304 De IJsco van Dworson en Hess-Binger
De eerste tentoonstelling van Sovjet-kinderboeken in het Westen was in 1929 van 21 april to 13 mei te zien in het Stedelijk Museum, ‘Grafiek en boekkunst uit de Sovjet-Unie’ met honderdvijftig exponaten. ‘Prachtig,’ was het eensluidend meestgehoorde oordeel, en de eensluidende meestgehoorde verzuchting was: ‘Maar wat jammer dat we er geen pest van begrijpen.’ Vervolgens werden er door Servire in een humanitaire daad van gerechtigheid tussen eind 1929 en eind 1930 een aantal boekjes op de markt geslingerd – de eerste vertalingen in het Westen van Sovjet-Russische prentenboeken – een luttel achttal maar, waar je je tegenwoordig blauw voor betaalt. Een daarvan is IJsco, zoals het in de vertaling van Ljoeba Dworson en Eliza Hess-Binger heet.
Dit is hun vertaling van de tekst uit 1929, die iets anders eindigt dan de tekst uit 1925 die ik vertaalde:
Hoor, hoe knirs! – knars! op de maat
Daar een ijscowagen gaat.
’n Oude man rijdt hem vooruit,
Door de straten schreeuwt hij luid:
„Prachtig ijs!
„Elken prijs!
„Lekker versch!
„Aardbei! Kers!
„IJs!”
Op hun bloote voetjes
Sluipen kinders zoetjes
Achter d’ijscowagen aan,
Tot de man eens stil blijft staan.
’t IJs, zoo suikerzoet,
Smaakt hun allen goed.
Wat een stijve klont!
Stop maar in je mond!
Meester Dikzak komt! Stap... stap...
Van de hitte paf en slap,
Kussens zijn zijn wangen haast,
’t Hoedje hangt er bijna naast.
„Psst!” zoo roept hij: „Oude man!
„Geef me ’r voor een stuiver van!”
’n Wafel legt de man nu neer,
Spoelt den grooten lepel weer,
Dompelt die dan in de kluit,
Haalt er voor een stuiver uit,
Strijkt de kanten heel goed glad,
Met een wafel maakt hij ’t plat.
Meester Dikzak is een schrok:
„Voor een dubbeltje een brok!
„Geef me voor een kwartje nou!
„Voor een halve gulden! – Gauw!”
„Jarig ben ik, zeg, vandaag!” –
„– Alsjeblief, meneer... en graag!”
Zonder dat zijn ogen knippen,
Slikt hij ’t in en likt zijn lippen,
„O,” denkt elk, straks stikt hij, hoor!”
Doch de Dikzak schreeuwt maar door:
„IJsco voor een gulden!” – „Ja!” –
„En voor een rijksdaalder na!”
Allen schreeuwen door elkaar:
„Man, je bent in groot gevaar!
„Kijk, je kruintje ziet al blauw!
„Rijp komt op dien snor van jou,
„Net als op een boom... ’t is heusch!
„Pegels vriezen aan je neus!”
Al het ijs is op.
Langs den weg, klop-klop!
Rijdt de ijskar zonder vracht
En de ijscoman, die lacht.
Vroolijk roept hij tot zijn makkers:
„Gaat het jullie goed, zeg, stakkers?
„Wacht, mijn klantje komt daar! – Stop!
„Al je voorraad eet hij op!”
Zie de ijscomannen loopen
Om hun ijsco te verkoopen.
Hoor schreeuwen door elkaar:
„Koop toch onze fijne waar!”
„Prachtig ijs!
„Elken prijs!
„Lekker versch!
„Aardbei! Kers!
„Jarige man!
„Smul er maar van!
„IJs! IJs!”
Meester Dikzak lust nog meer
En begint opnieuw maar weer,
Heeft een bus nu opgetild,
Waar hij gauw zijn dorst mee stilt.
Met een half bevroren hand
Legt hij ’t geld neer, – klappertandt...
Zie dien sneeuwklomp op zijn mouw!
Ook zijn hoofd bevriest van kou...
Kijk, zijn bril is vol met ijs
En zijn snor is zilvergrijs.
Hu! – wat staat hij star en stijf –
Sneeuwstorm warrelt om zijn lijf!
Al die sneeuw is opgestoven
Tot een hoop – (niet te geloven) –
Die een hele ijsberg werd;
Daardoor is de weg versperd.
Op hun schaatsen, in hun slee,
– Niet op werklijk ijs, o, nee, –
Maar op ijsco, ongestoord,
Glijden al de kindren voort!
De Hess-Binger-Dworson-vertaling volgt de derde Russische editie uit 1929, die een ander omslag heeft dan de eerste en hier en daar gespiegelde tekeningen. In de tekst is alleen het einde veranderd. Na de sneeuwstorm die om de bevroren staatsburger heen woedt, schrapt Marsjak zijn oude einde en maakt ervan, verletterlijkt: ‘Tegenover onze binnenplaats is er een berg ontstaan die de hele weg verspert. Het volk glijdt vrolijk. Onder de sleeën ligt geen ijs, maar aardbeienijs!’ Het vrolijke einde wordt vervangen door een zwaaiende vinger: allemaal leuk en aardig maar de bevroren meneer moet niet de weg versperren! IJs als bevroren water is ljod in het Russisch, een heel ander woord dan het ijs dat je eet, morozjenoje. In het Russisch leg je het verband tussen die twee begrippen (allebei bevroren vochtigheid) minder snel dan in talen waarin beide substanties ijs heten (de meeste andere talen), en Marsjak vond het nodig dat onderscheid explicieter te maken, wat in het Nederlands dus niet hoeft, want alle ijs is ijs.
Er staan in de Servire-vertaling niet veel bijzondere rijmen en aardig wat stoplappen, zoals niet te geloven, o nee, ’t is heusch, opnieuw maar weer, en rijmdwangmatigheden, zoals schreeuwen luid (probeer maar eens zacht te schreeuwen), ongestoord, zoetjes en dergelijke. Voor het Nederlandse publiek blijft het boek het van de illustraties moeten hebben op die manier. Hoewel, het verhaal is natuurlijk best grappig, en ook sovjet: dikke bourgeois krijgt lik op stuk en verandert door zijn gulzigheid in een ijsklomp. Misschien dat het door de satirische inslag ook vaak wordt weggelaten uit bundelingen van Marsjaks beroemdste kindergedichten. Het staat bijvoorbeeld niet in het 134 bladzijden tellende Djetjam (Voor kinderen, Djetskaja literatoera, 1992), het gelijknamige, 300 bladzijden tellende Djetjam (Planet Djetstva, 2010), en ook in 1978 ontbrak het al in de 118 bladzijden van de verzamelbundel Stichi i skazki dlja djetej (Gedichten en verhalen voor kinderen) dat door Radoega in internationale uitgaves werd verspreid, in het Nederlands vertaald door Roel Pieters (S. Marsjak, Oudje, doe de deur eens dicht... en andere versjes voor kinderen). Het kan ook aan de constructivistische illustraties van Lebedev hebben gelegen, want ook Circus ontbreekt vaak – en Lebedevs jaren twintig-tekenstijl verschilt hemelsbreed van wat er sindsdien aan socialistisch realisme is verschenen. Het contrast met de andere opgenomen verhalen zou te groot zijn. Maar dan neem je toch andermans tekeningen? Konasjevitsj tekende Morozjenoje bijvoorbeeld in 1941 helemaal opnieuw, met een dikzak die geen nette kleren meer aanheeft maar een gewone vetprop in hemdsmouwen is. Ook die tekst verschilt trouwens weer, waarna de tekst in 1957 opnieuw – dit keer zwaar – is aangepast. Maar daarover later: ik lijk een blik wormen te hebben opengetrokken.
Interessant in de Servire-vertaling is het enkelvoudig gebruik van het woord ijsco als verzamelnaam in de regel Om hun ijsco te verkopen. Ik kwam net zoiets tegen in een verhaal van Hasek, vertaald in 1970 in De mensenhandelaar van Amsterdam, waarin er gesproken wordt over ontvreemde spoorbiels – al is het mogelijk dat de vertaler het woord biels gebruikt in de oorspronkelijke meervoudsbetekenis (enkelvoud: biel). Ik vind het wel wat om in het achterhoofd te houden, het idee dat soms een enkelvoud ook mogelijk is als je het over produkten hebt – het klinkt eigenlijk beter.
_____
Verwijzingen. De illustraties zijn afkomstig uit Albert Lemmens en Serge Stommels, Russian Artists and the Children’s Book 1890-1992, LS, Nijmegen, 2009 en uit Serge-Aljosja Stommels en Albert Lemmens, ‘Russische prentenboeken op zoek naar een datum’, in: De boekenwereld, jaargang 30, nr. 1, 2014, blz. 68-75 (ook op dbnl.org). De vertaling van Hess-Binger en Dworson: C. Marschak, illustraties van W. Lebedew, IJsco, Circus, Russische prentenboeken, derde serie, N.V. De Baanbreker, uitgeverij Servire, Den Haag, z.j. (1930). De spoorbiels bij Hasek staat in het verhaal Gemeenteraadsverkiezingen, in De mensenhandelaar van Amsterdam, vertaling L. Kisjes en J. Mirejovsky, Meulenhoff, 1970, blz. 98.
Dit is hun vertaling van de tekst uit 1929, die iets anders eindigt dan de tekst uit 1925 die ik vertaalde:
Hoor, hoe knirs! – knars! op de maat
Daar een ijscowagen gaat.
’n Oude man rijdt hem vooruit,
Door de straten schreeuwt hij luid:
„Prachtig ijs!
„Elken prijs!
„Lekker versch!
„Aardbei! Kers!
„IJs!”
Op hun bloote voetjes
Sluipen kinders zoetjes
Achter d’ijscowagen aan,
Tot de man eens stil blijft staan.
’t IJs, zoo suikerzoet,
Smaakt hun allen goed.
Wat een stijve klont!
Stop maar in je mond!
Meester Dikzak komt! Stap... stap...
Van de hitte paf en slap,
Kussens zijn zijn wangen haast,
’t Hoedje hangt er bijna naast.
„Psst!” zoo roept hij: „Oude man!
„Geef me ’r voor een stuiver van!”
’n Wafel legt de man nu neer,
Spoelt den grooten lepel weer,
Dompelt die dan in de kluit,
Haalt er voor een stuiver uit,
Strijkt de kanten heel goed glad,
Met een wafel maakt hij ’t plat.
Meester Dikzak is een schrok:
„Voor een dubbeltje een brok!
„Geef me voor een kwartje nou!
„Voor een halve gulden! – Gauw!”
„Jarig ben ik, zeg, vandaag!” –
„– Alsjeblief, meneer... en graag!”
Zonder dat zijn ogen knippen,
Slikt hij ’t in en likt zijn lippen,
„O,” denkt elk, straks stikt hij, hoor!”
Doch de Dikzak schreeuwt maar door:
„IJsco voor een gulden!” – „Ja!” –
„En voor een rijksdaalder na!”
Allen schreeuwen door elkaar:
„Man, je bent in groot gevaar!
„Kijk, je kruintje ziet al blauw!
„Rijp komt op dien snor van jou,
„Net als op een boom... ’t is heusch!
„Pegels vriezen aan je neus!”
Al het ijs is op.
Langs den weg, klop-klop!
Rijdt de ijskar zonder vracht
En de ijscoman, die lacht.
Vroolijk roept hij tot zijn makkers:
„Gaat het jullie goed, zeg, stakkers?
„Wacht, mijn klantje komt daar! – Stop!
„Al je voorraad eet hij op!”
Zie de ijscomannen loopen
Om hun ijsco te verkoopen.
Hoor schreeuwen door elkaar:
„Koop toch onze fijne waar!”
„Prachtig ijs!
„Elken prijs!
„Lekker versch!
„Aardbei! Kers!
„Jarige man!
„Smul er maar van!
„IJs! IJs!”
Meester Dikzak lust nog meer
En begint opnieuw maar weer,
Heeft een bus nu opgetild,
Waar hij gauw zijn dorst mee stilt.
Met een half bevroren hand
Legt hij ’t geld neer, – klappertandt...
Zie dien sneeuwklomp op zijn mouw!
Ook zijn hoofd bevriest van kou...
Kijk, zijn bril is vol met ijs
En zijn snor is zilvergrijs.
Hu! – wat staat hij star en stijf –
Sneeuwstorm warrelt om zijn lijf!
Al die sneeuw is opgestoven
Tot een hoop – (niet te geloven) –
Die een hele ijsberg werd;
Daardoor is de weg versperd.
Op hun schaatsen, in hun slee,
– Niet op werklijk ijs, o, nee, –
Maar op ijsco, ongestoord,
Glijden al de kindren voort!
De Hess-Binger-Dworson-vertaling volgt de derde Russische editie uit 1929, die een ander omslag heeft dan de eerste en hier en daar gespiegelde tekeningen. In de tekst is alleen het einde veranderd. Na de sneeuwstorm die om de bevroren staatsburger heen woedt, schrapt Marsjak zijn oude einde en maakt ervan, verletterlijkt: ‘Tegenover onze binnenplaats is er een berg ontstaan die de hele weg verspert. Het volk glijdt vrolijk. Onder de sleeën ligt geen ijs, maar aardbeienijs!’ Het vrolijke einde wordt vervangen door een zwaaiende vinger: allemaal leuk en aardig maar de bevroren meneer moet niet de weg versperren! IJs als bevroren water is ljod in het Russisch, een heel ander woord dan het ijs dat je eet, morozjenoje. In het Russisch leg je het verband tussen die twee begrippen (allebei bevroren vochtigheid) minder snel dan in talen waarin beide substanties ijs heten (de meeste andere talen), en Marsjak vond het nodig dat onderscheid explicieter te maken, wat in het Nederlands dus niet hoeft, want alle ijs is ijs.
Er staan in de Servire-vertaling niet veel bijzondere rijmen en aardig wat stoplappen, zoals niet te geloven, o nee, ’t is heusch, opnieuw maar weer, en rijmdwangmatigheden, zoals schreeuwen luid (probeer maar eens zacht te schreeuwen), ongestoord, zoetjes en dergelijke. Voor het Nederlandse publiek blijft het boek het van de illustraties moeten hebben op die manier. Hoewel, het verhaal is natuurlijk best grappig, en ook sovjet: dikke bourgeois krijgt lik op stuk en verandert door zijn gulzigheid in een ijsklomp. Misschien dat het door de satirische inslag ook vaak wordt weggelaten uit bundelingen van Marsjaks beroemdste kindergedichten. Het staat bijvoorbeeld niet in het 134 bladzijden tellende Djetjam (Voor kinderen, Djetskaja literatoera, 1992), het gelijknamige, 300 bladzijden tellende Djetjam (Planet Djetstva, 2010), en ook in 1978 ontbrak het al in de 118 bladzijden van de verzamelbundel Stichi i skazki dlja djetej (Gedichten en verhalen voor kinderen) dat door Radoega in internationale uitgaves werd verspreid, in het Nederlands vertaald door Roel Pieters (S. Marsjak, Oudje, doe de deur eens dicht... en andere versjes voor kinderen). Het kan ook aan de constructivistische illustraties van Lebedev hebben gelegen, want ook Circus ontbreekt vaak – en Lebedevs jaren twintig-tekenstijl verschilt hemelsbreed van wat er sindsdien aan socialistisch realisme is verschenen. Het contrast met de andere opgenomen verhalen zou te groot zijn. Maar dan neem je toch andermans tekeningen? Konasjevitsj tekende Morozjenoje bijvoorbeeld in 1941 helemaal opnieuw, met een dikzak die geen nette kleren meer aanheeft maar een gewone vetprop in hemdsmouwen is. Ook die tekst verschilt trouwens weer, waarna de tekst in 1957 opnieuw – dit keer zwaar – is aangepast. Maar daarover later: ik lijk een blik wormen te hebben opengetrokken.
Interessant in de Servire-vertaling is het enkelvoudig gebruik van het woord ijsco als verzamelnaam in de regel Om hun ijsco te verkopen. Ik kwam net zoiets tegen in een verhaal van Hasek, vertaald in 1970 in De mensenhandelaar van Amsterdam, waarin er gesproken wordt over ontvreemde spoorbiels – al is het mogelijk dat de vertaler het woord biels gebruikt in de oorspronkelijke meervoudsbetekenis (enkelvoud: biel). Ik vind het wel wat om in het achterhoofd te houden, het idee dat soms een enkelvoud ook mogelijk is als je het over produkten hebt – het klinkt eigenlijk beter.
Verwijzingen. De illustraties zijn afkomstig uit Albert Lemmens en Serge Stommels, Russian Artists and the Children’s Book 1890-1992, LS, Nijmegen, 2009 en uit Serge-Aljosja Stommels en Albert Lemmens, ‘Russische prentenboeken op zoek naar een datum’, in: De boekenwereld, jaargang 30, nr. 1, 2014, blz. 68-75 (ook op dbnl.org). De vertaling van Hess-Binger en Dworson: C. Marschak, illustraties van W. Lebedew, IJsco, Circus, Russische prentenboeken, derde serie, N.V. De Baanbreker, uitgeverij Servire, Den Haag, z.j. (1930). De spoorbiels bij Hasek staat in het verhaal Gemeenteraadsverkiezingen, in De mensenhandelaar van Amsterdam, vertaling L. Kisjes en J. Mirejovsky, Meulenhoff, 1970, blz. 98.
Reacties
Een reactie posten