442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus
Verstechnisch zijn de Struwwelpeter -gedichten van Heinrich Hoffmann niet heel geweldig. Ze wemelen van de klungelige gezegdheden (expres of niet), van de enjambementen, van vulsels, overbodigheden en van soms leuk (ironisch) maar soms ook vervelend (serieus) gemoraliseer. Maar tegelijkertijd staan er ook een groot aantal memorabele regels in (ook en soms juist klunzige) en zijn de verhalen in al hun achteloze gruwel, hun hilarische onrechtvaardigheid en hun noodlottige tragiek niet stuk te krijgen. De tekeningen erbij doen het hem ook, vooral zijn eerste tekeningen, die nog houteriger zijn dan de tekeningen die hij na tien jaar maakte om de oude te vervangen. De eerste, anonieme Russische vertaling vertoont veel overeenkomsten met de eerste Nederlandse vertaling van W.P. Razoux. Ze kwamen allebei in 1848 uit, drie jaar na het Duitse origineel en ze werden allebei zo populair dat er aan de naamgeving van de titelheld daarna niet meer getornd kon wo...