438 Kindfeindlichkeit en Schwarze Pädagogik
Lustige Geschichten und drollige Bilder luidde de titel van het boek tot 1850, toen het de ondertitel werd. Hoezo lustig? Hoezo drollig? – hebben velen zich de afgelopen honderdvijfenzeventig jaar afgevraagd. Gewelddadig, grotesk en overdreven eerder: Macabere verhalen en lugubere plaatjes had het moeten heten. Door de opvoeders werd en wordt Hoffmann nog steeds beticht van Kindfeindlichkeit en van schwarze Pädagogik, dat is opvoeding door dreigen, straffen en vernederen, Erziehung durch Untertanengeist, in de traditie van boeman- en kinderschrikvertellingen. De vreselijke straffen die de kinderen in Hoffmanns boek te verduren krijgen zouden dienen om ze gehoorzaam te krijgen. Het boek zelf wordt in de categorie Zivilisationsbücher geplaatst, opvoedkundige werken dus, en dan is het plotseling een omstreden en zelfs kwalijk boek. ‘Er valt niets te lachen aan Hoffmanns boek,’ aldus struwwelpeteroloog Jack Zipes, ‘want het onthult een dodelijk proces van het smoren van instinctieve aandriften uit naam van de burgerlijke beschaving.’
Anderen vonden en vinden het daarentegen een heel kwalijk boek omdat het juist niet aanzet tot gehoorzaamheid, maar juist tot (burgerlijke) ongehoorzaamheid, insubordinatie en anarchie. Ze laken de teksten als subversief en de tekeningen als al te fratzenhaft en aanzettend tot ondermijning van het ouderlijk gezag.
Als er twee diametraal tegenovergestelde maar even negatieve meningen over een boek bestaan, moet het wel een goed boek zijn. De gispers en lakers van beide kampen redeneren – en daar zit hem de kneep – vanuit een stakkerig volwassenenstandpunt, dat ze blind maakt voor wat ze als kind ongetwijfeld wel zagen. Wie zich werkelijk herinnert hoe het boek ooit aankwam zal nog steeds huiveren: het was een gevaarlijk boek, ‘een boek dat je wilde verstoppen maar tegelijkertijd altijd wilde weten waar het was’ in de woorden van Michael Morris van de Cultural Factory (die in 1999 het boek voor toneel bewerkte als Shockheaded Peter: A Junk Opera, geciteerd in Zipes, 158). De verhalen spreken niet het geweten aan, het morele zintuig, maar iets veel elementairders, de nieuwsgierigheid en de overlevingsdrang. Volwassenen denken teveel. Hun volwassen rede overschreeuwt hun gevoel. Wat dat betreft lijken ze als twee druppels water op de volwassenen in De Struwwelpeter, die er alleen zijn om de pret te bederven en op niets af, zonder uitleg, te zeggen wat de kinderen moeten doen en laten, net als in het echte leven. Ik zag onlangs nog een meisje van een jaar of twee bij het verlaten van een tuincentrum door haar moeder bij de hand gepakt worden, wat ze niet wilde, want ze trok zich los, waarop moeder in plaats van het te accepteren haar nog een keer vastgreep maar nu steviger. Waarom? Alleen maar omdat een moeder geen nee kan velen, of omdat haar moeder het ook altijd deed. Met kinderen wordt nog minder rekening gehouden dan met dieren.
De hoofdpersonen in Der Struwwelpeter zijn eigenzinnig, trots, opstandig, recalcitrant en ze laten zich niets zeggen. Als het slecht afloopt incasseren ze dat zonder huilen of spijt en berouw, zonder gejammer en geklaag, verontschuldigingen of beloftes hun leven te beteren. In het Duits staat er niet dat Struwwelpeter zich niet kamde en zijn nagels niet knipte, nee, hij liet zich niet knippen en liet zich niet kammen:
An den Händen beiden
Ließ er sich nicht schneiden
Seine Nägel fast ein Jahr;
Kämmen ließ er nicht sein Haar.
Hij is dus niet zomaar slovenly, zoals Mark Twain hem noemt, geen luie lediglopende lapzwans, hij is een smeerpoets uit overtuiging, een principiële schaarweigeraar. De andere personages zijn uit hetzelfde wederspannige hout gesneden. De wrede Frederik en de drie zwarte jongens mogen dan streng gestraft worden, dat ze tot inkeer zullen komen en of ze hun leven zullen beteren is maar helemaal de vraag. Soms kunnen ze het niet eens: Paulinchen is gans en gaar verbrand, Robert is in de lucht verdwenen en Konrad heeft geen duimen meer om op te zuigen – maar wel nog acht andere vingers die dienst kunnen doen, mocht hij het lurken niet kunnen laten. Ook uit de mond van Philip de stoelenwip en de in-de-lucht-kijker hoor je geen geweeklaag, geen zelfmedelijden, geen excuses. Ze nemen het zoals het komt. Hebben ze pech, dan hebben ze pech. Ze ontdekken de wereld, die wreed en onrechtvaardig is, op hun eigen voorwaarden, ook als het verkeerd afloopt. De kinderen in Der Struwwelpeter vervullen een voorbeeldfunctie, het zijn waaghalzen, rebellen, helden, waar andere kinderen – reken maar – tegen opkijken.
In 1848, tijdens de woelige revolutie, schreef Hoffmann in een gedicht voor zijn vriendenkring, door hem ‘het gezelschap in de katakomben’ genoemd:
Struwwelpeters verwelkoming
Was een veel minder mooie,
Was hij geen voorloper geweest
Van alle opruiers, alle rooien.
De kinderen die het boek lezen voelen die rebellerende geest op een of andere manier feilloos aan, in tegenstelling tot de meeste vertalers die de vaderlandse jeugd in de loop der tijden verblijdden met hun eigen uit de klei getrokken versies.
_____
De hier afgebeelde kinderschrikken zijn overgenomen uit de Mededelingen van de Centrale Commissie van het Nederlandse Volkseigen van december 1958. Het boek van Jack Zipes werd uitgegeven door Routledge in 2002. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. En dit is Ragbolrinus, hier te bekomen:
Als er twee diametraal tegenovergestelde maar even negatieve meningen over een boek bestaan, moet het wel een goed boek zijn. De gispers en lakers van beide kampen redeneren – en daar zit hem de kneep – vanuit een stakkerig volwassenenstandpunt, dat ze blind maakt voor wat ze als kind ongetwijfeld wel zagen. Wie zich werkelijk herinnert hoe het boek ooit aankwam zal nog steeds huiveren: het was een gevaarlijk boek, ‘een boek dat je wilde verstoppen maar tegelijkertijd altijd wilde weten waar het was’ in de woorden van Michael Morris van de Cultural Factory (die in 1999 het boek voor toneel bewerkte als Shockheaded Peter: A Junk Opera, geciteerd in Zipes, 158). De verhalen spreken niet het geweten aan, het morele zintuig, maar iets veel elementairders, de nieuwsgierigheid en de overlevingsdrang. Volwassenen denken teveel. Hun volwassen rede overschreeuwt hun gevoel. Wat dat betreft lijken ze als twee druppels water op de volwassenen in De Struwwelpeter, die er alleen zijn om de pret te bederven en op niets af, zonder uitleg, te zeggen wat de kinderen moeten doen en laten, net als in het echte leven. Ik zag onlangs nog een meisje van een jaar of twee bij het verlaten van een tuincentrum door haar moeder bij de hand gepakt worden, wat ze niet wilde, want ze trok zich los, waarop moeder in plaats van het te accepteren haar nog een keer vastgreep maar nu steviger. Waarom? Alleen maar omdat een moeder geen nee kan velen, of omdat haar moeder het ook altijd deed. Met kinderen wordt nog minder rekening gehouden dan met dieren.
De hoofdpersonen in Der Struwwelpeter zijn eigenzinnig, trots, opstandig, recalcitrant en ze laten zich niets zeggen. Als het slecht afloopt incasseren ze dat zonder huilen of spijt en berouw, zonder gejammer en geklaag, verontschuldigingen of beloftes hun leven te beteren. In het Duits staat er niet dat Struwwelpeter zich niet kamde en zijn nagels niet knipte, nee, hij liet zich niet knippen en liet zich niet kammen:
An den Händen beiden
Ließ er sich nicht schneiden
Seine Nägel fast ein Jahr;
Kämmen ließ er nicht sein Haar.
Hij is dus niet zomaar slovenly, zoals Mark Twain hem noemt, geen luie lediglopende lapzwans, hij is een smeerpoets uit overtuiging, een principiële schaarweigeraar. De andere personages zijn uit hetzelfde wederspannige hout gesneden. De wrede Frederik en de drie zwarte jongens mogen dan streng gestraft worden, dat ze tot inkeer zullen komen en of ze hun leven zullen beteren is maar helemaal de vraag. Soms kunnen ze het niet eens: Paulinchen is gans en gaar verbrand, Robert is in de lucht verdwenen en Konrad heeft geen duimen meer om op te zuigen – maar wel nog acht andere vingers die dienst kunnen doen, mocht hij het lurken niet kunnen laten. Ook uit de mond van Philip de stoelenwip en de in-de-lucht-kijker hoor je geen geweeklaag, geen zelfmedelijden, geen excuses. Ze nemen het zoals het komt. Hebben ze pech, dan hebben ze pech. Ze ontdekken de wereld, die wreed en onrechtvaardig is, op hun eigen voorwaarden, ook als het verkeerd afloopt. De kinderen in Der Struwwelpeter vervullen een voorbeeldfunctie, het zijn waaghalzen, rebellen, helden, waar andere kinderen – reken maar – tegen opkijken.
In 1848, tijdens de woelige revolutie, schreef Hoffmann in een gedicht voor zijn vriendenkring, door hem ‘het gezelschap in de katakomben’ genoemd:
Struwwelpeters verwelkoming
Was een veel minder mooie,
Was hij geen voorloper geweest
Van alle opruiers, alle rooien.
De kinderen die het boek lezen voelen die rebellerende geest op een of andere manier feilloos aan, in tegenstelling tot de meeste vertalers die de vaderlandse jeugd in de loop der tijden verblijdden met hun eigen uit de klei getrokken versies.
De hier afgebeelde kinderschrikken zijn overgenomen uit de Mededelingen van de Centrale Commissie van het Nederlandse Volkseigen van december 1958. Het boek van Jack Zipes werd uitgegeven door Routledge in 2002. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. En dit is Ragbolrinus, hier te bekomen:
Reacties
Een reactie posten