501 Oude witte man
Het moest er een keer van komen, gezien mijn leeftijd, huidskleur en geslacht, en nu is het gebeurd. Ik ben officieel een oude witte man genoemd – geloof ik tenminste, want helemaal duidelijk is het niet. Ik word namelijk in een opiniërende terzijde op het literaire juice-weblog (ook voor lijstjes) Tzum op één hoop gegooid met mensen die zich keerden tegen de vernieuwde Canon van de Nederlandstalige Literatuur – een traditie die zich zo eens in de vijf jaar voordoet.
En waar ik me stom genoeg mee bemoeide. Het was in een comment op een verzuchtend stuk (op neerlandistiek) over de Werdegang van de Canon, het verdwijnen van de ene boeken en het verschijnen van de andere. Dus ik dacht, laat ik Luc Devoldere eens een hart onder de riem steken en zeggen dat hij zich niet sappel moet maken, want wat stelt een canon nou helemaal voor en helemaal een voortdurend veranderende canon, en ik schreef (de enigszins wijdlopige bewoordingen komen omdat ik momenteel Infinite Jest van David Foster Wallace vertaal en wie met pek omgaat wordt ermee besmet):
Waarom heet het dan nog een canon, nietwaar. Het zou iets moeten heten als Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie.
Want ja toch, laten we elkaar geen mietje noemen, elke Canon is in feite een lijst Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. Je weet zelf toch donders goed wat je eigen favoriete boeken zijn? Een zogenaamde canon, met grote c of kleine c, is er louter en alleen voor het onderwijs. En daar is natuurlijk niets mis mee, maar, om met Spike Milligan te spreken, onderwijs is niet alles. (Het is bijvoorbeeld geen olifant.) Volgende ding dat ik weet, staat mijn comment op Tzum geciteerd, alle copyrightregels met voeten tredend en aan de laars lappend, als gemaakt door “Robbert-Jan Henkes (1962)” in het item ‘Nieuws: Oude, witte mannen niet blij met de nieuwe canon van KANTL”, op Tzum. Krijg nou oudewittemannentietjes! Terwijl die hele canon, idee, wezen en verschijning, me gestolen kan worden! En ik me alleen maar afvroeg of een Canon nog wel een Canon mag heten als hij zo snel verandert. Wat er in staat interesseert me niet. De Canon is voor mij hoogstens een antwoord op de vraag ‘Welke 50+1 boeken vindt u momenteel het meest overschat in de Nederlandstalige literatuur?’
Maar goed, dat had ik dan beter (duidelijker) moeten opschrijven in mijn comment, in plaats van te beginnen met ‘Waarom heet het dan nog een canon, nietwaar.’ Want dan ga je denken dat het fenomeen mij aan het hart gaat. Dat ik vierkant achter een statische en blijvende en minder snel veranderende canon sta. Nee, meneer. Waar ik wel achter sta, is dat dingen bij hun naam genoemd worden, en dat een Canon Canon heet en een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. En dat als die twee hetzelfde zijn, dat je beter kan kiezen voor het Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie dan voor het wel erg gewichtige Canon. Plus ik heb daar nog een argument voor. Waarvoor ik even een nieuwe alinea nodig heb. (Ik dacht dat dit een stukje van drie regels zou worden, het loopt helemaal uit de klauw.)
‘Canon’ – is er een autoritairder, non-inclusiever begrip denkbaar? Natuurlijk kunnen we het begrip ‘Canon’ met een korreltje zout nemen, zoals we dat met ‘Dichter des Vaderlands’ ook kunnen en lange tijd deden, maar de tongincheekerigheid van ‘Dichter des Vaderlands’ werd niet meer begrepen en daarom moest het ‘instituut’ (een ‘instituut’! een grapje was het!) veranderen in het looiige en wel heel serieuze ‘Dichter der Nederlanden’ terwijl ‘de Canon van de Nederlandstalige Literatuur’ gewoon ‘de Canon van de Nederlandstalige Literatuur’ mag blijven heten, terwijl het niets anders is dan een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. Noem het dan ook zo! (Zou ik zeggen.)
Enfin, ik had mooi praten, en natuurlijk alle gelijk van de wereld, maar het leed was geschied. Ik was een oude witte man genoemd. En ik moet zeggen, als het over iemand anders wordt gezegd voelt het toch anders dan als je het zelf toegevoegd krijgt. Als ik het las over anderen dacht ik altijd, flauw, maar goed, oké, dat iedereen nopens vanuit een eigen achtergrond praat, goed dat er aandacht aan besteed wordt. Maar nu ik het zelf naar mijn hoofd geslingerd krijg is mijn eerste reactie er een van verbazing: is een oude witte man zijn dan een argument? En sterker nog, is het, zoals het steevast gebracht wordt, een afdoend argument? Degenen die anderen zo noemen schijnen te denken van wel. Het is in elk geval een argument waar geen weerwoord op is – wat nogal wiedes is, want het is geen argument. Lekker makkelijk, primitief en ook vreselijk kinderachtig en jijbakkerig (Nee, gij dan!), en ik vroeg me af: hoe zijn we in deze vreselijk kinderachtige modus terechtgekomen? Dat alles wat je zegt slechts beoordeeld wordt op wie je bent dat je het zegt? Waar en wanneer zijn we begonnen met dat vingerwijzen? Is het begonnen toen ooit iemand terloops ‘Okay, boomer’ liet vallen? Eigenlijk zou ik het aan Marc Kregting moeten vragen, die is veel beter in veranderingen aanvoelen, documenteren en zich verbazen, op zijn weblog De Honingpot. ‘Okay, boomer’ was leuk toen, herinner ik me, want het schoffeerde en snoerde effectief de mond van een vervelend iemand. Maar als iedereen het gaat doen en het nog ernstig meent ook is de lol er snel af.
Oké, ik ben een oude witte man. Maar weet, dierbaar nageslacht, dat oude witte mannen niet uitsterven, ze worden opgevolgd door andere nieuwe verse oude witte mannen en die door weer andere nieuwe verse oude witte mannen. Dus wees gewaarschuwd!
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
En waar ik me stom genoeg mee bemoeide. Het was in een comment op een verzuchtend stuk (op neerlandistiek) over de Werdegang van de Canon, het verdwijnen van de ene boeken en het verschijnen van de andere. Dus ik dacht, laat ik Luc Devoldere eens een hart onder de riem steken en zeggen dat hij zich niet sappel moet maken, want wat stelt een canon nou helemaal voor en helemaal een voortdurend veranderende canon, en ik schreef (de enigszins wijdlopige bewoordingen komen omdat ik momenteel Infinite Jest van David Foster Wallace vertaal en wie met pek omgaat wordt ermee besmet):
Waarom heet het dan nog een canon, nietwaar. Het zou iets moeten heten als Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie.
Want ja toch, laten we elkaar geen mietje noemen, elke Canon is in feite een lijst Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. Je weet zelf toch donders goed wat je eigen favoriete boeken zijn? Een zogenaamde canon, met grote c of kleine c, is er louter en alleen voor het onderwijs. En daar is natuurlijk niets mis mee, maar, om met Spike Milligan te spreken, onderwijs is niet alles. (Het is bijvoorbeeld geen olifant.) Volgende ding dat ik weet, staat mijn comment op Tzum geciteerd, alle copyrightregels met voeten tredend en aan de laars lappend, als gemaakt door “Robbert-Jan Henkes (1962)” in het item ‘Nieuws: Oude, witte mannen niet blij met de nieuwe canon van KANTL”, op Tzum. Krijg nou oudewittemannentietjes! Terwijl die hele canon, idee, wezen en verschijning, me gestolen kan worden! En ik me alleen maar afvroeg of een Canon nog wel een Canon mag heten als hij zo snel verandert. Wat er in staat interesseert me niet. De Canon is voor mij hoogstens een antwoord op de vraag ‘Welke 50+1 boeken vindt u momenteel het meest overschat in de Nederlandstalige literatuur?’
Maar goed, dat had ik dan beter (duidelijker) moeten opschrijven in mijn comment, in plaats van te beginnen met ‘Waarom heet het dan nog een canon, nietwaar.’ Want dan ga je denken dat het fenomeen mij aan het hart gaat. Dat ik vierkant achter een statische en blijvende en minder snel veranderende canon sta. Nee, meneer. Waar ik wel achter sta, is dat dingen bij hun naam genoemd worden, en dat een Canon Canon heet en een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. En dat als die twee hetzelfde zijn, dat je beter kan kiezen voor het Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie dan voor het wel erg gewichtige Canon. Plus ik heb daar nog een argument voor. Waarvoor ik even een nieuwe alinea nodig heb. (Ik dacht dat dit een stukje van drie regels zou worden, het loopt helemaal uit de klauw.)
‘Canon’ – is er een autoritairder, non-inclusiever begrip denkbaar? Natuurlijk kunnen we het begrip ‘Canon’ met een korreltje zout nemen, zoals we dat met ‘Dichter des Vaderlands’ ook kunnen en lange tijd deden, maar de tongincheekerigheid van ‘Dichter des Vaderlands’ werd niet meer begrepen en daarom moest het ‘instituut’ (een ‘instituut’! een grapje was het!) veranderen in het looiige en wel heel serieuze ‘Dichter der Nederlanden’ terwijl ‘de Canon van de Nederlandstalige Literatuur’ gewoon ‘de Canon van de Nederlandstalige Literatuur’ mag blijven heten, terwijl het niets anders is dan een Lijstje Leuke Ideetjes voor de Klas om te Grasduinen in oude Literatuur voor Als je het Zelf Even niet Weet, Leraren-Editie. Noem het dan ook zo! (Zou ik zeggen.)
Enfin, ik had mooi praten, en natuurlijk alle gelijk van de wereld, maar het leed was geschied. Ik was een oude witte man genoemd. En ik moet zeggen, als het over iemand anders wordt gezegd voelt het toch anders dan als je het zelf toegevoegd krijgt. Als ik het las over anderen dacht ik altijd, flauw, maar goed, oké, dat iedereen nopens vanuit een eigen achtergrond praat, goed dat er aandacht aan besteed wordt. Maar nu ik het zelf naar mijn hoofd geslingerd krijg is mijn eerste reactie er een van verbazing: is een oude witte man zijn dan een argument? En sterker nog, is het, zoals het steevast gebracht wordt, een afdoend argument? Degenen die anderen zo noemen schijnen te denken van wel. Het is in elk geval een argument waar geen weerwoord op is – wat nogal wiedes is, want het is geen argument. Lekker makkelijk, primitief en ook vreselijk kinderachtig en jijbakkerig (Nee, gij dan!), en ik vroeg me af: hoe zijn we in deze vreselijk kinderachtige modus terechtgekomen? Dat alles wat je zegt slechts beoordeeld wordt op wie je bent dat je het zegt? Waar en wanneer zijn we begonnen met dat vingerwijzen? Is het begonnen toen ooit iemand terloops ‘Okay, boomer’ liet vallen? Eigenlijk zou ik het aan Marc Kregting moeten vragen, die is veel beter in veranderingen aanvoelen, documenteren en zich verbazen, op zijn weblog De Honingpot. ‘Okay, boomer’ was leuk toen, herinner ik me, want het schoffeerde en snoerde effectief de mond van een vervelend iemand. Maar als iedereen het gaat doen en het nog ernstig meent ook is de lol er snel af.
Oké, ik ben een oude witte man. Maar weet, dierbaar nageslacht, dat oude witte mannen niet uitsterven, ze worden opgevolgd door andere nieuwe verse oude witte mannen en die door weer andere nieuwe verse oude witte mannen. Dus wees gewaarschuwd!
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
'Plus ik heb daar nog een argument voor. Waarvoor ik even een nieuwe alinea nodig heb. (Ik dacht dat dit een stukje van drie regels zou worden, het loopt helemaal uit de klauw.)'
BeantwoordenVerwijderen(Maar leuk is dat wel)
En ik vind dat er wel meer aandacht mag zijn (of komem) voor dichtbundels in de canon.