Het ene meesterwerk is het andere waard, en het moet niet bij proeven en proefjes blijven. Flauwekul, oké, maar het moet wel serieuze flauwekul zijn, geen slappe.    Maar zie, o wonder, zelfs als limerick blijft het gedicht als gedicht overeind en kan fungeren als luik naar de binnenwereld. Een dichter bekend aan de Nevski Zag ’s nachts een figuur op een jetski.       Hij herkende zichzelf       In de vreemde spuit elf. ‘Toch gek dat ík juist die gek zie.’ _____ Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier .

396 Nacht, trottoir – als dichteren des vaderlands

Afbeelding
   Niet alle dichters des vaderlands lenen zich voor een trottoirnachtse omzetting. Niet alle omzettingen zijn daarom even geslaagd. Enerzijds ligt het aan het wezen van het zogenaamde ‘vrije vers’, dat allerminst vrij is, maar dat voor de spanning wel sterk leunt – bij (gedeeltelijke of gehele) ontstentenis van vaste vorm, rijm, ritme, een beetje bijzondere woordkeus vaak ook – op het verhaal dat verteld wordt. Het moet het van de boodschap hebben, zeg maar, die aansprekend is of interessant genoeg moet zijn – maar of het daarmee geslaagde gedichten oplevert is vraag 2. Ze hebben hetzelfde manco – maar minder in het oog springend, omdat het al zo’n lange traditie is, de vrijverzerij – als rijm- en ritmeloze kindergedichten: je kan ze met geen mogelijkheid uit je hoofd leren, en dat doen kinderen toch het liefste, zich laten hypnotiseren door de klanken, de rijmen, de maat en het metrum. Wat hou je over als je die elementen eruit haalt? Grappige voorvalletjes, filosofisch bedoelde kwi

395 Nacht, trottoir – persconferentieel

Afbeelding
   We gaan hem nog missen, zeggen ze, de Man Die Niets Deed (Behalve Alsof). Ik vraag het me af. Wat ik ons wel toewens, is dat we hem zo snel mogelijk vergeten, en dat als we hem dan bijna vergeten zijn, we het onderstaande fragment van een persconferentie kunnen lezen en ons daarbij amuseren, en lachend kunnen zeggen: ‘Ja, zo was het.’    Want behalve de Man Die Niets Deed (Behalve Alsof) was het ook de Man Die Niets Zei (Maar Deed Alsof).    Wat er zich afspeelde daar, die nacht, op dat trottoir, voor die drogist, onder die lantaren, daar worden we hier niets wijzer van – de simpelste feiten blijven in het ongewisse. Er is een rookgordijn van smoesjes en leugens opgetrokken, ik wilde bijna zeggen van taal, maar om dit volautomatische gewauwel taal te noemen gaat me te ver. Wel duidelijk is dat er iets hardnekkig ontkend moet worden, en waar ontkend wordt, wordt bekend. Meneer legt het er te dik bovenop, dunkt me. Wat de nieuwsgierigheid alleen maar doet toenemen.    Nog meer we

394 Nacht, trottoir – annotatief

Afbeelding
   Het is een vraag waarop literatuurwetenschappers zich al honderden jaren buigen: wordt een gedicht beter als je er meer van weet? Of verpest kennis de perceptie?    De eerste zienswijze heeft veel aanhangers – anders zouden er ook niet zoveel biografieën van schrijvers worden geschreven en gelezen. De tweede weinig. Terwijl die op het eerste oog verreweg het redelijkste is. Waarvoor waartoe waarom waarheen al die achtergrondinformatie? Neem het mee en stik d’rin. Het gaat al mis met die ongezonde nieuwsgierigheid als je te horen krijgt dat een boek dat je las feitelijk door iemand geschreven is. Ik herinner me nog goed wat voor teleurstelling dat was, dat ik dat te weten kwam. Het was gewoon mensenwerk, uit de duimzuigerij, een willekeurige hoeveelheid willekeurige woorden die een onschuldig kind door de strot worden gedouwd. Wat had ik me dan voorgesteld? Dat weet ik niet precies. Iets wat altijd al bestaan had, iets onherroepelijks, iets noodlottigs? Het Woord Zelve? In elk geva

393 Delina Delaney, hoofdstuk IV

Afbeelding
   Delina is weggestuurd van Columba Castle omdat hare Ladyships zoon Lord haar lastigviel en achter de vodden zat – zo ging dat en zo gaat dat, als het manvolk z’n poten niet kan thuishouden moeten de vrouwen het veld ruimen, in plaats van omgekeerd, dat de vrouwen hun poten niet kunnen thuishouden en het manvolk z’n biezen mag pakken.    Maar ook in huize Delaney gaat de zon weer op en dat staat er zo: Sol soon penetrated the muddy mists that buried the land with his regal rays of giant strength, and scattered the vapoury mock of nations into pits of unobserved ether.    ... scattered the vapoury mock of nations : dat zal de nevel wel zijn, maar waarom wordt die mock of nations genoemd? Bespot de mistigheid de landen en volken? Of bespotten de landen en volken de mist? Het kan grammaticaal allebei. Zoeken op tinternet levert weinig op: het lijkt geen vaste frase geweest te zijn, hoewel het wel een paar keer voorkomt. Als ik me heel erg inleef, zou ik kunnen vermoeden dat de mi

392 Nacht, trottoir – als Willem Kloos

Afbeelding
   Willem Kloos, de vier hoog achter zolderkamertjes-poëet par excellence, onder een lekkend dak, met tering onder de leden. Zo leeft hij tenminste in mijn verbeelding, naar aanleiding van zijn ene regel Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten , want waar anders kun je een God in het diepst van je gedachten zijn dan in de allerellendigste allermiserabelste omstandigheden? Als het je enige strohalm is om je aan vast te klampen? Dan maar een God in het diepst van mijn gedachten...     De nacht, de nacht , zong ik, en ik moest denken aan de zee, de zee die in vers XXXV voorklotst in eindeloze deining, en ik ben niet de enige bij wie die regel in eindeloze deining voortklotst in de hersenpan. Ook Kousbroek kwam er niet los van ( O Plas, o Plas klots voort, in golfslag van altijd , in De logologische ruimte ) en Komrij evenmin ( De Plee, de Plee klotst voort in eindeloze deining , in Onherstelbaar verbeterd ) – ik beschouw hun versies als vergeefse duiveluitdrijvingen.    Kloos’