387 Nacht, trottoir – als pantoum
Een pantoum, ook wel pantoem, leren ons de naslagwerken (het Lexicon der poëzie van C. Buddingh’ uit 1977 en de Rijmwijzer van Jaap Bakker uit 1990), is een Maleise versvorm (pantun) met een bijzondere vorm van systematische regelherhaling, waardoor een heel hechte, hypnotiserende structuur ontstaat. In een echt pantoum komen de tweede en vierde regel van ieder couplet terug als tweede en derde regel van het volgende couplet, en vanaf het midden in omgekeerde volgorde, zodat de laatste regel dezelfde is als de eerste regel.
Op die manier beschouwd is Bloks oorspronkelijke gedicht van zichzelf al een soort gemankeerd pantoum.
Maar voor deze pantoum baseerde ik me voor de omvorming van Nacht, trottoir op de pseudo-pantoum die Nijhoff maakte met Het lied der dwaze bijen, (op de dbnl staat het hier), dat zo begint:
Een geur van hoger honing
verbitterde de bloemen,
een geur van hoger honing
verdreef ons uit de woning.
Met dezelfde herhalingen op dezelfde plaats en met dezelfde manier van geschakeld rijmen werd Bloks gedicht toen dit:
Nacht. Trottoir. Lantaarn. Drogist.
En licht, stompzinnig vies en voos.
Nacht. Lantaarn. Trottoir. Drogist.
Doffe moedervloeken in de mist.
Dit blijft zo. Altijd. Uitzichtloos.
Al leefde je nog zoveel jaren:
Dit blijft zo. Uitweg-, uitzichtloos.
Dezelfde mankende matroos,
Dezelfde fronsende pilaren.
Sterf – en je begint van voor af aan:
De wantrouwende pilaren,
De mat lichtende straatlantaren.
Waarheen vluchten? Waarvandaan?
Je kon niet, zelfs als je het wist.
Ook de huizenrij blijft staan,
Gadegeslagen gadeslaan.
Eenmaal is het ooit beslist.
Alles komt weerom. De matroos
Die tegen de pilaar aan pist.
Nacht. Trottoir. Lantaarn. Drogist.
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Op die manier beschouwd is Bloks oorspronkelijke gedicht van zichzelf al een soort gemankeerd pantoum.
Maar voor deze pantoum baseerde ik me voor de omvorming van Nacht, trottoir op de pseudo-pantoum die Nijhoff maakte met Het lied der dwaze bijen, (op de dbnl staat het hier), dat zo begint:
Een geur van hoger honing
verbitterde de bloemen,
een geur van hoger honing
verdreef ons uit de woning.
Met dezelfde herhalingen op dezelfde plaats en met dezelfde manier van geschakeld rijmen werd Bloks gedicht toen dit:
Nacht. Trottoir. Lantaarn. Drogist.
En licht, stompzinnig vies en voos.
Nacht. Lantaarn. Trottoir. Drogist.
Doffe moedervloeken in de mist.
Dit blijft zo. Altijd. Uitzichtloos.
Al leefde je nog zoveel jaren:
Dit blijft zo. Uitweg-, uitzichtloos.
Dezelfde mankende matroos,
Dezelfde fronsende pilaren.
Sterf – en je begint van voor af aan:
De wantrouwende pilaren,
De mat lichtende straatlantaren.
Waarheen vluchten? Waarvandaan?
Je kon niet, zelfs als je het wist.
Ook de huizenrij blijft staan,
Gadegeslagen gadeslaan.
Eenmaal is het ooit beslist.
Alles komt weerom. De matroos
Die tegen de pilaar aan pist.
Nacht. Trottoir. Lantaarn. Drogist.
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Reacties
Een reactie posten