442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus
Verstechnisch zijn de Struwwelpeter-gedichten van Heinrich Hoffmann niet heel geweldig. Ze wemelen van de klungelige gezegdheden (expres of niet), van de enjambementen, van vulsels, overbodigheden en van soms leuk (ironisch) maar soms ook vervelend (serieus) gemoraliseer. Maar tegelijkertijd staan er ook een groot aantal memorabele regels in (ook en soms juist klunzige) en zijn de verhalen in al hun achteloze gruwel, hun hilarische onrechtvaardigheid en hun noodlottige tragiek niet stuk te krijgen. De tekeningen erbij doen het hem ook, vooral zijn eerste tekeningen, die nog houteriger zijn dan de tekeningen die hij na tien jaar maakte om de oude te vervangen.
De eerste, anonieme Russische vertaling vertoont veel overeenkomsten met de eerste Nederlandse vertaling van W.P. Razoux. Ze kwamen allebei in 1848 uit, drie jaar na het Duitse origineel en ze werden allebei zo populair dat er aan de naamgeving van de titelheld daarna niet meer getornd kon worden. In het Nederlands bleef hij voortaan altijd Piet de Smeerpoets heten en in het Russisch Stjopka-Rastrjopka, wat zoveel betekent als Stefie Warhaar. Ik vertaalde het klassieke Russische gedichtje in 2016 Bij mij op de maan terug als Stefan Wildeman:
Kijk die haren, ’t zijn net touwen!
Kijk die nagels, ’t zijn net klauwen!
Zodra hij moet worden geknipt
Is de jongen weer ontglipt,
En dat gaat zo al een jaar!
Kijk die nagels! Kijk dat haar!
Wanneer hij de deur uit gaat
Hoor je door de hele straat:
Kijk daar heb je Stefan!
Stefan Stefan Wildeman!
Ik kon de klassieke Piet net zo goed Stefan Wildeman noemen, waarom niet, of Stefan Warhaar, Wilde Willem, Raffi Ragebol of Sammie Slobberdoes, wie of wat let me? Peer de Smeerpoets leek me ook wel wat. Peer is tenslotte een vorm van Peter uit Struwwelpeter.
Het woord smeerpoets is – etymologische zijsprong – een contaminatie van het oorsponkelijke smeerpoes met het begrip poetsen. Het Nederlandse woord, of de eindklank -eerpoets, is vrijwel onberijmbaar. ‘Daar snoept-ie toch alweer zoets, onze Piet de Smeerpoets.’ ‘Hij is geen eenpoot maar een meervoets, onze Piet de Smeerpoets.’ Dat wordt wel erg onnatuurlijk natuurlijk.
In het Engels heet hij Shock-Headed Peter, maar ook wel Tousle-Headed Peter en Scruffypete. Mark Twain, die heel interessante vertaalstrategieën blijkt te hebben, noemde hem Slovenly Peter. Hoffmann had (al te bescheiden) geschreven dat de charme van zijn boekje niet in de onderwerpen lag of in de tekeningen, maar louter en alleen in de deuntjes. Twain schrijft in zijn korte woord vooraf – al even bescheiden – dat het hem daar ook vooral om te doen is, to fetch the jingle along, om het deuntje te vangen. Inderdaad gebod nummer één voor het vertalen van kindergedichten, dat had hij goed gezien.
Twain is in zijn vertalingen niet bang om buitenissige woorden te gebruiken, en zelfs de Duitse namen te incorporeren, waarmee het een soort macaronische vertaling wordt die erg modern aandoet. Hier is zijn Slovenly Peter:
See this frowsy “cratur” –
Pah! it’s Struwwelpeter!
On his fingers rusty,
On his tow-head musty,
Scissors seldom come;
Lets his talons grow a year, –
Hardly ever combs his hair, –
Do any loathe him? Some!
They hail him “Modern Satyre –
Disgusting Struwwelpeter.”
Grappig. Dan kon ik hem natuurlijk ook Struwwelpeter noemen. Maar dat was mijn eer te na. Ik probeerde het met Peer, want zo heet hij tenslotte, strubbelige Peter.
Peer de Smeerpoets, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Nagels naalden, haren slierten:
je bent geen mens maar ongedierte!
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al smeerpoetsernij!
Maar ho eens even, in het Duits staat er – en ik leg er notabene de nadruk op – dat hij zich niet liet knippen, rebels als hij is. Zou ik dat er nog in krijgen? Ik had nog twee regels over tenslotte.
Peer de Smeerpoets, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet,
zijn haren niet, zijn nagels niet:
met zijn klauwen en zijn slierten
is hij geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al smeerpoetsernij!
Even terugkomend op die naam, Smeerpoets. Welbeschouwd staat er niet dat hij zich nooit waste, en dat versta je toch onder een smeerpoets. Het woord smeerpoets is veroordelend, het hoffmanniaanse ragebol is dat niet. In zijn allereerste versie, Hoffmanns eerste manuscript, gemaakt voor kleine Carl met kerst, heette Struwwelpeter nog Das Struwwel- und Nagelkind, maar dat streepte Hoffmann door en hij maakte er Der Struwwelpeter van. En een struwwelige knaap is niet meer dan een warharige, een ragebol, een zwabber, een Willy Warhoofd of Willy Wildgroei zoals Guus Middag hem ooit in Onze Taal noemde. Zowie Zwabber of Rinus Ragebol, of Rinus Ragbol voor het ritme, zijn al veel betere namen.
Rinus Ragbol, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet,
zijn haren niet, zijn nagels niet:
met zijn klauwen en zijn slierten
is hij geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is rinusraggebollernij.
Dat kon beter. Het moest een regel minder. Dan rijmde er maar eentje niet, zolang hij er maar zo stond dat hij leek te rijmen. De laatste regel moest ook over. En ik maakte er Ragbolrinus van, omdat het ook Struwwelpeter is en niet Peter Struwwel.
Ragbolrinus, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet.
Nagels? Naalden! Haren? Slierten!
Hij’s geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al ragbollernij!
Het eind was niet ideaal. Ragbollernij... en er stonden al zoveel nieuwe woorden in. Het kon ook iets worden als:
Niets dat je van de jongen ziet!
Ragbolrinus? Is er niet!
Ja, dat was wel zo leuk. En dan rijmde regel drie plotseling wel weer.
O die vertalersonzekerheid! Als je traditioneel ingesleten namen opnieuw vertaalt moet je wel met iets goeds komen natuurlijk, en geen dingen als Heroïx voor Abraracourcix zoals de (vernieuwde! verbeterde!) Asterix nu heeft. Anderzijds: je moet die nieuwigheden ook tijd gunnen om in het collectieve bewustzijn in te dalen. Belangrijkste reden voor mijn omdoping van Piet de Smeerpoets tot Ragbolrinus: als ik het niet deed, deed niemand het, en zaten we tot het einde der tijden opgescheept met die ‘smeerpoets’._____
Dr. Heinrich Hoffmann, Ragbolrinus, vertaling Robbert-Jan Henkes, tekeningen Paul van der Steen, M10, Doetinchem, 2024. Een prachtboek! Hier onmiddellijk te bekomen!
De eerste, anonieme Russische vertaling vertoont veel overeenkomsten met de eerste Nederlandse vertaling van W.P. Razoux. Ze kwamen allebei in 1848 uit, drie jaar na het Duitse origineel en ze werden allebei zo populair dat er aan de naamgeving van de titelheld daarna niet meer getornd kon worden. In het Nederlands bleef hij voortaan altijd Piet de Smeerpoets heten en in het Russisch Stjopka-Rastrjopka, wat zoveel betekent als Stefie Warhaar. Ik vertaalde het klassieke Russische gedichtje in 2016 Bij mij op de maan terug als Stefan Wildeman:
Kijk die haren, ’t zijn net touwen!
Kijk die nagels, ’t zijn net klauwen!
Zodra hij moet worden geknipt
Is de jongen weer ontglipt,
En dat gaat zo al een jaar!
Kijk die nagels! Kijk dat haar!
Wanneer hij de deur uit gaat
Hoor je door de hele straat:
Kijk daar heb je Stefan!
Stefan Stefan Wildeman!
Ik kon de klassieke Piet net zo goed Stefan Wildeman noemen, waarom niet, of Stefan Warhaar, Wilde Willem, Raffi Ragebol of Sammie Slobberdoes, wie of wat let me? Peer de Smeerpoets leek me ook wel wat. Peer is tenslotte een vorm van Peter uit Struwwelpeter.
Het woord smeerpoets is – etymologische zijsprong – een contaminatie van het oorsponkelijke smeerpoes met het begrip poetsen. Het Nederlandse woord, of de eindklank -eerpoets, is vrijwel onberijmbaar. ‘Daar snoept-ie toch alweer zoets, onze Piet de Smeerpoets.’ ‘Hij is geen eenpoot maar een meervoets, onze Piet de Smeerpoets.’ Dat wordt wel erg onnatuurlijk natuurlijk.
In het Engels heet hij Shock-Headed Peter, maar ook wel Tousle-Headed Peter en Scruffypete. Mark Twain, die heel interessante vertaalstrategieën blijkt te hebben, noemde hem Slovenly Peter. Hoffmann had (al te bescheiden) geschreven dat de charme van zijn boekje niet in de onderwerpen lag of in de tekeningen, maar louter en alleen in de deuntjes. Twain schrijft in zijn korte woord vooraf – al even bescheiden – dat het hem daar ook vooral om te doen is, to fetch the jingle along, om het deuntje te vangen. Inderdaad gebod nummer één voor het vertalen van kindergedichten, dat had hij goed gezien.
Twain is in zijn vertalingen niet bang om buitenissige woorden te gebruiken, en zelfs de Duitse namen te incorporeren, waarmee het een soort macaronische vertaling wordt die erg modern aandoet. Hier is zijn Slovenly Peter:
See this frowsy “cratur” –
Pah! it’s Struwwelpeter!
On his fingers rusty,
On his tow-head musty,
Scissors seldom come;
Lets his talons grow a year, –
Hardly ever combs his hair, –
Do any loathe him? Some!
They hail him “Modern Satyre –
Disgusting Struwwelpeter.”
Grappig. Dan kon ik hem natuurlijk ook Struwwelpeter noemen. Maar dat was mijn eer te na. Ik probeerde het met Peer, want zo heet hij tenslotte, strubbelige Peter.
Peer de Smeerpoets, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Nagels naalden, haren slierten:
je bent geen mens maar ongedierte!
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al smeerpoetsernij!
Maar ho eens even, in het Duits staat er – en ik leg er notabene de nadruk op – dat hij zich niet liet knippen, rebels als hij is. Zou ik dat er nog in krijgen? Ik had nog twee regels over tenslotte.
Peer de Smeerpoets, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet,
zijn haren niet, zijn nagels niet:
met zijn klauwen en zijn slierten
is hij geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al smeerpoetsernij!
Even terugkomend op die naam, Smeerpoets. Welbeschouwd staat er niet dat hij zich nooit waste, en dat versta je toch onder een smeerpoets. Het woord smeerpoets is veroordelend, het hoffmanniaanse ragebol is dat niet. In zijn allereerste versie, Hoffmanns eerste manuscript, gemaakt voor kleine Carl met kerst, heette Struwwelpeter nog Das Struwwel- und Nagelkind, maar dat streepte Hoffmann door en hij maakte er Der Struwwelpeter van. En een struwwelige knaap is niet meer dan een warharige, een ragebol, een zwabber, een Willy Warhoofd of Willy Wildgroei zoals Guus Middag hem ooit in Onze Taal noemde. Zowie Zwabber of Rinus Ragebol, of Rinus Ragbol voor het ritme, zijn al veel betere namen.
Rinus Ragbol, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet,
zijn haren niet, zijn nagels niet:
met zijn klauwen en zijn slierten
is hij geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is rinusraggebollernij.
Dat kon beter. Het moest een regel minder. Dan rijmde er maar eentje niet, zolang hij er maar zo stond dat hij leek te rijmen. De laatste regel moest ook over. En ik maakte er Ragbolrinus van, omdat het ook Struwwelpeter is en niet Peter Struwwel.
Ragbolrinus, grote groezel,
alles aan zijn lijf is smoezel.
Niets dat hij ooit knippen liet.
Nagels? Naalden! Haren? Slierten!
Hij’s geen mens maar ongedierte.
Van voor, van achter en opzij:
’t is één en al ragbollernij!
Het eind was niet ideaal. Ragbollernij... en er stonden al zoveel nieuwe woorden in. Het kon ook iets worden als:
Niets dat je van de jongen ziet!
Ragbolrinus? Is er niet!
Ja, dat was wel zo leuk. En dan rijmde regel drie plotseling wel weer.
O die vertalersonzekerheid! Als je traditioneel ingesleten namen opnieuw vertaalt moet je wel met iets goeds komen natuurlijk, en geen dingen als Heroïx voor Abraracourcix zoals de (vernieuwde! verbeterde!) Asterix nu heeft. Anderzijds: je moet die nieuwigheden ook tijd gunnen om in het collectieve bewustzijn in te dalen. Belangrijkste reden voor mijn omdoping van Piet de Smeerpoets tot Ragbolrinus: als ik het niet deed, deed niemand het, en zaten we tot het einde der tijden opgescheept met die ‘smeerpoets’.
Dr. Heinrich Hoffmann, Ragbolrinus, vertaling Robbert-Jan Henkes, tekeningen Paul van der Steen, M10, Doetinchem, 2024. Een prachtboek! Hier onmiddellijk te bekomen!
Reacties
Een reactie posten