Elke zoveel tijd een vertaalvraagstuk uit de praktijk, door Robbert-Jan Henkes [rjhenkes apestaartje xs4all punt nl].
Volgen? Ontvolgen? Op de hoogte gehouden worden of juist niet? Schrijf me een mailtje!
533 Teruggevonden
– Ik wist het wel! Daar zitten ze!
– Het blijven lastpakken, ouders.
_____
Uit het Женскии журнал (Vrouwenblad), № 9, 1930, in het togdazine, hier. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.
Ze waren zwaarder dan gedacht, de kloten van de admiraal, maar in de kombuis werden ze verwacht voor ’t grote kerstfeestmaal _____ Uit het togdazine, hier . Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345 .
Na de Rémy Martin en de Amaretto had de boortoren zelf een verrassing in petto: in strijd met de wetten der fysica spoot hij geen olie maar kerstchocola en zong ook nog een moppie uit Rigoletto. _____ Bron: togdazine . Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345 .
Met name de slotfiguur van de tango tussen hert en beer was zo geslaagd, zo puur natuur dat de jury riep om meer! meer! meer! _____ Bron: togdazine . Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345 .
_____ [wat voorafging: Bij vertalen horen, in de woorden van legendarische tovenaar-vertaler Pé Hawinkels, ‘bepaalde vormen van enthousiasme’ waardoor je wel eens van de letter afwijkt om de geest te vangen. Is Infinite Jest van zulk hout gesneden dat het ongrammaticale woorden duldt en zelfs aanmoedigt, in vertaling?] _____ Ik waag het erop, het woord vandaags onderbrengen in Eindeloos vertier – zoals het nu gaat heten, het denken over de titel heeft me zo’n half jaar gekost, en het is niet mijn eerste keus, wat het nu geworden is, Eindeloos vertier , ik was zelf uiteindelijk uitgekomen op Grenzeloze grol , wat de uitgever, denk ik, toch niet serieus genoeg vond, alsof ik het boek niet ernstig nam en het boek niet ernstig genomen hoefde te worden – wat natuurlijk helemaal de bedoeling niet was van die titel, het is een mooie alliteratie ten eerste, die Infinite Jest ook is, als je Jest met een hoofdletter I schrijft zoals dan kon in tijden van weleer en va...
Terugkoppelend van Agnia Barto’s Beertje , een lief kapot beertje heb ik altijd een mooi idee gevonden, en toen in mijn hoofd opeens Rekje langskwam, was ik daar heel blij mee. Alleen is Rekje geen lief beertje maar een beetje een vervelend beertje, omdat Rekje het beertje was van een heel vervelend meisje. En zo baasje zo speelgoedbeest. Een onaangename hoofdpersoon, een rotzak als held, dat zie je niet zo vaak. ( Iznogoedh is er een.) Het gedicht bewijst dat niet alleen huis- maar ook pluche speelgoeddieren heel erg op hun baasjes gaan lijken. Jonkbeer Fietsenrek van Basisschool De Bergerhof oftewel Rekje 1 Rekje ging uit wandelen, in z’n eentje in het bos. Rekje hinkelde een beetje, want zijn ene been zat los. Daarom liep hij niet zo vlug, maar altijd kwam hij toch weer terug, met paddestoelen in zijn mandje, en een bloempje in zijn pet, en dan gaf ik hem een handje: ‘Dank...
Infinite Jest , de titel van het luchtige niemendalletje van David Foster Wallace, hoe vertaal je die? (Over het dat misschien een andere keer.) Het is natuurlijk een quote unquote uit het bekendste toneelstuk aller tijden op het (anonieme) Drama des Levens na, uitgesproken als de hoofdpersoon op zijn speurtocht naar de dader(s) van een overval op een winkel in kantoorbenodigdheden in een kluisje van een badhuis in Oxford een schedel vindt die hij identificeert als die van Alaspoor Yorick, een Palestijns-Pakistaanse neurochirurg en schrijver van moppenboeken met een scatologische inslag. Hamlet (de Hoofdpersoon) herinnert zich deze Alaspoor, roept hij (Hamlet) in de kleedruimte met de schedel in zijn hand uit, terwijl om hem heen in meer of minder behanddoekte staat badgasten langslopen van en naar de douches – als a fellow of infinite jest, of most excellent fancy . Misschien gewoon eerst eens kijken hoe de t...
Het moest er een keer van komen, gezien mijn leeftijd, huidskleur en geslacht, en nu is het gebeurd. Ik ben officieel een oude witte man genoemd – geloof ik tenminste, want helemaal duidelijk is het niet. Ik word namelijk in een opiniërende terzijde op het literaire juice-weblog (ook voor lijstjes) Tzum op één hoop gegooid met mensen die zich keerden tegen de vernieuwde Canon van de Nederlandstalige Literatuur – een traditie die zich zo eens in de vijf jaar voordoet. En waar ik me stom genoeg mee bemoeide. Het was in een comment op een verzuchtend stuk (op neerlandistiek ) over de Werdegang van de Canon, het verdwijnen van de ene boeken en het verschijnen van de andere. Dus ik dacht, laat ik Luc Devoldere eens een hart onder de riem steken en zeggen dat hij zich niet sappel moet maken, want wat stelt een canon nou helemaal voor en helemaal een voortdurend veranderende canon, en ik schreef (de enigszins wijdlopige bewoordingen komen omdat ik momentee...
Spoel geen paard door de wc ‘Wat moet ik met een paard!’ riep Wout. ‘Ik had gevraagd om Playmobil!’ ‘Ach,’ zei vader, ‘Sint wordt oud,’ en moeder zei: ‘Zeg maar gerust seniel.’ ‘Wat moet ik met een paard! Er stond toch op het lijstje: 1) Playmobil en 2) een zwaard. Ben ik soms een meisje?’ ‘Ach jongen,’ zei zijn vader toen, ‘de Sint heeft zich verlezen. Maar kom, een paardje in je schoen, daar mag je blij mee wezen.’ ‘Ik wil geen paard! Ik wil hem niet!’ riep Wout nog harder dan daarnet. Dat deed zijn ouders veel verdriet: ze stuurden hem naar bed. ‘Ik spoel dat paard door de wc,’ lag Wout in bed te mokken, en hij sloop stiekem naar benee, stilletjes op zijn sokken, en hij deed zoals beloofd. Het was wel even proppen, maar Wout kon ook zijn eigen hoofd heel goed in sokken stoppen. Eind goed al goed, denk je? Nee, hoe Wout het ook moch...
Iedereen wil begrepen worden. En niet alleen door de buren, maar liefst ook door mensen verderop in de straat. Het streven naar een bovenregionale taal – leer ik uit het standaardwerk van Nicoline van der Sijs – is al zo oud als de weg naar Rome. Sterker nog, zo oud als de taal zelf. Al in 1300 werd keuning en meulen geschreven als koning en molen omdat de Vlaamse uitspraak minder beschaafd werd gevonden. In den beginne was er geen standaardnederlands en kon je eigenlijk ook niet eens van dialecten spreken. Van Duitsland tot de duinen rolde het spraakgebruik zich uit als een regenboogwade waarvan je niet wist waar de ene kleur ophield en de andere begon. Mensen begrepen elkaar over kleine afstand, en de grenzen van de dialecten waren vloeibaar. Ambtenarij en literaten moesten hun best doen om ook elders verstaan te worden. Allengs kwam er een standaardtaal. De eerste aanzetten (spellinggidsen, woordenboeken) ...
Reacties
Een reactie posten