Posts

Posts uit maart, 2023 tonen

266 Late style

Afbeelding
   Jesenins gedicht over het aanstaande verlies van zijn gulden lokken wordt door Anatoli Mariëngof tweemaal aangehaald in zijn ‘onsterfelijke trilogie’.    Beide keren deels.    Het gedicht telt vier strofen van vier regels.    In Roman zonder leugens uit 1927 haalt Mariëngof drie strofen aan. In de latere memoires Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen twee.    In 1997 vertaalde ik de drie strofen in Roman zonder leugens zo: Als in het najaar schalt de uil Over de wegenweidsheid vroeg Ik merk het wel, mijn hoofd wordt kaal Het haar valt voor de najaarsploeg. Het oehoet over veld en steppe, Moeder blauwe esp kijk aan! De haren van je zoon verleppen Op zijn hoofd een sneeuwen maan Zonder loof en zonder vreugd Slechts stergelui is nog te horen Zonder mij zingt straks de jeugd, En doof voor mij zijn oude oren.    Toen ik vorig jaar een tweede druk gereedmaakte dacht ik: niks meer aan doen!    Die voorzichtige houding is door intuïtie en ervaring ingegeven. Nie

265 Oorwurmen uitdrijven: Het voorteken

Afbeelding
Als de raaf in ’t luchtruim krast, Komt er oorlog, dat staat vast. Laat je ’m vliegen in het rond, Laat je ’m vliegen in het rond, Dan moet iedereen naar het front. Wie geen oorlog heeft gevraagd, Maakt een einde aan de raaf. Voor een einde aan de raaf, Voor een einde aan de raaf, Maak je je geweer schietklaar. Met het schietklare geweer Wil ieder dadelijk in de weer. Heb je ’t eerste schot gehad, Heb je ’t eerste schot gehad, Dan vindt de kogel wel een gat. Maakt niet uit op wie of waar, Niemand wordt door hem gespaard, Noch de ander noch elkaar, Noch de ander noch elkaar, Dood is dood en daarmee klaar. Dood is dood en daarmee klaar, Allemaal liggen we daar, Allemaal liggen we daar, Alleen de raaf blijft over dan, En niemand die hem schieten kan... _____    Verwijzingen. Van Boelat Okoedzjava uit 1985. Hier zingt Okoedzjava het zelf, en ook hier . Boris Grebentsjikov heeft het ook op zijn repertoire, hier , en hij zingt het vanuit zijn vrijwillige ba

264 Puntje puntje puntje...

Afbeelding
   In compromis acht vlijt Evi, een jonge provinciale Estse journaliste in de dop, zich tegen de hoofdstedelijke journalist-verteller aan, en zegt in steenkolenrussisch: – Ik heb jouw artikelen veel gelezen. Heel veel grappigs. En heel vaak veel puntjes in... Hele tijd veel puntjes in... Ik wil graag in Tallinn werken. Hier is een hele kleine krant...    Dat had Evi goed gezien, dat van de vele puntjes. (Ook van het vele grappigs trouwens...) Dovlatov schrijft met veel puntjes...    Ook in Compromis komen ze veel voor. In dit achtste compromis – ik heb wetenschappelijk onderzoek gedaan, dat wil zeggen geteld – zijn het er exact 264...    Dat is zeven beletseltekens per bladzijde, gemiddeld...    Je kan het gerust een stijlkenmerk noemen.    En wat doen we als vertaler met stijlkenmerken?    Juist. Overboord zetten.    Nee, pardon. Afzwakken.    Nee, ook niet.    In stand houden! Aanzetten! Ze de volle glorie van het anderstalige daglicht geven natuurlijk!    Dus niet zoa

263 De poedels van Marsjak

Afbeelding
   De versie van De poedel die meestal in de Verzamelde Werken wordt afgedrukt, is een versie uit 1931. Dat vermeldde ik ook in Bij mij op de maan . Maar andere uitgaven – van hetzelfde boekje – hebben andere strofen, en andere tekeningen, hoewel nog steeds in de stijl van die eerste uitgave.    In de Sovjet-Unie werden allengs de doctrinaire eisen strenger. Ook voor kinderen moest socialistisch-realistisch worden getekend. Van veel kinderboeken verschenen hertekende versies. En vaak na een paar jaar opnieuw hertekende.    Lebedev zou De poedel nog minstens drie keer heel anders illustreren. In zwartwit voor een groter formaat-uitgave en met kleinere tekeningen voor verschillende Verzamelde Werken . En in de jaren dertig in kleur in de toen heersende stijl:    Met die illustraties wordt De poedel nog steeds uitgegeven, en helaas niet meer met de oorspronkelijke, veel leukere illustraties uit 1927.    Van 1927 tot 1934 tel ik vier of vijf aparte edities van die oorspronkelijke u

262 De poedel van Marsjak

Afbeelding
   Marsjak schreef dit sprookje (zoals lange gedichten in Rusland heten) als vertaling van de Engelse nursery rhyme over The Comic Adventures of Old Mother Hubbard and Her Dog (zie vorige blog).    Marsjak hoort met Tsjoekovski tot de bekendste vertalers van Engelse nursery rhymes in het Russisch. Of eigenlijk onbekendste. Hun vertalingen zijn in het collectieve bewustzijn doorgedrongen. Ze horen inmiddels bij de oorspronkelijke Russische folklore, de oerteksten. En folkloristische teksten (liedjes, versjes) zijn niet geschreven. Ze zijn gegroeid als gewassen op het veld. Dat iemand ze heeft geschreven is bijna onbestaanbaar. Laat staan dat iemand ze heeft vertaald.    Het absurdisme dat de Engelsen via de nursery rhymes krijgen ingegoten, krijgen de Russen dus ook al een eeuw lang mee. Maar waar het voor de Engelsen Kurzweil is, is het voor de Russen dagelijkse realiteit. Misschien dat de rijmpjes daarom zo aansloegen en aanslaan.    Marsjak heeft zijn vertalingen van nursery

261 De komische avonturen van grootmoeder Helder en haar hond

Afbeelding
    The Comic Adventures of Old Mother Hubbard and Her Dog verscheen in Engeland in 1805 en heette geschreven te zijn door Sarah Catherine Martin. In feite had zij het vrijwel helemaal overgeschreven van het twee jaar oudere verhaal over Old Dame Trot and her Comical Cat van T. Evans, dat helaas geen klassieker is geworden, al zijn acht regeltjes wel in de kinderfolklore overgegaan als Dame Trot and her Cat . Old Mother Hubbard sloeg in als een bom, en in 1830 verscheen het, met dezelfde zestien kopergravures, tegelijkertijd in Duitsland en Frankrijk, als de Unterhaltende Geschichte der Madame Kickebusch und ihres Hundes Azor en de Aventures plaisantes de Madame Gaudichon et de son chien .    (De meeste informatie in dit stuk ontleen ik aan het artikel ‘Moeder Hubbard en haar wonderhond in Holland’ van P.J. Buijnsters & L. Buijnsters-Smets.)    De sage werd ook in Nederland opgepikt en verschillende keren vertaald, of liever gezegd bewerkt en uitgewalst. De eerste bewerkin

260 De jonkvrouw van 1832 en 1842 (slot)

Afbeelding
   Een laatste wijde blik. De Engelse versies heb ik naast elkaar gelegd in blog 248, hier , en gecloseread in blog 249, hier .    De conclusies blijven voor de Nederlandse versies ook overeind. De vreemde dingen uit 1832 blijken helemaal niet zo te storen, eerder integendeel. De gewrochte vergelijking met de zeezwanen in het vierde deel komt ook in vertaling wonderlijk wonderbaarlijk over. En de slotwoorden waar Mill zo over viel in 1832 blijven raadselachtiger en daarmee indringender en beklijvender dan de laconieke ‘ze heeft best een lief gezicht’-afmaker uit 1842.    Het staat iedereen vrij om er anders over te denken natuurlijk.    Dit was het einde van de achtdelige serie over Tennysons gedicht. Via het cumulatieve en doorlopend bijgewerkte register van blog 241, hier , kunnen de vorige afleveringen eenvoudig worden opgezocht.    Alle de sfeer schitterend vangende illustraties zijn van Elena Pereverzeva.

259 De jonkvrouw van 1842

Afbeelding
_____    Verwijzingen. Eerdere afleveringen over de jonkvrouw: blog 237 Als zieners spreken , 240 De Donna di Scalotta , en 244 Vragen, vergezichten en diepe afgronden , 248 The Lady of Shalott van 1832 en 1842 , 249 De twee jonkvrouwen en 253 De jonkvrouw van 1832 . Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier .

258 Aan de critici

Afbeelding
   Het boek is er! In al zijn gedrukte glorie! In verneukeratief snoeperig roze gekaft, en de titel omlijst met een van de vele diepe en voortreffelijk gestelde wijsheden waarvan het wemelt in dit aangrijpend avontuur van aristocratische brutiteiten, verraad, vergelding en een ellendig einde. Het leven wordt maar al te vaak ontdaan van zijn aangenaamheid door de treden van valse veronderstelling, die het ware pad van levenslang geluk verstoren dat geplaveid zou moeten zijn met principe, peis, piëteit en puurheid.    Hoe waar!    Voilà dan, de eerste en enige vertaling van een werk van deze ‘Slechtste Schrijver Aller Tijden’ in welk taalgebied dan ook.    Het boek is meteen uitgewaaierd over de wereld en op de bus gegaan naar Dublin, Ontario en Zürich, naar respectievelijk de hooggeleerde professor Sam Slote, de hooggeleerde professor Tim Conley en de grote Joyceaan Fritz Senn, die mij alledrie zeer grote diensten hebben bewezen. Sam en Tim, bewonderaars van haar werk, door mij va