466 Ik kom even niet verder
Kinderen zijn nieuwsgierig en ontdekken de wereld op eigen houtje-touwtje en met gebruikmaking van al hun zeven zintuigen. Waarbij vooral tasten en proeven nogal eens op ouderlijke censuur kunnen rekenen.
Annejet, bijvoorbeeld, is zo’n nieuwsgierig aagje dat van alles wil weten:
Annejet was heel nieuwsgierig:
dingen ontdekken vond ze plezierig,
dingen ontdekken deed ze graag,
altijd had ze wel een vraag –
En dan moest er uiteindelijk een prangende wezensvraag van Annejet komen die haar bittere einde betekende. Likken aan bliksemschicht leek me wel wat. Of springen in een brandende vulkaan. Iets gruwelijks in elk geval met veel geknetter en gesis.
Maar eerst liet ik me nog eens op de cadans van de woorden en de rijmen meevoeren naar andere ellende. Wie weet zat daar ook wat tussen voor verdere ongelukkig aflopende kinderavonturen.
Hoeveel scherven heeft een glas?
Hoeveel rafels heeft een tas?
Hoe smaakt taart met prikkeldraad?
En brood met vissegraat?
Wat is het wereldrecord scheten?
Zulke dingen wou ze weten.
In de marge zette ik ‘En ze deed het.’ Een reminiscentie aan het liedje uit My Fair Lady als de twee heren elkaar op de schouders kloppen omdat ze van Eliza Doolittle een ‘dame’ hebben gemaakt. ‘I told you I would do it, and I did it.’
Maar waar bleef die vulkaan?
Hoe is het als je zonder schoenen aan
springt in een uitbarstende vulkaan?
– Dan verbrand je, zei haar vader.
Zeker weten, als mijn eigen avondkrantje.
En dan moest ze dat uitproberen en jammerlijk aan haar eind komen. Ik weet niet waarom maar ik kwam toen niet verder en stapte over naar mijn andere idee, likken aan een bliksemschicht.
Iedereen likt aan een ijsje,
maar hoorde je ooit van het meisje
dat likte aan een bliksemschicht?
Luister!
Toen bedacht ik dat dat likken iets te passief was. Dan moest ze ergens gaan staan wachten tot een bliksem zo goed was zich naar haar uitgestoken tong uit te strekken. Terwijl ze natuurlijk actief (actie! actie! actie!) naar gevaar op zoek moest. Verdomme! Hoe pak ik dat aan?
Ik zit vast. Muur. En het is na Verstop je niet in een tomaat en Prik in de buitenlucht geen gaten pas het derde gedicht van een hele geplande theesonnettenkranscyclus in eposvorm. Hoe doen dichters dat?
Schrijf nooit gedichten in een cyclus, kon ik mezelf de goede raad geven, maar toen.... maar toen...
[wordt vervolgd]
_____
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Bij de L staan onder Luister nooit naar goede raad links naar eerdere afleveringen van deze wasorende krans.
Annejet, bijvoorbeeld, is zo’n nieuwsgierig aagje dat van alles wil weten:
Annejet was heel nieuwsgierig:
dingen ontdekken vond ze plezierig,
dingen ontdekken deed ze graag,
altijd had ze wel een vraag –
En dan moest er uiteindelijk een prangende wezensvraag van Annejet komen die haar bittere einde betekende. Likken aan bliksemschicht leek me wel wat. Of springen in een brandende vulkaan. Iets gruwelijks in elk geval met veel geknetter en gesis.
Maar eerst liet ik me nog eens op de cadans van de woorden en de rijmen meevoeren naar andere ellende. Wie weet zat daar ook wat tussen voor verdere ongelukkig aflopende kinderavonturen.
Hoeveel scherven heeft een glas?
Hoeveel rafels heeft een tas?
Hoe smaakt taart met prikkeldraad?
En brood met vissegraat?
Wat is het wereldrecord scheten?
Zulke dingen wou ze weten.
In de marge zette ik ‘En ze deed het.’ Een reminiscentie aan het liedje uit My Fair Lady als de twee heren elkaar op de schouders kloppen omdat ze van Eliza Doolittle een ‘dame’ hebben gemaakt. ‘I told you I would do it, and I did it.’
Maar waar bleef die vulkaan?
Hoe is het als je zonder schoenen aan
springt in een uitbarstende vulkaan?
– Dan verbrand je, zei haar vader.
Zeker weten, als mijn eigen avondkrantje.
En dan moest ze dat uitproberen en jammerlijk aan haar eind komen. Ik weet niet waarom maar ik kwam toen niet verder en stapte over naar mijn andere idee, likken aan een bliksemschicht.
Iedereen likt aan een ijsje,
maar hoorde je ooit van het meisje
dat likte aan een bliksemschicht?
Luister!
Toen bedacht ik dat dat likken iets te passief was. Dan moest ze ergens gaan staan wachten tot een bliksem zo goed was zich naar haar uitgestoken tong uit te strekken. Terwijl ze natuurlijk actief (actie! actie! actie!) naar gevaar op zoek moest. Verdomme! Hoe pak ik dat aan?
Ik zit vast. Muur. En het is na Verstop je niet in een tomaat en Prik in de buitenlucht geen gaten pas het derde gedicht van een hele geplande theesonnettenkranscyclus in eposvorm. Hoe doen dichters dat?
Schrijf nooit gedichten in een cyclus, kon ik mezelf de goede raad geven, maar toen.... maar toen...
[wordt vervolgd]
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Bij de L staan onder Luister nooit naar goede raad links naar eerdere afleveringen van deze wasorende krans.
In mijn jeugd werd ik 'swinters gewaarschuwd niet aan de ijzeren brugleuning te likken, mijn tong zou vastvriezen en losgemakt moeten worden met kokende thee. Je zou dus ook een ijzeren staak kunnen likken waar net de bliksem inslaat (of het haantje van een kerktoren)
BeantwoordenVerwijderenJa dat klopt, daar werd je bang mee gemaakt! Is een mooi idee, maar hier wordt het een lange zin: Lik niet naar een ijzeren staaf als het vriest en de bliksem inslaat. Meer iets voor een hele nieuwe cyclus...
BeantwoordenVerwijderenRobbert-Jan