484 Omdat die vlam haar zoo bekoort
Toen ik bezig was met mijn gooi naar de verderfelijkheid om De Struwwelpeter van Heinrich Hoffmann een eenentwintigste-proof vertaling te geven, bestudeerde ik tegelijkertijd, iets eerder of iets later, de vertalingen die er al geweest zijn, om te kijken hoe mijn voorgangers zich door de materie hadden geworsteld. Het was een twee- of misschien wel driesnijdend mes: ik kon vondsten overnemen of me op het juiste spoor laten zetten, of ik kon zien hoe het bij uitstek niet moest, als de vertalers er met de pet naar gegooid hadden of er opvoedkundige derrie van gemaakt hadden, of (derde snijkant) dat het niet goed was maar toch goed was.
Het gaf veel voldoening. En was leerrijk. Ik heb op dit blog het Struwwelpeter-gedicht in de diverse vertalingen al laten passeren (in blog 317), alsmede de geschiedenis van de wrede Frederik (in blogs 445 t/m 456), het oorspronkelijk eerste gedicht dat verhuisde naar plek twee toen de warharige revolutionair pride of place kreeg (beide te bereiken via het register, blog 345, hier, onder de respectievelijke lemma’s Struwwelpeter en Frederik de wrederik). D.w.z. dat het nu tijd is om het griezelverhaal over het meisje dat verbrandt onder de loep te nemen, althans de vertalingen ervan, en wat ik ervan opstak in de aanloop van een vertaling op geheel eigen eigenwijze wijze gemaakt door mij, god zegene de greep.
Ik heb acht vertalingen gevonden, en één niet, Lucifer-Leentje van Agatha uit 1893. Misschien krijg ik ooit nog wel te pakken. Als iemand hem heeft, ik hou me aanbevolen.
In het Duits heet het Die gar traurige Geschichte mit dem Feuerzeug en impressionabele zielen moeten dit maar overslaan. Het behoort tot de wreedste geschiedenissen in het boek, samen met de geschiedenis van de duimzuiger die beide duimen verloor aan de kledermakersschaar. Niet voor niets schrapt Riemens-Reurslag beide verhalen in haar vertaling van Hoffmanns boekwerk uit 1943, een keus die ze uitgebreid verantwoordt in haar nawoord. Een citaat:
Tot voor korte tijd waren onze opvoedings-ideeën die van een utopia, we trachtten de kinderen op te voeden voor een wereld, die niet bestaat. De nieuwe psychologie heeft ons wel anders geleerd. In zoveel verhalen, sprookjes, versjes reageren ze hun angsten af, in plaats van ze erdoor te krijgen. Toch mogen die verhalen weer niet zo zijn, dat de kinderen er niet van kunnen slapen. Een middenweg is hier, als meestal, de juiste.
Een vreemde conclusie. Een middenweg, elke middenweg is per definitie, uit de aard der zaak, de onjuiste weg, verkeerd en des duivels, niettegenstaande wat Aristoteles en Kung Fu Tze menen. En in het geval van Hoffmanns gedichten en de opvoedkunde lijkt het mij al helemaal de onjuiste conclusie. Het is namelijk of-of. Of je schrapt de potentieel angstverwekkende verhalen, of je laat ze staan. Wat overigens precies is wat zij doet. Maar ze bedoelt: je kan de verhalen ook aanpassen (lees: verprutten en verprutsen), hetgeen ze geprobeerd heeft met Soep-Hein. Dat wilde ze oorspronkelijk een gelukkiger eind geven, maar ‘na ruggespraak met deskundigen’ heeft ze daar toch van afgezien. Ik zie niet in hoe je twee van de tien gedichten schrappen ‘een middenweg’ kan noemen. Ons bomt noch boeit het feitelijk, want wij kijken naar de resultaten als gedichten, en als zij ergens iets heeft aangepast zal dat waarschijnlijk meteen duidelijk zijn. Maar in deze kleine blogreeks over Paulinchen zal Guurtje Riemens-Ruurslag dus afwezig zijn.
Terug naar de auto-da-fé van de vrolijke en ondernemende jongedame. De Razoux-vertaling, de klassieke, is die misschien echt onovertroffen en onovertrefbaar qua humor, scherpte, kragt der uytdrukselen et caetera? We zullen zien.
De allerdroevigste Geschiedenis met de zwavelstokjens (W.P. Razoux 1848)
Paulientjen bleef te huis, alleen,
Naar Tante gingen de ouders heen;
Zij was een’ kleine lagchebek
En liep al zingend door ’t vertrek; –
Daar zag ze op eens een doosjen staan,
Met zwavelstokjens volgelâan:
‘Ei!’ riep Paulien, ‘dat zou voor mijn
Een regt pleizierig speelgoed zijn.’
En zoo gezegd, – en zoo gedaan, –
Zij stak een zwavelstokjen aan.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
Dat zag vermanend op tot haar;
Zij dreigden 't meisje met den poot:
‘Bedenk toch, dat Papa ’t verbood!
Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Och toe, Paulientjen, laat dat gaauw!’
Maar neen, toch gaat Paulientjen voort,
Omdat die vlam haar zoo bekoort,
Die knist’rend heen en weder gaat,
Gelijk gij ’t zien kunt op deez’ plaat.
Wat had ze een pret, die lagchebek!
Zij sprong van blijdschap door ’t vertrek.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
Dat zag vermanend op tot haar;
Zij dreigden ’t meisje met den poot:
Bedenk toch, dat Mama ’t verbood!
Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Toe, gooi het weg, Paulientjen! gaauw!’
O, schrik! haar klêertjes vatten vlam!
Ach! dat ze ook aan dat doosjen kwam!
Daar brandt de hand reeds en het haar,
En eind’lijk brand zij heelegaar.
En Pietje en Mietje schreiden,
Zoo droevig met haar beiden:
‘Komt hier! Ter hulp! och, komt gezwind!
Komt ouders! Komt! Daar brandt uw kind!
Miaauw! Mio! Miaauw! Mio!’
Och, Pietje en Mietje schreiden zoo.
Verbrand is ’t meisjen heelegaar,
Het arme kind! met huid en haar;
Ze is tot een hoopjen asch vergaan,
Waar nog haar’ schoentjens nevens staan.
En Pietje en Mietje schreiden,
Zoo droevig met haar beiden:
‘Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Och, dat zij ’t ook niet laten wou!
Wij minden haar zoo teeder,
Nu zien wij haar niet weder.’
De vertalingen van Razoux zijn nog steeds uitstekend voorleesbaar, wat ook zeker een criterium mag heten. Zwavelstokjes, zwavelstokjens zelfs, is leuk natuurlijk, zo heetten die dingen vroeger, die tussen tondeldoos en lucifers kwamen. Een relatieve nieuwigheid in Hoffmanns tijd maar ze werden sinds 1834 al wel al in Darmstadt geproduceerd. Zwavelstokjes kun je overal aan afstrijken, ook aan de hak van de cowboylaars, weet ik uit Lucky Luke. Ik heb hetzelfde geprobeerd met lucifers, maar dat ging niet. Vandaar dat de moderne lucifers ook wel zekerheidstandenstokers heten natuurlijk, in het Zweeds dan. Ik wil maar zeggen: zwavelstokjes zijn niet zomaar uit- en inwisselbaar met lucifers. Details als dit schuiven de vertaling van Razoux langzaam maar zeker naar een plek in de Canon van Vertalingen, dat zijn klassieke vertalingen die in het hele spectrum van vertalingen misschien niet de beste of nauwkeurigste zijn, de modernste of aansprekendste, maar wel een onaantastbare status hebben verkregen – en de tijd speelt daarbij nu eens geen afbrekende maar opbouwende rol: hoe ouder hoe beter.
Dat Paulientjes ouders naar Tante zijn, is een fijn zinloos detail. Mooi is ook de vlam, die knist’rend heen en weder gaat. De dramatische zin En eind’lijk brandt het meisje helegaar heeft door dat helegaar precies de juiste ironische distantie om het niet al te gruwelijk te maken (of het in 1848 ook zo klonk weet ik niet). Een woord als vertrek vind ik dan weer minder en de namen Pietje en Mietje getuigen niet van veel fantasie. Al met al is en blijft het een fraaije vertaling, die als een goede wijn beter wordt met de tijd, misschien niet leesbaarder door het glas, maar zeer zeker voorleesbaarder.
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Hieronder het Duits.
Het gaf veel voldoening. En was leerrijk. Ik heb op dit blog het Struwwelpeter-gedicht in de diverse vertalingen al laten passeren (in blog 317), alsmede de geschiedenis van de wrede Frederik (in blogs 445 t/m 456), het oorspronkelijk eerste gedicht dat verhuisde naar plek twee toen de warharige revolutionair pride of place kreeg (beide te bereiken via het register, blog 345, hier, onder de respectievelijke lemma’s Struwwelpeter en Frederik de wrederik). D.w.z. dat het nu tijd is om het griezelverhaal over het meisje dat verbrandt onder de loep te nemen, althans de vertalingen ervan, en wat ik ervan opstak in de aanloop van een vertaling op geheel eigen eigenwijze wijze gemaakt door mij, god zegene de greep.
Ik heb acht vertalingen gevonden, en één niet, Lucifer-Leentje van Agatha uit 1893. Misschien krijg ik ooit nog wel te pakken. Als iemand hem heeft, ik hou me aanbevolen.
In het Duits heet het Die gar traurige Geschichte mit dem Feuerzeug en impressionabele zielen moeten dit maar overslaan. Het behoort tot de wreedste geschiedenissen in het boek, samen met de geschiedenis van de duimzuiger die beide duimen verloor aan de kledermakersschaar. Niet voor niets schrapt Riemens-Reurslag beide verhalen in haar vertaling van Hoffmanns boekwerk uit 1943, een keus die ze uitgebreid verantwoordt in haar nawoord. Een citaat:
Tot voor korte tijd waren onze opvoedings-ideeën die van een utopia, we trachtten de kinderen op te voeden voor een wereld, die niet bestaat. De nieuwe psychologie heeft ons wel anders geleerd. In zoveel verhalen, sprookjes, versjes reageren ze hun angsten af, in plaats van ze erdoor te krijgen. Toch mogen die verhalen weer niet zo zijn, dat de kinderen er niet van kunnen slapen. Een middenweg is hier, als meestal, de juiste.
Een vreemde conclusie. Een middenweg, elke middenweg is per definitie, uit de aard der zaak, de onjuiste weg, verkeerd en des duivels, niettegenstaande wat Aristoteles en Kung Fu Tze menen. En in het geval van Hoffmanns gedichten en de opvoedkunde lijkt het mij al helemaal de onjuiste conclusie. Het is namelijk of-of. Of je schrapt de potentieel angstverwekkende verhalen, of je laat ze staan. Wat overigens precies is wat zij doet. Maar ze bedoelt: je kan de verhalen ook aanpassen (lees: verprutten en verprutsen), hetgeen ze geprobeerd heeft met Soep-Hein. Dat wilde ze oorspronkelijk een gelukkiger eind geven, maar ‘na ruggespraak met deskundigen’ heeft ze daar toch van afgezien. Ik zie niet in hoe je twee van de tien gedichten schrappen ‘een middenweg’ kan noemen. Ons bomt noch boeit het feitelijk, want wij kijken naar de resultaten als gedichten, en als zij ergens iets heeft aangepast zal dat waarschijnlijk meteen duidelijk zijn. Maar in deze kleine blogreeks over Paulinchen zal Guurtje Riemens-Ruurslag dus afwezig zijn.
Terug naar de auto-da-fé van de vrolijke en ondernemende jongedame. De Razoux-vertaling, de klassieke, is die misschien echt onovertroffen en onovertrefbaar qua humor, scherpte, kragt der uytdrukselen et caetera? We zullen zien.
De allerdroevigste Geschiedenis met de zwavelstokjens (W.P. Razoux 1848)
Paulientjen bleef te huis, alleen,
Naar Tante gingen de ouders heen;
Zij was een’ kleine lagchebek
En liep al zingend door ’t vertrek; –
Daar zag ze op eens een doosjen staan,
Met zwavelstokjens volgelâan:
‘Ei!’ riep Paulien, ‘dat zou voor mijn
Een regt pleizierig speelgoed zijn.’
En zoo gezegd, – en zoo gedaan, –
Zij stak een zwavelstokjen aan.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
Dat zag vermanend op tot haar;
Zij dreigden 't meisje met den poot:
‘Bedenk toch, dat Papa ’t verbood!
Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Och toe, Paulientjen, laat dat gaauw!’
Maar neen, toch gaat Paulientjen voort,
Omdat die vlam haar zoo bekoort,
Die knist’rend heen en weder gaat,
Gelijk gij ’t zien kunt op deez’ plaat.
Wat had ze een pret, die lagchebek!
Zij sprong van blijdschap door ’t vertrek.
En Pietje en Mietje, ’t kattenpaar,
Dat zag vermanend op tot haar;
Zij dreigden ’t meisje met den poot:
Bedenk toch, dat Mama ’t verbood!
Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Toe, gooi het weg, Paulientjen! gaauw!’
O, schrik! haar klêertjes vatten vlam!
Ach! dat ze ook aan dat doosjen kwam!
Daar brandt de hand reeds en het haar,
En eind’lijk brand zij heelegaar.
En Pietje en Mietje schreiden,
Zoo droevig met haar beiden:
‘Komt hier! Ter hulp! och, komt gezwind!
Komt ouders! Komt! Daar brandt uw kind!
Miaauw! Mio! Miaauw! Mio!’
Och, Pietje en Mietje schreiden zoo.
Verbrand is ’t meisjen heelegaar,
Het arme kind! met huid en haar;
Ze is tot een hoopjen asch vergaan,
Waar nog haar’ schoentjens nevens staan.
En Pietje en Mietje schreiden,
Zoo droevig met haar beiden:
‘Mio! Miaauw! Mio! Miaauw!
Och, dat zij ’t ook niet laten wou!
Wij minden haar zoo teeder,
Nu zien wij haar niet weder.’
De vertalingen van Razoux zijn nog steeds uitstekend voorleesbaar, wat ook zeker een criterium mag heten. Zwavelstokjes, zwavelstokjens zelfs, is leuk natuurlijk, zo heetten die dingen vroeger, die tussen tondeldoos en lucifers kwamen. Een relatieve nieuwigheid in Hoffmanns tijd maar ze werden sinds 1834 al wel al in Darmstadt geproduceerd. Zwavelstokjes kun je overal aan afstrijken, ook aan de hak van de cowboylaars, weet ik uit Lucky Luke. Ik heb hetzelfde geprobeerd met lucifers, maar dat ging niet. Vandaar dat de moderne lucifers ook wel zekerheidstandenstokers heten natuurlijk, in het Zweeds dan. Ik wil maar zeggen: zwavelstokjes zijn niet zomaar uit- en inwisselbaar met lucifers. Details als dit schuiven de vertaling van Razoux langzaam maar zeker naar een plek in de Canon van Vertalingen, dat zijn klassieke vertalingen die in het hele spectrum van vertalingen misschien niet de beste of nauwkeurigste zijn, de modernste of aansprekendste, maar wel een onaantastbare status hebben verkregen – en de tijd speelt daarbij nu eens geen afbrekende maar opbouwende rol: hoe ouder hoe beter.
Dat Paulientjes ouders naar Tante zijn, is een fijn zinloos detail. Mooi is ook de vlam, die knist’rend heen en weder gaat. De dramatische zin En eind’lijk brandt het meisje helegaar heeft door dat helegaar precies de juiste ironische distantie om het niet al te gruwelijk te maken (of het in 1848 ook zo klonk weet ik niet). Een woord als vertrek vind ik dan weer minder en de namen Pietje en Mietje getuigen niet van veel fantasie. Al met al is en blijft het een fraaije vertaling, die als een goede wijn beter wordt met de tijd, misschien niet leesbaarder door het glas, maar zeer zeker voorleesbaarder.
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Hieronder het Duits.
Reacties
Een reactie posten