377 Verkeerde benen
Op het literaire juice-kanaal Tzum lees ik een recensie – een mooie lange onbekrompen – over een boek dat Meridiaan liet samenstellen met de best of Hilary Mantels interviews, essays en passages over haar schrijfbedrijf. De recensie is ruimschoots van citaten voorzien om jezelf ook een oordeel te vormen, en aan de inhoud ligt het niet dat Mantel overkomt als iemand die zeer behartenswaardige dingen zegt. Maar wat een rare zinnen kom ik in de citaten een paar keer tegen. Zinnen die me steevast op het verkeerde been zetten. Nou kan dat in scheppend proza best mogen en hoeven en moeten, maar een essay wil toch, net als journalistiek, begrepen worden, ook al is dat begrijpen altijd maar vluchtig als de wind. Maar dit zijn zinnen die ik een paar keer moet overlezen voor ik ze begrijp, en voor ik erachter kom wat er in het Nederlands mis mee is. Eerst dacht ik dat het Vertaliaans was, maar de vertalers, Niek Miedema en Harm Damsma hebben een te grote staat van dienst om daar in te trappen. Is het dan die andere grote vloek in literaribus, Redactioneels?
Eerste citaat. Hilary Mantel zegt dat ze niet veel opinies heeft, omdat ze het allemaal niet zo zeker weet. Als ze een wapenschild zou krijgen zou ze daar de wapenspreuk ‘zo simpel is het niet’ op zetten, en dan volgt dit:
Mijn werk als romancier heeft me geleerd dat, als ik het niet al wist, vrijwel alle menselijke omstandigheden complex, ambigu en veranderlijk zijn. Er is altijd meer informatie, er komt altijd meer informatie bij dan je kunt verwerken... De eerste regel moest ik een paar keer lezen, want dat ‘als ik het niet al wist’ staat op een plaats waar het niet hoort. Het hoort bij het leren en niet bij de complexe omstandigheden, en het is een tussenwerpsel dat er al pratende uitfloept. Ze heeft waarschijnlijk gezegd: ‘heeft me geleerd – als ik het niet al wist – dat’ etc. Uitgeschreven het Nederlands zou je dat ook tussen haakjes kunnen zetten: ‘heeft me geleerd (als ik het niet al wist), dat’ etc. Zoals het er nu staat werkt het heel bevreemdend – maar: het is wél de regel in Vertalië en Redactionelië: bij tussengevoegde zinnen waarop nog een betrekkelijke bijzin volgt, haal je voor het leesgemak het betrekkelijk voornaamwoord naar voren, vóór de tussengevoegde bepaling. Alleen hier kan dat dus niet en staat er iets wat mijns oors niet klopt.
Tweede citaat. Mantel benadrukt dat fictie anders is dan journalistiek, omdat er in fictie ook beeldspraak, symboliek en ambiguïteit komen kijken:
Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit. Zij gaat over het bijzondere dat het algemene oproept. De laatste regel moest ik een paar keer lezen, ten eerste om dat akelig onnatuurlijke zij dat naar fictie verwijst, want ja jongens, fictie is vrouwelijk. Intussen mag je geloof ik van de regels ook naar vrouwelijke woorden met hij verwijzen, maar dan moet je dat wel weer consequent doen. Het blijft een moeras, die regels. Maar hoe moet je het dan doen, als je niet iets vloekends voor de oren wil schrijven? Daar heb ik meer trucjes voor, waarvan ik er nu één zal onthullen: ik herhaal het naar te verwijzen woord. Ik zou dus zeggen:
Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit. Fictie gaat over het bijzondere dat het algemene oproept.
Naar mijn smaak en idee is dat in veel gevallen de meest natuurlijke oplossing, en veel minder gedragen dan verwijzen met hij, zij of het – het Engels is immers ook allerminst plechtig, waar naar fiction waarschijnlijk met ‘it’ verwezen is.
Maar ik ben nog niet klaar met die zin. Ik las ‘Zij gaat over het bijzondere dat het algemene oproept.’ namelijk eerst als beduidende dat het algemene het bijzondere oproept, en dat vond ik wel een heel leuke omkering van Mantel. Het cliché is dat het bijzondere het algemene oproept, maar waarom is het omgekeerde ook niet waar, of misschien zelfs waarder? Maar toen ik de zin nog een paar keer aandachtig overlas, leek me dat toch niet de bedoeling. Waarschijnlijk is het bijzondere het onderwerp en het algemene het lijdend voorwerp, maar dan staat het er wel erg ongelukkig en was een lijdende constructie duidelijker geweest, iets als ‘het bijzondere waarmee het algemene wordt opgeroepen’. Tenzij het natuurlijk fictie is, want dan heb ik niets gezegd.
_____
De recensie van Schrijver zijn van Hilary Mantel (vertaling Harm Damsma en Niek Miedema) van de hand van Guus Bauer is op Tzum te vinden, hier. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Eerste citaat. Hilary Mantel zegt dat ze niet veel opinies heeft, omdat ze het allemaal niet zo zeker weet. Als ze een wapenschild zou krijgen zou ze daar de wapenspreuk ‘zo simpel is het niet’ op zetten, en dan volgt dit:
Mijn werk als romancier heeft me geleerd dat, als ik het niet al wist, vrijwel alle menselijke omstandigheden complex, ambigu en veranderlijk zijn. Er is altijd meer informatie, er komt altijd meer informatie bij dan je kunt verwerken... De eerste regel moest ik een paar keer lezen, want dat ‘als ik het niet al wist’ staat op een plaats waar het niet hoort. Het hoort bij het leren en niet bij de complexe omstandigheden, en het is een tussenwerpsel dat er al pratende uitfloept. Ze heeft waarschijnlijk gezegd: ‘heeft me geleerd – als ik het niet al wist – dat’ etc. Uitgeschreven het Nederlands zou je dat ook tussen haakjes kunnen zetten: ‘heeft me geleerd (als ik het niet al wist), dat’ etc. Zoals het er nu staat werkt het heel bevreemdend – maar: het is wél de regel in Vertalië en Redactionelië: bij tussengevoegde zinnen waarop nog een betrekkelijke bijzin volgt, haal je voor het leesgemak het betrekkelijk voornaamwoord naar voren, vóór de tussengevoegde bepaling. Alleen hier kan dat dus niet en staat er iets wat mijns oors niet klopt.
Tweede citaat. Mantel benadrukt dat fictie anders is dan journalistiek, omdat er in fictie ook beeldspraak, symboliek en ambiguïteit komen kijken:
Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit. Zij gaat over het bijzondere dat het algemene oproept. De laatste regel moest ik een paar keer lezen, ten eerste om dat akelig onnatuurlijke zij dat naar fictie verwijst, want ja jongens, fictie is vrouwelijk. Intussen mag je geloof ik van de regels ook naar vrouwelijke woorden met hij verwijzen, maar dan moet je dat wel weer consequent doen. Het blijft een moeras, die regels. Maar hoe moet je het dan doen, als je niet iets vloekends voor de oren wil schrijven? Daar heb ik meer trucjes voor, waarvan ik er nu één zal onthullen: ik herhaal het naar te verwijzen woord. Ik zou dus zeggen:
Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit. Fictie gaat over het bijzondere dat het algemene oproept.
Naar mijn smaak en idee is dat in veel gevallen de meest natuurlijke oplossing, en veel minder gedragen dan verwijzen met hij, zij of het – het Engels is immers ook allerminst plechtig, waar naar fiction waarschijnlijk met ‘it’ verwezen is.
Maar ik ben nog niet klaar met die zin. Ik las ‘Zij gaat over het bijzondere dat het algemene oproept.’ namelijk eerst als beduidende dat het algemene het bijzondere oproept, en dat vond ik wel een heel leuke omkering van Mantel. Het cliché is dat het bijzondere het algemene oproept, maar waarom is het omgekeerde ook niet waar, of misschien zelfs waarder? Maar toen ik de zin nog een paar keer aandachtig overlas, leek me dat toch niet de bedoeling. Waarschijnlijk is het bijzondere het onderwerp en het algemene het lijdend voorwerp, maar dan staat het er wel erg ongelukkig en was een lijdende constructie duidelijker geweest, iets als ‘het bijzondere waarmee het algemene wordt opgeroepen’. Tenzij het natuurlijk fictie is, want dan heb ik niets gezegd.
Misschien stond er wel 'In the particular is contained the universal.'
BeantwoordenVerwijderenDat zou een mooie Joyce-quote zijn, maar nee, er stond, koekel ik snel: "[Fiction] multiplies ambiguity. It's about the particular, which suggests the general:" en het gaat door: "about inner meaning, seen with the inner eye, always glimpsed, always vanishing, always more or less baffling, and scuffled on the page hesitantly, furtively, transgressively."
VerwijderenDoor een innerlijk oog zou ook niet meer mogen. Een innerlijk oog is géén oog dat ziet. En daar zit nu net het probleem van de schrijfster. Zij kan niet zien dat dat oog blind is. Blindzicht. En wat doet het dan wel¿ Als je daarop antwoord geeft kun je het boek een blindenstok noemen en vooral voor schrijvers die blindzien en dit niet in hun werk kunnen pureren.
BeantwoordenVerwijderen