In 1845 schreef de Frankfurter armenarts Heinrich Hoffmann zijn tiental wereldberoemd geworden gruwelverhalen voor de kinderkamer Der Struwwelpeter , met voorop de titelfiguur zelf, afgebeeld op een sokkel. De jongen heet zo, omdat hij een Struwwelkopf heeft, een wilde woeste haardos, aangezien hij zich niet liet kammen ( kämmen ließ er nicht sein Haar ). De knaap wordt in de laatste regel door de schrijver garstig genoemd, stout, naar, vervelend, en uitdrukkelijk niet vies, smerig of ongewassen, allerminst een Piet de Smeerpoets dus, zoals hij hier al 175 jaar heet. O wat een eeuwige verhalen! Paulinchen met het Feuerzeug die in de hens gaat, Konrad de Daumenlutscher die zijn duimen erafgeknipt worden. Wreed, bloederig, fataal, heerlijk. Plus het verhaal over de kohlpechrabenschwarzer Mohr – een felrealistische geschiedenis over kleine pestkopjes die een voorbijganger uitlachen om zijn zwarte huid. Aj! Wie gaat zich daaraan branden in het h...