308 De zaak Emil/Michiel
Het is een hele ouwe koe die ik hiermee uit de sloot haal, en een niet-actuele koe ook nog. Want sinds 2014 heet onze Michiel van de Hazelhoeve geen Michiel meer maar Emiel, wat toch betrachtelijk dichter bij het Zweedse Emil ligt dan Michiel.
Maar daarvoor, in het lange tijdvak 1967-2014 heette de vrolijke jongen van Astrid Lindgren wel degelijk Michiel, en hij is er 47 mee geworden.
Waarom, waarom, vraag je je de haren uit mijn hoofd trekkend af, zou je de namen van handelende personages in boeken veranderen? En dan helemaal, vraag ik me vervolgens de haren uit jouw hoofd trekkend af, als het zulke simpele namen zijn als Emil er een is? Hoe heeft Rita Törnqvist-Verschuur dat sowieso ooit bedacht gekregen?
In het kader van het doorlopend fundamenteel vertaliaans onderzoek kwam ik een tijdje geleden een boek tegen dat Vertalen vertolkt, Verhalen over vertalen heet, uitgegeven in 1976 door het Nederlands genootschap voor vertalers (zou dat nog bestaan? Of is het uitgenoten?). Het boek, een bundeling van stukken, bevat er ook een van de Emil-vertaalster, die door de redactie zeer bescheiden wordt geïntroduceerd: ‘Zonder Rita Törnqvist zou Nederland Pippi Langkous waarschijnlijk niet kennen.’ Nou-nou-nou, zou het echt zo zijn? Zou zich dan echt niet iemand anders zich hebben aangemeld om de vertaling op zich te nemen? Zou Nederland zonder W.P. Razoux Der Struwwelpeter waarschijnlijk niet kennen? Zonder John Vandenbergh Ulysses? Te veel eer, lijkt me. Met meer recht zou je kunnen zeggen: ‘Zonder Rita Törnqvist had Nederland waarschijnlijk een veel betere, grappigere, leukere Pippi Langkous gekend.’ In haar stuk , ‘Vertalen voor kinderen – geen kinderspel’, stipt ze ook de Emil/Michiel-kwestie aan en vertelt ze waarom ze koos voor Michiel, in een even onnavolgbare als onweerlegbare redenering:
Zo was er eens een jongetje dat Emil heette. Emil, dacht ik, nee, die naam past niet bij hem. Niet in het Nederlands. Hij ziet eruit als Michiel.
Dat moet gaan over de klassieke tekeningen bij de drie Emil-boeken van Björn Berg uit respectievelijk 1963, 1966 en 1970. De vertaalster kwam om de koffie toen er in 1974 een televisieserie werd gemaakt van Emils avonturen, waarin het jochie gewoon op z’n Zweeds Emil heette en de uitgever alle zeilen moest bijzetten om de mensen de boeken van Michiel te laten kopen.
Maar toen kwam ik in een ander boek een heel ander verhaal tegen. Het stuk ‘How Emil becomes Michel: On the Translation of Children’s Books’ van Birgit Stolt uit 1978 gaat vrijwel helemaal over Astrid Lindgren-vertalingen en betrekt ook een interview met de schrijfster dat in 1969 in het Franse tijdschrift Babel verscheen. Het is een plezier om Astrid Lindgren te horen vertellen over de vreemde dingen die ze met vertalingen heeft meegemaakt. Het Babel-interview heeft als titel de vraag: ‘Traduire des livres d’enfant: est-ce possible?’ Ja, antwoordt Lindgren recht voor z’n raap, want kinderen hebben een fenomenale fantasie. ‘Ik geloof dat kinderen een geweldig vermogen hebben om de vreemdste en verst afgelegen dingen en omstandigheden te herbeleven, als een goede vertaler ze daarbij helpt, en ik geloof dat hun verbeelding blijft construeren waar de vertaler niet verder kan.’ Japanse kinderen schreven haar brieven om te vragen of Bullerby (in het Nederlands de Bolderburen) echt bestond, waar het lag en of je er kon komen wonen.
Er is dus heel veel mogelijk, als je de schrijver maar de ruimte geeft. ‘Een romanvertaler kan denk ik het origineel getrouw volgen zonder te horen te krijgen: “Dat kun je niet zeggen, dat hoort niet!”’ – maar kinderboekenauteurs krijgen het voortdurend te horen of anders zorgen hun vertalers er wel voor dat dingen ‘die niet horen’ weggepoetst worden. In Ronja de roversdochter is in het Engels een heel hoofdstuk geschrapt omdat er een snotneus in voorkwam, ‘terwijl kinderen op de hele wereld permanent met een snotneus rondlopen.’ In Lotta dreigde de mesthoop (waar Lotta op gaat staan in de hoop dat ze zal groeien) in een Amerikaanse uitgave veranderd te worden in een berg bladeren, maar dat wist Lindgren net te voorkomen. In het Frans kan Pippi (ze heet daar Fifi, want Pippi klonk teveel naar faire pipi) geen paard optillen maar alleen een pony, omdat ‘Franse kinderen, die net een Wereldoorlog hadden doorgemaakt, daar veel te realistisch voor waren’. Astrid Lindgren: ‘Soms denk ik dat uitgevers niet veel van kinderen begrijpen.’ Ook hebben vertalers volgens Lindgren vaak de neiging om alles net iets mooier en gevoeliger en liever te maken dan de auteur het bedoelde, net even wat extra lieve bijvoeglijke naamwoordjes ertussendoor te gooien, die door de handelende personen nooit zo bedacht of gevoeld kunnen zijn, en Stolt haalt de regel aan: ‘Lisabeth throws her podgy, round little arms round Madicken’s neck’ terwijl er in het origineel van mollige ronde kleine armpjes geen sprake is. Zo wordt het verhaal zoetelijk, kunstmatig kinderlijk en speels gemaakt.
Lindgren verdedigt vol vuur het recht van kinderboekschrijvers om te schrijven wat ze willen. De vraag wat een goed kinderboek is, is voor haar even zinloos als de vraag wat een goed boek voor volwassenen is. Ook kinderboekauteurs moeten ‘de vrijheid, vrijheid, vrijheid hebben om te schrijven hoe ze willen, zonder recept.’ Er is maar één soort kinderboek dat volgens haar nooit geschreven mag worden, en dat zijn boeken die op een zondagmiddag in elkaar geflanst zijn door een schrijver die maar wat doet omdat het ‘toch maar een kinderboek is’.
Stolt wijst ook op de Duitse vertaling van Emil i Lönneberga (zoals het oorspronkelijk heet) van de hand van Karl Kurt Peters, die in 1965, twee jaar na de Zweedse uitgave verscheen. In het Duits werd het Michel in der Suppenschüssel uit 1963 (Engels Emil in the Soup Tureen, Nederlands Michiel zet alles op zijn kop). Waarom Emil anders moest heten, weet niemand, aldus Stolt. Was het om eventuele verwarring met Emil van de detectives van Erich Kästner te voorkomen? Dan komt ook de Nederlandse vertaling van 1967 ter sprake:
The consequences of interference of this sort with the text can often not be foreseen. In Holland, for example, where the German model has been used and the hero renamed ‘Mikkel’, there were difficulties later on when the (Swedish) film was running and it turned out that the film hero had the unchanged name of Emil! I was told that after that the books were provided by a little sticker which informed the children that Mikkel and the Emil in the film were one and the same boy.
Het lijkt erop of Stolt telefonisch op de hoogte is gesteld van de wederwaardigheden en dat ze Michiel auditief heeft geïnterpreteerd als Mikkel. Maar inmiddels begrijp ik waarom Rita Törnqvist-Verschuur het jongetje geen Emil vond, maar een Michiel. Ze baseerde zich niet op het Zweeds, maar op de twee jaar eerder verschenen Duitse Michel-uitgave, waarin Emil niet alleen een naamsverandering kreeg, maar ook een andere tekenaar, Rolf Rettich. En ja, dat is een héél ander jongetje dan dat van Björn Berg, helemaal geen Emil, echt een Michel of Michiel, zeg nou zelf._____
Verwijzingen. Rita Törnqvist-Verschuur, ‘Vertalen voor kinderen – geen kinderspel’, in Gerard Fritschy, Christine Oberman en Hans Warendorf (red.), Vertalen vertolkt – verhalen over vertalen, Amsterdam, Nederlands Genootschap van Vertalers, 1976, p.102-106. ‘Traduire des livres d’enfant: est-ce possible?’, interview met Astrid Lindgen, vertaald in het Frans door Malou Höjer, Babel, 1969, p.98-100. Birgit Stolt, ‘How Emil becomes Michel: On the Translation of Children’s Books’, in Gillian Welsh (ed.), The Translation of Children’s Literature, A Reader, Clevedon, Multilingual Matters LTD, 2006, p.67-83, eerder verschenen in G. Klingberg & M. Ørvig (ed.), Children’s Books in Translation: The Situation and the Problems: Proceedings of the International Research Society for Children’s Literature, Held at Södertälje, August 26-29, 1976, Stockholm, Almqvist & Wiksell, 1978. De tekening van Björn Berg komt uit Astrid Lindgren, Michiel van de Hazelhoeve omnibus, Ploegsma, 1995 (4de druk). De Duitse boekomslagen komen van booklooker.de (Sammelgebiet Astrid Lindgren), links Michel in der Suppenschüssel, de eerste druk uit 1965, rechts Michel muß mehr Männchen machen, de eerste druk uit 1966, beide vertaald door Karl Kurt Peters en geïllustreerd door Rolf Rettich (verkoopprijs 156 en 158 euro), hier. Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.
Maar daarvoor, in het lange tijdvak 1967-2014 heette de vrolijke jongen van Astrid Lindgren wel degelijk Michiel, en hij is er 47 mee geworden.
Waarom, waarom, vraag je je de haren uit mijn hoofd trekkend af, zou je de namen van handelende personages in boeken veranderen? En dan helemaal, vraag ik me vervolgens de haren uit jouw hoofd trekkend af, als het zulke simpele namen zijn als Emil er een is? Hoe heeft Rita Törnqvist-Verschuur dat sowieso ooit bedacht gekregen?
In het kader van het doorlopend fundamenteel vertaliaans onderzoek kwam ik een tijdje geleden een boek tegen dat Vertalen vertolkt, Verhalen over vertalen heet, uitgegeven in 1976 door het Nederlands genootschap voor vertalers (zou dat nog bestaan? Of is het uitgenoten?). Het boek, een bundeling van stukken, bevat er ook een van de Emil-vertaalster, die door de redactie zeer bescheiden wordt geïntroduceerd: ‘Zonder Rita Törnqvist zou Nederland Pippi Langkous waarschijnlijk niet kennen.’ Nou-nou-nou, zou het echt zo zijn? Zou zich dan echt niet iemand anders zich hebben aangemeld om de vertaling op zich te nemen? Zou Nederland zonder W.P. Razoux Der Struwwelpeter waarschijnlijk niet kennen? Zonder John Vandenbergh Ulysses? Te veel eer, lijkt me. Met meer recht zou je kunnen zeggen: ‘Zonder Rita Törnqvist had Nederland waarschijnlijk een veel betere, grappigere, leukere Pippi Langkous gekend.’ In haar stuk , ‘Vertalen voor kinderen – geen kinderspel’, stipt ze ook de Emil/Michiel-kwestie aan en vertelt ze waarom ze koos voor Michiel, in een even onnavolgbare als onweerlegbare redenering:
Zo was er eens een jongetje dat Emil heette. Emil, dacht ik, nee, die naam past niet bij hem. Niet in het Nederlands. Hij ziet eruit als Michiel.
Dat moet gaan over de klassieke tekeningen bij de drie Emil-boeken van Björn Berg uit respectievelijk 1963, 1966 en 1970. De vertaalster kwam om de koffie toen er in 1974 een televisieserie werd gemaakt van Emils avonturen, waarin het jochie gewoon op z’n Zweeds Emil heette en de uitgever alle zeilen moest bijzetten om de mensen de boeken van Michiel te laten kopen.
Maar toen kwam ik in een ander boek een heel ander verhaal tegen. Het stuk ‘How Emil becomes Michel: On the Translation of Children’s Books’ van Birgit Stolt uit 1978 gaat vrijwel helemaal over Astrid Lindgren-vertalingen en betrekt ook een interview met de schrijfster dat in 1969 in het Franse tijdschrift Babel verscheen. Het is een plezier om Astrid Lindgren te horen vertellen over de vreemde dingen die ze met vertalingen heeft meegemaakt. Het Babel-interview heeft als titel de vraag: ‘Traduire des livres d’enfant: est-ce possible?’ Ja, antwoordt Lindgren recht voor z’n raap, want kinderen hebben een fenomenale fantasie. ‘Ik geloof dat kinderen een geweldig vermogen hebben om de vreemdste en verst afgelegen dingen en omstandigheden te herbeleven, als een goede vertaler ze daarbij helpt, en ik geloof dat hun verbeelding blijft construeren waar de vertaler niet verder kan.’ Japanse kinderen schreven haar brieven om te vragen of Bullerby (in het Nederlands de Bolderburen) echt bestond, waar het lag en of je er kon komen wonen.
Er is dus heel veel mogelijk, als je de schrijver maar de ruimte geeft. ‘Een romanvertaler kan denk ik het origineel getrouw volgen zonder te horen te krijgen: “Dat kun je niet zeggen, dat hoort niet!”’ – maar kinderboekenauteurs krijgen het voortdurend te horen of anders zorgen hun vertalers er wel voor dat dingen ‘die niet horen’ weggepoetst worden. In Ronja de roversdochter is in het Engels een heel hoofdstuk geschrapt omdat er een snotneus in voorkwam, ‘terwijl kinderen op de hele wereld permanent met een snotneus rondlopen.’ In Lotta dreigde de mesthoop (waar Lotta op gaat staan in de hoop dat ze zal groeien) in een Amerikaanse uitgave veranderd te worden in een berg bladeren, maar dat wist Lindgren net te voorkomen. In het Frans kan Pippi (ze heet daar Fifi, want Pippi klonk teveel naar faire pipi) geen paard optillen maar alleen een pony, omdat ‘Franse kinderen, die net een Wereldoorlog hadden doorgemaakt, daar veel te realistisch voor waren’. Astrid Lindgren: ‘Soms denk ik dat uitgevers niet veel van kinderen begrijpen.’ Ook hebben vertalers volgens Lindgren vaak de neiging om alles net iets mooier en gevoeliger en liever te maken dan de auteur het bedoelde, net even wat extra lieve bijvoeglijke naamwoordjes ertussendoor te gooien, die door de handelende personen nooit zo bedacht of gevoeld kunnen zijn, en Stolt haalt de regel aan: ‘Lisabeth throws her podgy, round little arms round Madicken’s neck’ terwijl er in het origineel van mollige ronde kleine armpjes geen sprake is. Zo wordt het verhaal zoetelijk, kunstmatig kinderlijk en speels gemaakt.
Lindgren verdedigt vol vuur het recht van kinderboekschrijvers om te schrijven wat ze willen. De vraag wat een goed kinderboek is, is voor haar even zinloos als de vraag wat een goed boek voor volwassenen is. Ook kinderboekauteurs moeten ‘de vrijheid, vrijheid, vrijheid hebben om te schrijven hoe ze willen, zonder recept.’ Er is maar één soort kinderboek dat volgens haar nooit geschreven mag worden, en dat zijn boeken die op een zondagmiddag in elkaar geflanst zijn door een schrijver die maar wat doet omdat het ‘toch maar een kinderboek is’.
Stolt wijst ook op de Duitse vertaling van Emil i Lönneberga (zoals het oorspronkelijk heet) van de hand van Karl Kurt Peters, die in 1965, twee jaar na de Zweedse uitgave verscheen. In het Duits werd het Michel in der Suppenschüssel uit 1963 (Engels Emil in the Soup Tureen, Nederlands Michiel zet alles op zijn kop). Waarom Emil anders moest heten, weet niemand, aldus Stolt. Was het om eventuele verwarring met Emil van de detectives van Erich Kästner te voorkomen? Dan komt ook de Nederlandse vertaling van 1967 ter sprake:
The consequences of interference of this sort with the text can often not be foreseen. In Holland, for example, where the German model has been used and the hero renamed ‘Mikkel’, there were difficulties later on when the (Swedish) film was running and it turned out that the film hero had the unchanged name of Emil! I was told that after that the books were provided by a little sticker which informed the children that Mikkel and the Emil in the film were one and the same boy.
Het lijkt erop of Stolt telefonisch op de hoogte is gesteld van de wederwaardigheden en dat ze Michiel auditief heeft geïnterpreteerd als Mikkel. Maar inmiddels begrijp ik waarom Rita Törnqvist-Verschuur het jongetje geen Emil vond, maar een Michiel. Ze baseerde zich niet op het Zweeds, maar op de twee jaar eerder verschenen Duitse Michel-uitgave, waarin Emil niet alleen een naamsverandering kreeg, maar ook een andere tekenaar, Rolf Rettich. En ja, dat is een héél ander jongetje dan dat van Björn Berg, helemaal geen Emil, echt een Michel of Michiel, zeg nou zelf.
Verwijzingen. Rita Törnqvist-Verschuur, ‘Vertalen voor kinderen – geen kinderspel’, in Gerard Fritschy, Christine Oberman en Hans Warendorf (red.), Vertalen vertolkt – verhalen over vertalen, Amsterdam, Nederlands Genootschap van Vertalers, 1976, p.102-106. ‘Traduire des livres d’enfant: est-ce possible?’, interview met Astrid Lindgen, vertaald in het Frans door Malou Höjer, Babel, 1969, p.98-100. Birgit Stolt, ‘How Emil becomes Michel: On the Translation of Children’s Books’, in Gillian Welsh (ed.), The Translation of Children’s Literature, A Reader, Clevedon, Multilingual Matters LTD, 2006, p.67-83, eerder verschenen in G. Klingberg & M. Ørvig (ed.), Children’s Books in Translation: The Situation and the Problems: Proceedings of the International Research Society for Children’s Literature, Held at Södertälje, August 26-29, 1976, Stockholm, Almqvist & Wiksell, 1978. De tekening van Björn Berg komt uit Astrid Lindgren, Michiel van de Hazelhoeve omnibus, Ploegsma, 1995 (4de druk). De Duitse boekomslagen komen van booklooker.de (Sammelgebiet Astrid Lindgren), links Michel in der Suppenschüssel, de eerste druk uit 1965, rechts Michel muß mehr Männchen machen, de eerste druk uit 1966, beide vertaald door Karl Kurt Peters en geïllustreerd door Rolf Rettich (verkoopprijs 156 en 158 euro), hier. Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.
Interessant.
BeantwoordenVerwijderenEn ‘Vertalen voor kinderen – geen kinderspel’ van Rita Törnqvist-Verschuur staat ook hier:
https://vertaalverhaal.nl/project/vertalen-voor-kinderen-geen-kinderspel-2/
Heb je ook bezwaar tegen de Nederlandse versies van namen in Harry Potter? Of de vertaling van de namen van Gaston Lagaffe en Achille Talon?
BeantwoordenVerwijderenFrank! Dat kun je zelf toch wel bedenken? Er staat hierboven toch ook ‘en helemaal als het zulke simpele namen zijn als Emil er een is’. Is Emil een sprekende naam? Sowieso ben ik niet tegen veranderen, maar dan moet het wel iets leuks worden, en het voordeel van Michiel boven Emil/Emiel ontgaat me ten enen male.
VerwijderenDaarbij komt, RJ, dat Rita Törnqvist-Verschuur Karlsson van het dak volstrekt heeft vernield door van Karlssons tegenspeler, het jongetje Lillebror (Broertje, in het Russisch vertaald als Malysj, Kleintje) te vertalen als... Erik. En dát is niet veranderd bij het herzien van de Lindgren-vertalingen, althans, het was nog steeds Erik in 2014, bij de zesde druk – terwijl het de honderzesde zou zijn geweest als het jochie Broertje of Kleintje had geheten.
Verwijderen