34 Vasisdassen in vertaling
Toen Poesjkin het woord vasisdas in zijn Jevgeni Onegin liet voorkomen, als laatste woord van de laatste regel van de vijfendertigste strofe van het eerste boek, twijfelde hij over de spelling. Waarschijnlijk was het jargon en had hij het nergens ooit geschreven zien staan. Hij zag wel dat het uit het Duits kwam, want in de kladversie schreef hij eerst Wass ist das en in zijn netschrift vas-isdas, voordat het werd gedrukt (gecursiveerd) als vasisdas, rijmend op ne raz, ‘niet voor het eerst’. Een heel leuk rijm, waarmee Aleksandr Sergeëvitsj in zijn nopjes geweest moet zijn.
Verletterlijkt luiden de laatste regels: ‘En de bakker, een stipte Duitser met een katoenen muts, heeft niet voor het eerst zijn watmottat geopend.’ Dat wil zeggen, er zijn al meer klanten langsgeweest op deze vroege Petersburgse ochtend, dus héél vroeg is het niet.
Het woord staat in het Russisch gecursiveerd. Wil dat zeggen dat Poesjkin het als een Fremdkörper in het Russische taaleigen beschouwde, een leenwoord? Waarschijnlijk. Daar hebben vertalers doorgaans geen probleem mee, want anderstalige woorden kunnen ze laten staan. Scheelt toch snel weer zes komma acht cent modelcontracthonorarium. In da pocket. Brassen, mensen.
In elk geval laat Nabokov het woord ook onvertaald in zijn interlineaire, onveranderlijk onverdraaglijk onleesbare en immer moeizaam kakkende kostschoolengels: ‘and the baker, a punctual German in cotton cap, has more than once already opened his vasisdas.’
De eerste Nederlandse vertaling van Jevgeni Onegin verscheen in 1949 (2de druk 1957, in de zeer actuele reeks ‘Corona-boeken’), vertaald door B. Ginzburg en Wils Huisman ‘en in Nederlandse verzen overgezet door Elsa Catz’ – vanuit een interlineaire woord-voor-woordvertaling dus, wat in Rusland heel gewoon was (en is), maar in Nederland is uitgestorven. We moesten veertig jaar wachten op de tweede Jevgeni Onegin, van W. Jonker uit 1989, die naar het schijnt ook tot stand kwam middels een woord-voor-woordvertaling, ditmaal van Charles B. Timmer. Daarna ging het snel. In 1994 verscheen de vertaling van Frans-Joseph van Agt en C.A.M. van Stekelenburg-Ongering, in 1995 die van Michel Lambrecht (herzien in 2004), en in 2010 die van Hans Boland als deel 5 in Poesjkins Verzamelde werken (Papieren Tijger), een vertaling die twee jaar later in licentie door Athenaeum—Polak & Van Gennep in de Perpetuareeks werd heruitgegeven. Van Oorschot vroeg mij in 2017 om een nieuwe vertaling voor ze te maken, maar even later werd Hans Boland in de kudde opgenomen, dus toen hoefde het niet meer. Bolands vertaling werd in 2018 door Van Oorschot overgenomen in Poesjkins Werken (door de vertaler De canon gedoopt).
Wat doet het illustere vijftal met de vasisdas, vroeg ik me af. Welnu, dit:
1949 (1957):
De nu al warme schoorsteen maakt
Een rookzuil en de Duitse bakker
Met zijn katoenen muts op was
Weer bezig met zijn “vasistas”.
1989
Een punctuele Duitse bakker,
katoengemutst, klapt al een keer
zijn vasistas voor iemand neer.
1994
Recht rijst de rook op in de lucht,
En reeds zag men de Duitse bakker,
Gekleed in keurig wit katoen,
Zijn luik voor klanten opendoen.
1995
De Duitser zal voor broden zorgen,
de stipte, met papieren hoed,
die zijn vasistas opendoet.
2010 (2012)
Luiken gaan open, blauwe rook
Stijgt op uit schoorstenen, en ook
De degelijke Duitse bakker,
Zijn koksmuts op, ontgrendelt ras
Het schuifraam van zijn was-ist-das.
Leuk. Anders. En leggen de vier die het woord hebben laten staan, al dan niet herbasterd, het nog uit? Drie van de vier wel, netjes achterin:
1949: Vasistas — een Franse benaming voor schuif- of tuimelraampje, afgeleid van het Duitse “was ist das?”
1989: De Franse term Vasistas, afgeleid van het Duitse «Was ist das» kreeg de betekenis van doorgeefluik of loket, onder meer het luikje waardoor in de bakkerij ’s ochtends het versgebakken brood naar de klanten werd toegeschoven.
2010: Was-ist-das. Zo noemden Petersburgers de (Duitse) broodkiosken in hun stad. De term was mogelijk ontleend aan het Frans; ‘vasistas’ (een klein bovenraampje) is op zijn beurt een verbastering van het Duitse ‘was ist das’.
Het is niet moeilijk te zien dat de vertaling van 2010 er met kop en schouders bovenuit steekt. De regels zijn zelfs zo goed vertaald, dat een aantekening achterin helemaal niet nodig was, want met het ontgrendelen van het schuifraam is de ‘was-ist-das’ al raak getypeerd. Ook ‘degelijke’ Duitse bakker is leuk, en de koksmuts beeldend. En (natuurlijk, maar dat is niet zo natuurlijk) wordt er op het bijzondere woord gerijmd en verdwijnt het niet weggesmokkeld ergens halverwege de regel.
Het woord kan dus prima blijven staan in het Nederlands, maar we krijgen door enkele vertalers (die het niet kunnen laten) in het notenapparaat ook alternatieven aangereikt: schuif- of tuimelraampje, loket en doorgeefluikje.
De Duitse vertaler Alexis Lupus tekent in 1899 aan (aldus Nabokov), dat de Duitse bakkers in Petersburg een ruitje in hun voordeur vervingen door een koperen plaat, die ‘als een ophaalbrug neergelaten kon worden’. Dat is nog wel de duidelijkste omschrijving, maar hoe (en of) die ophaalbrug in een vertaling kan figureren, zou ik zo direct niet kunnen zeggen.
_____
Verwijzingen. Mijn vorige blog, hier, ging ook over de vasisdas; daarvoor, hier, schreef ik over Läufterlein en fortotsjki.
Verletterlijkt luiden de laatste regels: ‘En de bakker, een stipte Duitser met een katoenen muts, heeft niet voor het eerst zijn watmottat geopend.’ Dat wil zeggen, er zijn al meer klanten langsgeweest op deze vroege Petersburgse ochtend, dus héél vroeg is het niet.
Het woord staat in het Russisch gecursiveerd. Wil dat zeggen dat Poesjkin het als een Fremdkörper in het Russische taaleigen beschouwde, een leenwoord? Waarschijnlijk. Daar hebben vertalers doorgaans geen probleem mee, want anderstalige woorden kunnen ze laten staan. Scheelt toch snel weer zes komma acht cent modelcontracthonorarium. In da pocket. Brassen, mensen.
In elk geval laat Nabokov het woord ook onvertaald in zijn interlineaire, onveranderlijk onverdraaglijk onleesbare en immer moeizaam kakkende kostschoolengels: ‘and the baker, a punctual German in cotton cap, has more than once already opened his vasisdas.’
De eerste Nederlandse vertaling van Jevgeni Onegin verscheen in 1949 (2de druk 1957, in de zeer actuele reeks ‘Corona-boeken’), vertaald door B. Ginzburg en Wils Huisman ‘en in Nederlandse verzen overgezet door Elsa Catz’ – vanuit een interlineaire woord-voor-woordvertaling dus, wat in Rusland heel gewoon was (en is), maar in Nederland is uitgestorven. We moesten veertig jaar wachten op de tweede Jevgeni Onegin, van W. Jonker uit 1989, die naar het schijnt ook tot stand kwam middels een woord-voor-woordvertaling, ditmaal van Charles B. Timmer. Daarna ging het snel. In 1994 verscheen de vertaling van Frans-Joseph van Agt en C.A.M. van Stekelenburg-Ongering, in 1995 die van Michel Lambrecht (herzien in 2004), en in 2010 die van Hans Boland als deel 5 in Poesjkins Verzamelde werken (Papieren Tijger), een vertaling die twee jaar later in licentie door Athenaeum—Polak & Van Gennep in de Perpetuareeks werd heruitgegeven. Van Oorschot vroeg mij in 2017 om een nieuwe vertaling voor ze te maken, maar even later werd Hans Boland in de kudde opgenomen, dus toen hoefde het niet meer. Bolands vertaling werd in 2018 door Van Oorschot overgenomen in Poesjkins Werken (door de vertaler De canon gedoopt).
Wat doet het illustere vijftal met de vasisdas, vroeg ik me af. Welnu, dit:
1949 (1957):
De nu al warme schoorsteen maakt
Een rookzuil en de Duitse bakker
Met zijn katoenen muts op was
Weer bezig met zijn “vasistas”.
1989
Een punctuele Duitse bakker,
katoengemutst, klapt al een keer
zijn vasistas voor iemand neer.
1994
Recht rijst de rook op in de lucht,
En reeds zag men de Duitse bakker,
Gekleed in keurig wit katoen,
Zijn luik voor klanten opendoen.
1995
De Duitser zal voor broden zorgen,
de stipte, met papieren hoed,
die zijn vasistas opendoet.
2010 (2012)
Luiken gaan open, blauwe rook
Stijgt op uit schoorstenen, en ook
De degelijke Duitse bakker,
Zijn koksmuts op, ontgrendelt ras
Het schuifraam van zijn was-ist-das.
Leuk. Anders. En leggen de vier die het woord hebben laten staan, al dan niet herbasterd, het nog uit? Drie van de vier wel, netjes achterin:
1949: Vasistas — een Franse benaming voor schuif- of tuimelraampje, afgeleid van het Duitse “was ist das?”
1989: De Franse term Vasistas, afgeleid van het Duitse «Was ist das» kreeg de betekenis van doorgeefluik of loket, onder meer het luikje waardoor in de bakkerij ’s ochtends het versgebakken brood naar de klanten werd toegeschoven.
2010: Was-ist-das. Zo noemden Petersburgers de (Duitse) broodkiosken in hun stad. De term was mogelijk ontleend aan het Frans; ‘vasistas’ (een klein bovenraampje) is op zijn beurt een verbastering van het Duitse ‘was ist das’.
Het is niet moeilijk te zien dat de vertaling van 2010 er met kop en schouders bovenuit steekt. De regels zijn zelfs zo goed vertaald, dat een aantekening achterin helemaal niet nodig was, want met het ontgrendelen van het schuifraam is de ‘was-ist-das’ al raak getypeerd. Ook ‘degelijke’ Duitse bakker is leuk, en de koksmuts beeldend. En (natuurlijk, maar dat is niet zo natuurlijk) wordt er op het bijzondere woord gerijmd en verdwijnt het niet weggesmokkeld ergens halverwege de regel.
Het woord kan dus prima blijven staan in het Nederlands, maar we krijgen door enkele vertalers (die het niet kunnen laten) in het notenapparaat ook alternatieven aangereikt: schuif- of tuimelraampje, loket en doorgeefluikje.
De Duitse vertaler Alexis Lupus tekent in 1899 aan (aldus Nabokov), dat de Duitse bakkers in Petersburg een ruitje in hun voordeur vervingen door een koperen plaat, die ‘als een ophaalbrug neergelaten kon worden’. Dat is nog wel de duidelijkste omschrijving, maar hoe (en of) die ophaalbrug in een vertaling kan figureren, zou ik zo direct niet kunnen zeggen.
_____
Verwijzingen. Mijn vorige blog, hier, ging ook over de vasisdas; daarvoor, hier, schreef ik over Läufterlein en fortotsjki.
Reacties
Een reactie posten