41 De stem van de vertaler
Toneel. Een appartement op de begane grond diep in de Amsterdamse Jordaan in een uit het eind van de twintigste eeuw daterend nieuwbouwcomplex. In de woonkamer een vleugel met daarop boeken, in de keuken een aanrecht met daarop afwas. Aan de keukentafel: ik en M. – Wat ik zo leuk vind, is dat ik in jullie vertaling van Ulysses jouw stem hoor. – Mijn stem? – Ja, ik hoor je voorlezen of vertellen of praten. Jouw stem. Zoals ik je ken. Vind je dat niet goed? Je kijkt zo fronsend. Heb ik je beledigd? – Ik had eigenlijk gehoopt dat je de stem van Joyce zou horen. Vertalers vertalen niet om hun eigen stem te laten klinken, weet je. Daar ga je toch niet van uit, als je aan het vertalen bent, dat dat moet, je eigen stem laten horen in andermans werk. – Maar het is jouw werk toch ook? Het is toch jullie vertaling? – Waarin we zo goed en zo kwaad als dat kan Joyce...