144 Een avondje Counterparts
Het vreemdste van de vertaling van het Joyce-verhaal Counterparts door de anonymus uit de Tweede Wereldoorlog is de titel, Een avond.
Misschien was Kopieën, of Duplicaten – zoals het verhaal in Dublinezen vertaald is – onduidelijk?
Aangezien het verhaal uit zijn natuurlijke samenhang (de bundel) is gehaald mag je natuurlijk met de titel uitspoken wat je wil. En dan is Een avond in al zijn multitoepasbare nietszeggendheid natuurlijk een geniaal alternatief waarin de lezer zijn hele ziel en zaligheid kan leggen.
Het verhaal is een aaneenschakeling van vernederingen over een kantoorkopiïst die van het oervervelende werk hoofdzakelijk hele erge dorst krijgt, door zijn baas wordt afgebekt, zijn baan waarschijnlijk verliest door een brutaal weerwoord, zijn horloge verpandt om te gaan drinken, in de kroeg een wedstrijd armpjedrukken verliest van een melkmuil, als hij naar huis gaat niet eens dronken is (de grootste vernedering) en thuis van de weeromstuit zijn zoontje er met de wandelstok voor niks gemeen van langs geeft – zich op hem afreageert en een duplicaat van zijn baas wordt.
In Dubliners is Counterparts het negende van de vijftien verhalen van narigheid en karigheid, en allemaal hadden ze ook Een avond kunnen heten, zo alom toepasbaar is die titel.
NN kent duidelijk meer Engels dan de andere vroege Joyce-vertaler Theun de Vries, en ook meer Nederlands.
Hij of zij weet wat er met trolleys wordt bedoeld en vertaalt het met le mot juste in het Nederlands, beugels, een beugel zijnde (zegt Van Dale) ‘de stroomafnemer op de motorwagen van een elektrische tram; het gesloten deel is een platte reep die langs de voedingsdraad glijdt’.* Dirty eyes worden troebele ogen, wat ook niet gek is. Ik lees ook met plezier spreektaligheden als hoe ’n hopeloze taak en Hij had niets geen zin om naar huis te gaan.
Gelukkige vondsten zijn ook nam met heersersblik de kantoormeisjes op (staring masterfully at the office girls) en een onderdrukt applaus (a murmur of applause).
NN ziet dat Joyce sleutelwoorden vaak herhaalt. Hier onder meer het woord heavy, dat de vertaler vaak maar lang niet altijd hetzelfde vertaalt. Ter compensatie wordt wel meerdere keren het woord nijdig gebruikt. Nijdig in de zin van pissig is een woord dat we nu niet meer zo vaak zouden gebruiken, dus hopelijk is deze vertaling op weg om zo gedateerd te worden dat we hem over niet al te lange tijd als origineel kunnen gaan lezen.
Ik lees ook elboog, dat ik niet ken – is het ook archaïsch? Of is het onder invloed van het Engelse elbow ingekort? Even verderop staat wel gewoon ellebogen.1
De vertaler is vaak netter dan Joyce.
Blast! wordt iets als “Barst!”, Mr. Alleyne voegt plots een alstjeblieft toe, a tirade of abuse wordt een geweldig standje, leered wordt keek zo’n beetje schalks, en the hot reeking publichouse wordt de warme kroeg.
De tijden veranderen maar ze veranderen soms niet in de richting die je je zou wensen.
Het enige dat de vertaling echt ontsiert is het overdadige gebruik van modale uitleggende verzachtende woordjes, die weliswaar typisch Nederlands lezen maar tegelijkertijd evenzeer als onverzorgd slordig nonchalant slecht Nederlands, niet als Joyceaans Nederlands.
In die zin lijken ze wel op de figuurlijke uitdrukkingen die Hans Boland zo kwistig rondstrooit in zijn vertalingen en waarvan hij zegt dat ze ook typisch Nederlands zijn.
In dat laatste heeft hij gelijk. De vertalingen krijgen er zeker een boost van levendigheid door en aan de sjeu kunnen andere vertalers een puntje zuigen.
Het is Nederlands. Maar wát voor Nederlands?
Lekker is maar een vinger lang en maat houden is ook een kunst.
Figuurlijke uitdrukkingen hebben het nadeel dat ze vaak afleiden van de zaak omdat de lezer ze toch allereerst letterlijk wil opvatten.
Het smaakt en riekt naar journalistiek. Je zou denken dat een schrijver wat zorgvuldiger in zijn woordkeus was.
Als je ze om de haverklap tegen het lijf loopt en te verstouwen krijgt gaan die bijwijzevansprekens je door de bank genomen vliegensvlug mijlenver de keel uit hangen. Dank je feestelijk!
Idem dito die even o zo Nederlandse tussenwoordjes, de nuancerende intrusies die NN in Een avond kwistig rondstrooit en evenzeer naar ‘vlotte leesbaarheid’ trachten. En waarover ik dus onmiddellijk struikel.
Het gaat bijvoorbeeld over (en ik cursiveer de nodeloze woorden, de woorden die er bij Joyce niet staan):
... De man bromde binnensmonds iets als “Barst!” ...
... puffend van de inspanning van het lopen ...
... Verstaat u me werkelijk goed? ...
... het verlangen om weer eens een avond flink te drinken ...
... Ga nou alstjeblieft ...
... dat hij mr. Crosbie alles zou vertellen ...
... hij bleef maar domweg ...
... in het licht van een gezellige gaslamp en bij het gerucht van klinkende glazen ...
... Hij hoopte nu maar ...
... of tenminste voor haar geld ...
... en bleef dan een hele tijd hangen ...
... Hij herinnerde zich nog heel goed ...
... Die mr. Alleyne ...
... Pat, de kellner van O’Neill ...
... werd toen nog eens verteld ...
... Heeft ze er tenminste aan gedacht ...
... Toen de lamp eindelijk aan was ...
... Waar is dat eten nou? ...
Als je die allemaal wiedt en verder ook de slordigheden, onbegrepen dingen en missers (fouten hou je toch)2 kun je het verhaal zo uitbrengen als Een avond uit De avonden van Van het Reve, en spreken van een geslaagd nieuw werk van een te onzent nog veel te weinig vertaald groot Iers schrijver.
Noten. 1 Elboog is niet heel gangbaar, maar het komt in deze jaren voor onder anderen bij Arthur van Schendel, Geerten Gossaert, Charivarius, in Ciske groeit op. Slechts een paar vertalers uit het Engels gebruiken het, onder wie Shakespeare-vertaler Burgersdijk, niet alleen daar maar ook in de roman De verloren zoon van een zekere Hall Caine die hij in de jaren dertig vertaalde, en ik kom het tegen in de vertaling uit 1946 van De avonturen van Huckleberry Finn door Elise M. Cameron, in hoofdstuk 11: ‘Gooi met een stijve arm, van de schouder uit, zoals meisjes dat doen en niet met je arm opzij, vanuit je elboog, zoals een jongen.’ Cameron vertaalde na de oorlog ook een aantal avonturenboeken van Frederick “kapitein” Marryat alsmede Tom Sawyer, een uitgave waarover werd geschreven: ‘Op een wijze die het origineel dicht benadert, bewerkte Elise M. Cameron het wereldberoemde boek...’ Dus wie is de anonymus? Cameron? Burgersdijk? Of toch een ander?
2 Als we dan toch aan het zeiken zijn, de slordigheden in de vertaling zijn onder meer Shalbourne Road (moet zijn Shelbourne Road), Poolbey Street (Poolbeg Street), de fouten onder meer: lifted the counter is niet het hekje opendoen maar het balieblad optillen; meneer Alleyne’s head is niet zijn gezicht; lunch is niet koffiedrinken; Farrington, pointing with his finger to indicate the objective of his journey wijst niet met zijn vinger waar hij naar toe moest, maar wijst naar zijn gulp; look sharp is niet kijk uit je doppen maar schiet op; meneer Alleyne’s right foot is niet zijn rechterbeen; meneer Alleyne knipt zijn vinger niet zomaar, maar in Farringtons richting (towards him); Farrington is niet in een wespennest terechtgekomen, het kantoor zal voortaan een wespennest voor hem zijn; de riposte van Farrington is a smart thing en geen mop; protesting is hier niet bezwaar maken maar protesteren; a glass of bitter is geen borreltje maar bier; de binnenkomers zijn niet van Tivoli maar komen van het Tivoli; clasping hands bij het armpjedrukken gaat niet met vingers dooreengestrengeld; what the hell do you know about it is niet wat bliksem heb jij daar mee te maken maar gewoon wat weet jij d’r in jezusnaam van; het flat accent van kleine Tom is niet zijn vlakke stemmetje maar zijn platte accent; whimpering is niet huilend maar kermend of jammerend; wildly is niet angstig maar wild; Tom wordt met de stok niet op zijn schenen geslagen maar the stick cut his thigh; kleine Tom clasped his hands together in the air is iets anders dan vouwde de vingers van zijn opgeheven handen. Maar dat zijn allemaal onbeduidende bagatelliteiten, kleinigheden, die zo gerepareerd kunnen worden om – met ook het wiedwerk eenmaal gedaan – uit te komen op een zeker voor die tijd en voor dit land uitmuntende vertaling.
_____
Verwijzingen. Over de bolandse drang tot metaforiseren, zie ook blog 5, Drie trucjes, hier. Voor wie bovenstaands niet voetstoots van me wil aannemen, dan maar voetsnoots: hieronder de scans van het verhaal Een avond uit Oogst der Tijden, Keur uit de werken van schrijvers en dichters aller volken en eeuwen, samengesteld door Johan Winkler, Arbeiderspers, 1940 (geplukt van Delpher, hier). Zie ook James Joyce, Dublinezen, vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, 2016. Eerdere Dublinese blogs: 53, 106, 107, 121, 122, 141. * Tegenwoordig schijnt het weer anders te heten, bij treinen althans, aldus de begrippenlijst van ProRail, namelijk een schuit. ‘Een schuit is het bovenste onderdeel van de stroomafnemer waarmee contact met de rijdraad wordt gemaakt. De schuit bestaat uit een sleepstuk, datgene wat de draad aanraakt en aan weerszijde een kromming naar beneden, de beide horens.’
Misschien was Kopieën, of Duplicaten – zoals het verhaal in Dublinezen vertaald is – onduidelijk?
Aangezien het verhaal uit zijn natuurlijke samenhang (de bundel) is gehaald mag je natuurlijk met de titel uitspoken wat je wil. En dan is Een avond in al zijn multitoepasbare nietszeggendheid natuurlijk een geniaal alternatief waarin de lezer zijn hele ziel en zaligheid kan leggen.
Het verhaal is een aaneenschakeling van vernederingen over een kantoorkopiïst die van het oervervelende werk hoofdzakelijk hele erge dorst krijgt, door zijn baas wordt afgebekt, zijn baan waarschijnlijk verliest door een brutaal weerwoord, zijn horloge verpandt om te gaan drinken, in de kroeg een wedstrijd armpjedrukken verliest van een melkmuil, als hij naar huis gaat niet eens dronken is (de grootste vernedering) en thuis van de weeromstuit zijn zoontje er met de wandelstok voor niks gemeen van langs geeft – zich op hem afreageert en een duplicaat van zijn baas wordt.
In Dubliners is Counterparts het negende van de vijftien verhalen van narigheid en karigheid, en allemaal hadden ze ook Een avond kunnen heten, zo alom toepasbaar is die titel.
NN kent duidelijk meer Engels dan de andere vroege Joyce-vertaler Theun de Vries, en ook meer Nederlands.
Hij of zij weet wat er met trolleys wordt bedoeld en vertaalt het met le mot juste in het Nederlands, beugels, een beugel zijnde (zegt Van Dale) ‘de stroomafnemer op de motorwagen van een elektrische tram; het gesloten deel is een platte reep die langs de voedingsdraad glijdt’.* Dirty eyes worden troebele ogen, wat ook niet gek is. Ik lees ook met plezier spreektaligheden als hoe ’n hopeloze taak en Hij had niets geen zin om naar huis te gaan.
Gelukkige vondsten zijn ook nam met heersersblik de kantoormeisjes op (staring masterfully at the office girls) en een onderdrukt applaus (a murmur of applause).
NN ziet dat Joyce sleutelwoorden vaak herhaalt. Hier onder meer het woord heavy, dat de vertaler vaak maar lang niet altijd hetzelfde vertaalt. Ter compensatie wordt wel meerdere keren het woord nijdig gebruikt. Nijdig in de zin van pissig is een woord dat we nu niet meer zo vaak zouden gebruiken, dus hopelijk is deze vertaling op weg om zo gedateerd te worden dat we hem over niet al te lange tijd als origineel kunnen gaan lezen.
Ik lees ook elboog, dat ik niet ken – is het ook archaïsch? Of is het onder invloed van het Engelse elbow ingekort? Even verderop staat wel gewoon ellebogen.1
De vertaler is vaak netter dan Joyce.
Blast! wordt iets als “Barst!”, Mr. Alleyne voegt plots een alstjeblieft toe, a tirade of abuse wordt een geweldig standje, leered wordt keek zo’n beetje schalks, en the hot reeking publichouse wordt de warme kroeg.
De tijden veranderen maar ze veranderen soms niet in de richting die je je zou wensen.
Het enige dat de vertaling echt ontsiert is het overdadige gebruik van modale uitleggende verzachtende woordjes, die weliswaar typisch Nederlands lezen maar tegelijkertijd evenzeer als onverzorgd slordig nonchalant slecht Nederlands, niet als Joyceaans Nederlands.
In die zin lijken ze wel op de figuurlijke uitdrukkingen die Hans Boland zo kwistig rondstrooit in zijn vertalingen en waarvan hij zegt dat ze ook typisch Nederlands zijn.
In dat laatste heeft hij gelijk. De vertalingen krijgen er zeker een boost van levendigheid door en aan de sjeu kunnen andere vertalers een puntje zuigen.
Het is Nederlands. Maar wát voor Nederlands?
Lekker is maar een vinger lang en maat houden is ook een kunst.
Figuurlijke uitdrukkingen hebben het nadeel dat ze vaak afleiden van de zaak omdat de lezer ze toch allereerst letterlijk wil opvatten.
Het smaakt en riekt naar journalistiek. Je zou denken dat een schrijver wat zorgvuldiger in zijn woordkeus was.
Als je ze om de haverklap tegen het lijf loopt en te verstouwen krijgt gaan die bijwijzevansprekens je door de bank genomen vliegensvlug mijlenver de keel uit hangen. Dank je feestelijk!
Idem dito die even o zo Nederlandse tussenwoordjes, de nuancerende intrusies die NN in Een avond kwistig rondstrooit en evenzeer naar ‘vlotte leesbaarheid’ trachten. En waarover ik dus onmiddellijk struikel.
Het gaat bijvoorbeeld over (en ik cursiveer de nodeloze woorden, de woorden die er bij Joyce niet staan):
... De man bromde binnensmonds iets als “Barst!” ...
... puffend van de inspanning van het lopen ...
... Verstaat u me werkelijk goed? ...
... het verlangen om weer eens een avond flink te drinken ...
... Ga nou alstjeblieft ...
... dat hij mr. Crosbie alles zou vertellen ...
... hij bleef maar domweg ...
... in het licht van een gezellige gaslamp en bij het gerucht van klinkende glazen ...
... Hij hoopte nu maar ...
... of tenminste voor haar geld ...
... en bleef dan een hele tijd hangen ...
... Hij herinnerde zich nog heel goed ...
... Die mr. Alleyne ...
... Pat, de kellner van O’Neill ...
... werd toen nog eens verteld ...
... Heeft ze er tenminste aan gedacht ...
... Toen de lamp eindelijk aan was ...
... Waar is dat eten nou? ...
Als je die allemaal wiedt en verder ook de slordigheden, onbegrepen dingen en missers (fouten hou je toch)2 kun je het verhaal zo uitbrengen als Een avond uit De avonden van Van het Reve, en spreken van een geslaagd nieuw werk van een te onzent nog veel te weinig vertaald groot Iers schrijver.
Noten. 1 Elboog is niet heel gangbaar, maar het komt in deze jaren voor onder anderen bij Arthur van Schendel, Geerten Gossaert, Charivarius, in Ciske groeit op. Slechts een paar vertalers uit het Engels gebruiken het, onder wie Shakespeare-vertaler Burgersdijk, niet alleen daar maar ook in de roman De verloren zoon van een zekere Hall Caine die hij in de jaren dertig vertaalde, en ik kom het tegen in de vertaling uit 1946 van De avonturen van Huckleberry Finn door Elise M. Cameron, in hoofdstuk 11: ‘Gooi met een stijve arm, van de schouder uit, zoals meisjes dat doen en niet met je arm opzij, vanuit je elboog, zoals een jongen.’ Cameron vertaalde na de oorlog ook een aantal avonturenboeken van Frederick “kapitein” Marryat alsmede Tom Sawyer, een uitgave waarover werd geschreven: ‘Op een wijze die het origineel dicht benadert, bewerkte Elise M. Cameron het wereldberoemde boek...’ Dus wie is de anonymus? Cameron? Burgersdijk? Of toch een ander?
2 Als we dan toch aan het zeiken zijn, de slordigheden in de vertaling zijn onder meer Shalbourne Road (moet zijn Shelbourne Road), Poolbey Street (Poolbeg Street), de fouten onder meer: lifted the counter is niet het hekje opendoen maar het balieblad optillen; meneer Alleyne’s head is niet zijn gezicht; lunch is niet koffiedrinken; Farrington, pointing with his finger to indicate the objective of his journey wijst niet met zijn vinger waar hij naar toe moest, maar wijst naar zijn gulp; look sharp is niet kijk uit je doppen maar schiet op; meneer Alleyne’s right foot is niet zijn rechterbeen; meneer Alleyne knipt zijn vinger niet zomaar, maar in Farringtons richting (towards him); Farrington is niet in een wespennest terechtgekomen, het kantoor zal voortaan een wespennest voor hem zijn; de riposte van Farrington is a smart thing en geen mop; protesting is hier niet bezwaar maken maar protesteren; a glass of bitter is geen borreltje maar bier; de binnenkomers zijn niet van Tivoli maar komen van het Tivoli; clasping hands bij het armpjedrukken gaat niet met vingers dooreengestrengeld; what the hell do you know about it is niet wat bliksem heb jij daar mee te maken maar gewoon wat weet jij d’r in jezusnaam van; het flat accent van kleine Tom is niet zijn vlakke stemmetje maar zijn platte accent; whimpering is niet huilend maar kermend of jammerend; wildly is niet angstig maar wild; Tom wordt met de stok niet op zijn schenen geslagen maar the stick cut his thigh; kleine Tom clasped his hands together in the air is iets anders dan vouwde de vingers van zijn opgeheven handen. Maar dat zijn allemaal onbeduidende bagatelliteiten, kleinigheden, die zo gerepareerd kunnen worden om – met ook het wiedwerk eenmaal gedaan – uit te komen op een zeker voor die tijd en voor dit land uitmuntende vertaling.
_____
Verwijzingen. Over de bolandse drang tot metaforiseren, zie ook blog 5, Drie trucjes, hier. Voor wie bovenstaands niet voetstoots van me wil aannemen, dan maar voetsnoots: hieronder de scans van het verhaal Een avond uit Oogst der Tijden, Keur uit de werken van schrijvers en dichters aller volken en eeuwen, samengesteld door Johan Winkler, Arbeiderspers, 1940 (geplukt van Delpher, hier). Zie ook James Joyce, Dublinezen, vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, 2016. Eerdere Dublinese blogs: 53, 106, 107, 121, 122, 141. * Tegenwoordig schijnt het weer anders te heten, bij treinen althans, aldus de begrippenlijst van ProRail, namelijk een schuit. ‘Een schuit is het bovenste onderdeel van de stroomafnemer waarmee contact met de rijdraad wordt gemaakt. De schuit bestaat uit een sleepstuk, datgene wat de draad aanraakt en aan weerszijde een kromming naar beneden, de beide horens.’
Reacties
Een reactie posten