Posts

Posts uit augustus, 2023 tonen

310 Barmalee (Tsjoekovski)

Afbeelding
_____ Barmalee (Бармалей), geschreven door Kornej Tsjoekovski en geïllustreerd door Mstislav Doboezjinski. Bovenstaande gephotoshopte Nederlandse uitgave volgt de eerste Russische uit 1925, gescand op www.barius.ru/biblioteka/book/16. Het bibliotheekboek vertoont de gebruikelijke verblijfssporen: scheuren, vouwen, vlekken als gevolg van bepoteling, vocht, roest, etensresten, huidresten, huisdierhaar, microscopisch ongedierte, angstzweet, tranen, speeksel en andere secreties, zware metalen, radioactief afval, sporen van huiselijk geweld en zilvervisjes, naast de onvermijdelijke aantasting door molm, stempels en cijfers (al dan niet doorgehaald) en ten slotte een achterop aangebracht insteekmapje voor het uitleenfiche. Heel authentiek, reden waarom ik alles precies zo heb gelaten als het was. (Ik koop trouwens ook liever zwaar misbruikte tweedehandsboeken dan die spiksplinternieuwe waar antiquairs tegenwoordig alleen maar interesse in hebben als je ze wil verpatsen. Waar zijn d

309 Jan Klaassen, de Nederlandse Petroesjka (1)

Afbeelding
   Jan Klaassen: over de naam is al menig houten kop gerold. De enen zeggen dat het de trompetter van stadhouder Willem II was, die zijn vrolijke en al te irreverentieuze avonturen met zijn vrouw Katrijn in de poppenkast opvoerde. Ze kwamen uit de Amsterdamse Jordaan, Jan oorspronkelijk uit de Anjeliersstraat (nr. 36) en Katrijn uit de parallelle Tuinstraat [1] en hun ruzies waren legendarisch. De anderen wijzen naar het geruchtmakende opschudding verwekkende toneelstuk Jan Klaesz of de gewaende Dienstmaegt van Thomas Asselijn uit 1682, waarin Doopsgezinden (‘Dompelaers’) als ‘Fijnen’ en ‘Kwakers’ belachelijk worden gemaakt. Ophef. Rumoer. Het stuk werd verboden. Asselijn bracht het in druk uit, waarna het pamfletten en schotschriften regende met Jan Klaesz, ‘dien looze fielt’ [2] in de hoofdrol. Vandaar dus. De asselijnse Jan is weliswaar geen bocheljoen maar wel ‘een deugniet en rinkelrooier’ en ‘een hoogst onzedelijk sujet’. [3] Een derde verklaarder – de verbeeldingskrachtige

308 De zaak Emil/Michiel

Afbeelding
   Het is een hele ouwe koe die ik hiermee uit de sloot haal, en een niet-actuele koe ook nog. Want sinds 2014 heet onze Michiel van de Hazelhoeve geen Michiel meer maar Emiel, wat toch betrachtelijk dichter bij het Zweedse Emil ligt dan Michiel.    Maar daarvoor, in het lange tijdvak 1967-2014 heette de vrolijke jongen van Astrid Lindgren wel degelijk Michiel, en hij is er 47 mee geworden.    Waarom, waarom, vraag je je de haren uit mijn hoofd trekkend af, zou je de namen van handelende personages in boeken veranderen? En dan helemaal, vraag ik me vervolgens de haren uit jouw hoofd trekkend af, als het zulke simpele namen zijn als Emil er een is? Hoe heeft Rita Törnqvist-Verschuur dat sowieso ooit bedacht gekregen?    In het kader van het doorlopend fundamenteel vertaliaans onderzoek kwam ik een tijdje geleden een boek tegen dat Vertalen vertolkt, Verhalen over vertalen heet , uitgegeven in 1976 door het Nederlands genootschap voor vertalers (zou dat nog bestaan? Of is het uitgeno

307 Kut en shit

Afbeelding
   Mij bereikte het verzoek – vanuit Russell Square, waar op nummer 24 ten burele van Faber & Faber T.S. Eliot ooit Finnegans Wake het fonds binnenhaalde – of ik het verschil tussen kut en shit wilde uitleggen. Waarom zijn de gedichten van Anna Enquist, zoals de titel luidt van het onsterfelijke pamflet van Erik Bindervoet en mij, shitgedichten en geen kutgedichten ? Wat is het subtiele onderscheid?    Dat wilde ik graag. Vloeken en schelden is ook een kunst en schuttingtaal is een register dat nauw luistert. Allereerst moet ik zeggen dat de gedichten van Anna Enquist behalve shitgedichten óók kutgedichten zijn, want zo worden ze binnenin het pamflet, dat zoveel generaties geleden nogal wat stof deed opwaaien, ook en met recht genoemd, exemplarische kutgedichten heten ze daar zelfs – exemplarisch omdat iedere kutgedichtenschrijver er een voorbeeld aan kan nemen en omdat wij erover gestruikeld waren en ze dan maar meteen lieten dienen als voorbeeldige voorbeelden.    Maar

306 De verpieterde, verpeuterde, verkleuterde IJscokar

Afbeelding
   O nee hè! Ditmaal is het verhaal echt helemaal naar de haaien gegaan! Tot nu toe hadden we relatief lichte maar lelijke ingrepen, aanpassingen om het verhaal te stroomlijnen, voor wie er prijs op stelde (ik niet). Maar nu, in 1957, besluit Marsjak om de hele satirische insteek te laten vallen en er helemaal een kleuterverhaaltje van te maken. Het blijkt vanuit een kinderperspectief geschreven en begint met twee regels die zeggen, verletterlijkt: ‘Wij wonen op de datsja. Het is een hete dag.’ En dan komt de ijscoman over straat, en die brult niet langer (bij mij: ‘roept dat iedereen het hoort’) maar hij zingt . En hij zingt enkel: ‘uitstekend bosaardbeienijs!..’ Vervolgens gaan ‘wij, kinderen’ hem achterna (lief zijn ze, ze zeggen niet blijf staan) en als hij stilstaat geeft de goedijscoman ze ijs (van betalen is geen sprake) en dan ‘zitten we een heel uur te smikkelen en likken we steeds een klein beetje van het randje.’ Je struikelt over de verkleinvormen. En zo gaat het door. Vo

305 De herschreven en hertekende IJscokar

Afbeelding
   Een uitgave is ook maar een tussenstand. Voor schrijvers, tekenaars en vertalers is nooit iets helemaal af, ga het ze maar vragen, ook in hun kist.    De Radoega-uitgaven van 1925 en 1929 hebben we gezien, met een veranderd einde in de derde editie. Volgde een editie die ik niet heb, in een bijlage bij de Jozj uit 1929 uit een bundeling van verhalen van Marsjak met nieuwe, zwartwit-tekeningen van Lebedev, Vesiolyj tsjas , Het vrolijke uur , waarvan ik een paar tekeningen heb gevonden (zie hieronder, met een eerste schets voor de dikzak), maar of de tekst is veranderd weet ik niet.    In 1941 volgde een editie, getekend door Vladimir Konasjevitsj. En what do you know, het zal ook niet, je kon erop wachten – ook aan die tekst is weer een en ander geprutst. De aangeprezen soorten ijs hebben gezelschap gekregen van ananasijs – was dat er plotseling in 1941? Als de dikzak – geen dikke bourgeois meer, maar een onbestemde vetprop in hemdsmouwen – zegt dat het zijn naamdag is, zegt de

304 De IJsco van Dworson en Hess-Binger

Afbeelding
   De eerste tentoonstelling van Sovjet-kinderboeken in het Westen was in 1929 van 21 april to 13 mei te zien in het Stedelijk Museum, ‘Grafiek en boekkunst uit de Sovjet-Unie’ met honderdvijftig exponaten. ‘Prachtig,’ was het eensluidend meestgehoorde oordeel, en de eensluidende meestgehoorde verzuchting was: ‘Maar wat jammer dat we er geen pest van begrijpen.’ Vervolgens werden er door Servire in een humanitaire daad van gerechtigheid tussen eind 1929 en eind 1930 een aantal boekjes op de markt geslingerd – de eerste vertalingen in het Westen van Sovjet-Russische prentenboeken – een luttel achttal maar, waar je je tegenwoordig blauw voor betaalt. Een daarvan is IJsco , zoals het in de vertaling van Ljoeba Dworson en Eliza Hess-Binger heet.    Dit is hun vertaling van de tekst uit 1929, die iets anders eindigt dan de tekst uit 1925 die ik vertaalde: Hoor, hoe knirs! – knars! op de maat Daar een ijscowagen gaat. ’n Oude man rijdt hem vooruit, Door de straten schreeuwt hij luid:

303 IJscokar (Samoeïl Marsjak)

Afbeelding
______    Een van de bekendste, beroemdste, geliefdste kinderprentenboeken uit de jaren twintig, een van de boeken waarop de wereldwijde reputatie van het Sovjet-kinderboek is gegrondvest. De constructivistische tekeningen van Vladimir Lebedev (1891-1967) zijn vaak nagevolgd maar nooit geëvenaard. IJscokar heet in het Russisch Morozjenoje , wat (room)ijs betekent en een hele mondvol is. Ik vond IJs een wat te kale titel en Roomijs stom. Ook IJsjes of De ijscoventer vermochten mij niet te bekoren. IJsco kwam me een tikkeltje ouderwets over. Al helemaal niet wilde ik denken aan een heel andere titel, die bijvoorbeeld betrekking zou kunnen hebben op de dikke bourgeois, de hoofdpersoon, zoals IJs voor Bolle Gijs of De levende sneeuwpop of IJspret in de zomer of De vreselijke verijzing (of beter dan verijzenis ). Ik kwam uit op IJscokar , een titel met net wat meer beet dan IJs en met dat ijsco erin aangenaam ouderwets maar toch ook hedendaags in de oren klinkend. En, bi

302 Geografische onoplosbaarheden

Afbeelding
   Tot de hoofdkrabbende realia in kindergedichten horen ook de geografische bijzonderheden mochten die erin voorkomen. Wat doe je met Piccadilly Circus? Wat doe je met het Rode Plein? Vooral als die locaties niet het belangrijkste zijn in het gedicht maar er staan voor het broodnodige contact met de werkelijkheid.    Laten staan, zodat het gedicht exotischer wordt dan het oorspronkelijk was? Veranderen in locaties van bij ons, zodat het lijkt of het zich hier afspeelt? Of wegmoffelen, zodat het gedicht inboet aan realiteitsgehalte?    Deze kwestie kan alleen maar dogmatisch, ex cathedra worden opgelost, door de enige vertaalwet waarvoor wij deemoedig ons hoofd moeten buigen – en die wet luidt: dat hangt ervan af. Dat zul je telkens opnieuw helemaal zelf ad hoc moeten uitpuzzelen. Soms dit, soms dat, en soms iets anders.    Het origineel van Wat een warhoofd speelt zich in Leningrad af. De straat waar hij woont heet de Oelitsa Bassejnaja. Nou is het in grotemensenboeken al de vraa