41 De stem van de vertaler
Toneel. Een appartement op de begane grond diep in de Amsterdamse Jordaan in een uit het eind van de twintigste eeuw daterend nieuwbouwcomplex. In de woonkamer een vleugel met daarop boeken, in de keuken een aanrecht met daarop afwas. Aan de keukentafel: ik en M.
– Wat ik zo leuk vind, is dat ik in jullie vertaling van Ulysses jouw stem hoor.
– Mijn stem?
– Ja, ik hoor je voorlezen of vertellen of praten. Jouw stem. Zoals ik je ken. Vind je dat niet goed? Je kijkt zo fronsend. Heb ik je beledigd?
– Ik had eigenlijk gehoopt dat je de stem van Joyce zou horen. Vertalers vertalen niet om hun eigen stem te laten klinken, weet je. Daar ga je toch niet van uit, als je aan het vertalen bent, dat dat moet, je eigen stem laten horen in andermans werk.
– Maar het is jouw werk toch ook? Het is toch jullie vertaling?
– Waarin we zo goed en zo kwaad als dat kan Joyce willen laten klinken zoals wij hem horen. Of zoals wij hem uit zijne woorden hebben geroken.
– Geroken?
– Grapje. Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken is een boek van Felix Timmermans.
– Maar jullie ruiken hem toch weer anders dan anderen.
– In elk geval anders dan de vorige vertalers, dat zeker. Maar wij vleien ons toch ook wel met de idee dat we Joyce ruiken, en niet onszelf.
– Zullen we van dat ‘ruiken’ afstappen? Ik vind het een beetje te beeldend worden. Nog thee?
– Graag. Het was trouwens heel lekker, de hazepeper en de chocolademousse. Het rook heerlijk.
(Intermezzo. Tijd voor thee.)
– Ik lees jullie vertaling in elk geval liever dan die van Paul Claes en Mon Nys.
– Dat moest er nog bijkomen!
– Maar misschien komt dat omdat die van langer geleden is. Ik vind hem wat te plechtig en omslachtig in vergelijking met het origineel.
– Of ruik je hun stem niet?
– Die ruik ik juist wel! In die omslachtigheid en die plechtigheid. Heb ik de indruk tenminste.
– Maar M, hoor je mij echt in onze vertaling?
– Ja! Of ik maak het me in elk geval wijs. Maar ik vind dat belangrijk in een boek!
– Wat? Dat je de stem van de vertaler hoort?
– Een stem. De vertaler, de schrijver, wat maakt het uit. Ik denk niet dat er iets is wat ik beter weet dan dat je jezelf terugvindt in alles wat je doet. Echt in alles.
– Ja, dat is onvermijdelijk.
– Nou dan. Iedereen doet het weer anders, zeg je zelf ook over vertalen. En dat dat het mooie ervan is.
– Ja, iedereen doet het weer anders, behalve ik!
(changement.)
– Wat ik zo leuk vind, is dat ik in jullie vertaling van Ulysses jouw stem hoor.
– Mijn stem?
– Ja, ik hoor je voorlezen of vertellen of praten. Jouw stem. Zoals ik je ken. Vind je dat niet goed? Je kijkt zo fronsend. Heb ik je beledigd?
– Ik had eigenlijk gehoopt dat je de stem van Joyce zou horen. Vertalers vertalen niet om hun eigen stem te laten klinken, weet je. Daar ga je toch niet van uit, als je aan het vertalen bent, dat dat moet, je eigen stem laten horen in andermans werk.
– Maar het is jouw werk toch ook? Het is toch jullie vertaling?
– Waarin we zo goed en zo kwaad als dat kan Joyce willen laten klinken zoals wij hem horen. Of zoals wij hem uit zijne woorden hebben geroken.
– Geroken?
– Grapje. Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken is een boek van Felix Timmermans.
– Maar jullie ruiken hem toch weer anders dan anderen.
– In elk geval anders dan de vorige vertalers, dat zeker. Maar wij vleien ons toch ook wel met de idee dat we Joyce ruiken, en niet onszelf.
– Zullen we van dat ‘ruiken’ afstappen? Ik vind het een beetje te beeldend worden. Nog thee?
– Graag. Het was trouwens heel lekker, de hazepeper en de chocolademousse. Het rook heerlijk.
(Intermezzo. Tijd voor thee.)
– Ik lees jullie vertaling in elk geval liever dan die van Paul Claes en Mon Nys.
– Dat moest er nog bijkomen!
– Maar misschien komt dat omdat die van langer geleden is. Ik vind hem wat te plechtig en omslachtig in vergelijking met het origineel.
– Of ruik je hun stem niet?
– Die ruik ik juist wel! In die omslachtigheid en die plechtigheid. Heb ik de indruk tenminste.
– Maar M, hoor je mij echt in onze vertaling?
– Ja! Of ik maak het me in elk geval wijs. Maar ik vind dat belangrijk in een boek!
– Wat? Dat je de stem van de vertaler hoort?
– Een stem. De vertaler, de schrijver, wat maakt het uit. Ik denk niet dat er iets is wat ik beter weet dan dat je jezelf terugvindt in alles wat je doet. Echt in alles.
– Ja, dat is onvermijdelijk.
– Nou dan. Iedereen doet het weer anders, zeg je zelf ook over vertalen. En dat dat het mooie ervan is.
– Ja, iedereen doet het weer anders, behalve ik!
(changement.)
Reacties
Een reactie posten