76 Andermans Tsjechovs
Voor de nieuwsgierigheid: wat doen de collegae?
Hoe interpreteren die de vertelstem van Tsjechov, halverwege verteller en hoofdpersoon?
Ik heb hier twee karren, vier hartjes en drie stekelbessen voor me.
Komen ze. Op de kar
’s Ochtends om half negen reden zij de stad uit.
De landweg was opgedroogd, een heerlijk aprilzonnetje gaf al heel wat warmte, maar in de greppels en in het bos lagen nog plekken sneeuw. De grimmige, lange en donkere winter was ook maar net voorbij, de lente was plotseling ingetreden, maar Marja Wasiljewna die nu in de boerenwagen zat, kon niets nieuws of opmerkelijks ontdekken in het warme weer of de kwijnende bossen, waar je doorheen kon kijken en die door de adem van het voorjaar werden gekoesterd, zij vond niets interessants in de zwarte zwermen vogels die boven de velden scheerden over enorme, op meren lijkende plassen, evenmin zag ze iets in die wonderbaarlijke, peilloos diepe hemel, waar je je wel met uitbundige vreugde in zou willen storten.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Op de boerenwagen). De vertelstem is veel narratiever geworden, alsof de verteller het zelf allemaal gelooft en werkelijk wil zeggen. Maar Tsjechov geloofde niets. Hij liet zijn personages spreken.
Om half negen in de ochtend reden ze de stad uit.
De straatweg was droog, een prachtige aprilzon zorgde voor veel warmte, maar in de greppels en in het bos lag nog sneeuw. Een boosaardige, donkere, lange winter was nog maar kort achter de rug, het was plotseling lente geworden, maar voor Marja Vasiljevna, die nu in de wagen zat, was er niets nieuws of interessants aan de warmte, de lome, door de adem van de lente verwarmde, doorzichtige bossen, de zwarte vogelzwermen die boven het veld over de reusachtige, op meren lijkende plassen vlogen, of aan die wonderbaarlijke, bodemloze hemel, waar je met zoveel vreugde in zou willen verdwijnen.
Aldus Tom Eekman in 2010 (Op de boerenkar). Onberispelijk Algemeen Literair Nederlands. De woorden ‘boosaardig’ en ‘loom’ geven niet echt de gemoedstoestand of het algehele karakter van Marja Vasiliëvna weer. Ook in ‘met zoveel vreugde’ is meer de vertaler te zien dan de verteller die met de woorden van de hoofdpersoon spreekt. Hartje
Óljenka, de dochter van de gepensioneerde assessor Plemjánnikof, zat buiten op haar veranda’tje in nadenken verzonken. Het was warm, de vliegen waren hinderlijk en lieten zich niet verjagen, en het was prettig te bedenken dat het gauw avond zou zijn. Van het Oosten kwamen donkere wolken aandrijven en er streek zo nu en dan een vochtige nevelvlaag voorbij.
Aldus Aleida Schot in 1954. ‘Veranda’tje’ is paternaliserend, of maternaliserend, hoe je wil. Het ‘in nadenken verzonken’ is wat te veel van het goede, en dat de vliegen ‘zich niet lieten verjagen’ roept een beeld op van een woest om zich heen meppende Olenka, terwijl ze zonet nog in nadenken verzonken zat. De ‘vochtige nevelvlaag’ rijmt zich ook niet helemaal met Olenka’s manier van uitdrukken.
Olenjka, de dochter van de gepensionneerde kollege-assessor Plemjannikov, zat op de binnenplaats van haar woning in gedachten verzonken op het balkonnetje. Het was warm, de vliegen bleven het je maar lastigmaken en het gaf een opluchting te bedenken dat de avond niet lang meer op zich zou laten wachten. Uit het oosten kwamen donkere regenwolken opzetten en af en toe woei vochtige lucht uit die richting aan.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Een schatje). Foei wat een woorden: 48 in de eerste twee regels, tegen Schot 40 (Russisch 39). Maar Timmers toon schurkt wel enigszins tegen de stem en de manier van uitdrukken van Olenka aan, met dat ‘bleven het je maar lastigmaken’ – al zou je eerder verwachten ‘bleven je [of liever nog: haar] maar lastigvallen’. Of Timmer introduceert hier knap een niet geheel foutloos sprekende Olenka, of hij contamineert zich.
Olenka, de dochter van college-assessor in ruste Plemjannikov, zat in gedachten verzonken op haar stoepje van haar binnenplaats. Het was heet, vliegen zwermden opdringerig om haar heen en het was een prettig idee dat de avond zodadelijk zou vallen. Uit het oosten rukten donkere regenwolken op en nu en dan kwam uit die richting een vochtig windje aanwaaien.
Aldus Aai Prins in 2010 (Een schatje). Dat heeft zeker een toon. Het ‘opdringerig’ is leuk, het ‘zodadelijk’ in character, en de ongelukkig gezegde dingen (‘haar stoepje van haar binnenplaats’,* ‘een vochtig windje’) kunnen zomaar zo half en half aan Olenka toegeschreven worden.
Óljinka, de dochter van een gepensioneerd college-assessor, zat voor haar huisdeur, op de stoep van de binnenplaats. Ze was in gedachten verzonken. Het was erg warm en ze werd belaagd door vliegen, maar de wetenschap dat het zo meteen avond zou worden stemde haar tevreden. Uit het oosten rukten donkere regenwolken op en bij tijd en wijle woei uit die richting een van vocht bezwangerd koeltje aan.
Aldus Hans Boland in 2021 (Hartje). Ook weer mooie, Olenka-achtige dingen, ‘erg warm’ en ‘belaagd’ bijvoorbeeld, al vallen de ‘wetenschap’ en met ‘van vocht bezwangerd koeltje’ dan weer uit de toon. Prachtig, en authentiek Nederlands, daar niet van, maar meer iets voor Toergenjev. Stekelbessen
Reeds van de vroege morgen af was de hemel geheel bedekt met regenwolken; het was stil in de lucht, niet te warm en er hing iets looms als op van die grauwe, trieste dagen, wanneer de wolken al geruime tijd laag boven de velden hangen en je steeds maar wacht op de bui die niet wil komen. De veterinaire arts Iwan Iwanytsj en de gymnasiumleraar Boerkin waren reeds vermoeid van het vele lopen en het scheen hun toe dat er geen eind aan het veld kwam.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Kruisbessen). Timmer full throttle in de ouwehoer-modus. Hier is van de geprangde stijl van Ivan Ivanytsj niets meer terug te vinden. Dit is Oom Wim-vertelt op z’n bloedirritantst.
De hemel was sinds de vroege morgen bedekt met regenwolken; het was rustig weer, niet heet en druilerig, zoals zo vaak op van die grijze betrokken dagen wanneer de wolken al een hele tijd boven het veld hangen en je wacht op de bui die niet komt. Ivan Ivanytsj, de veearts, en Boerkin, de gymnasiumleraar, waren vermoeid van het lopen en dachten dat er geen eind aan het open veld zou komen.
Aldus Marja Wiebes en Yolanda Bloemen in 2007 (Kruisbessen). Jaja, weer zo’n mooi woord, ‘druilerig’, terwijl er gewoon ‘saai’ staat en de saaiheid van alles Ivan Ivanytsj tegen de borst stuit, niet de druilerigheid. Ook ‘vermoeid’ komt hier wel heel literair over, vintage Vertaliaans. Ik had veel liever pompaf, doodmoe of afgepeigerd gezien. En wat is er mis met moe? Ooit al eens iemand meegemaakt die zei ‘O, wat ben ik vermoeid?’
Al sinds de vroege ochtend was de hele hemel met regenwolken bedekt; het was stil, niet erg warm, en mistroostig, zoals altijd op sombere grijze dagen, als boven de velden al lange tijd wolken hangen en je wacht op de regen die maar niet komt. De veearts Ivan Ivanytsj en Boerkin, de gymnasiumleraar, waren moe van het lopen en het veld kwam hun eindeloos voor.
Aldus Aai Prins in 2010 (Kruisbessen). Nog zo’n mooi woord, ‘mistroostig’, dat Ivan Ivanytsj niet direct in de mond zou nemen. Natuurlijk kun je het saaie ‘saai’ (скучно) met alle mogelijke synoniemen en hele en halve betekenisequivalenten behangen, optuigen, schminken, in een trainingspak hijsen en een Mark Rutte-masker opzetten (‘ik heb er geen herinnering aan’),* maar wordt het daar beter van? Voor de rest is de passus bewonderenswaardig ingehouden, ik mag wel zeggen ingetogen vertaald, om niet te zeggen saai – of liever gezegd, onopgesmukt en ernstig, geheel in lijn met de aard van Ivan Ivanytsj.
Conclusie. We zijn met Tsjechov nog lang niet gedaan.
____
Verwijzingen. Op de kar: ‘Op de boerenwagen’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Op de boerenkar’, vertaald door Tom Eekman, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010; Hartje: ‘Hartje’, vertaald door Aleida G. Schot, in A. Tsjechof, De dame met het hondje en andere verhalen, Contact 1973 (1954); ‘Een schatje’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Een schatje’, vertaald door Aai Prins, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010; ‘Hartje’, vertaald door Hans Boland, in Anton Tsjechov, De dertig beste verhalen, Athenaeum—Polak & Van Gennep 2021. Stekelbessen: ‘Kruisbessen’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Kruisbessen’, vertaald door Marja Wiebes en Yolanda Bloemen, in A.P. Tsjechov, De dame met het hondje en andere verhalen, Veen 2007; ‘Kruisbessen’, vertaald door Aai Prins, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010.
* Mag ik wijzen op een mooi lied van Joop Visser en Jessica van Noord, ‘Rutte’ genaamd en met het onsterfelijke refrein ‘Wie gelooft wat Rutte belooft, die is niet goed bij ze hoofd.’ Ook de regel ‘Als hij zegt “Daar sta ik voor” dan weet je al: dat gaat niet door’ is prachtvol in zijn eenvoud en de spijker op – en hopelijk in – zijn kop. Hier op YouTube.
‡ PS 26 juni 2021. Frank Lekens maakte mij erop attent dat er bij Prins in Een schatje niet staat ‘op haar stoepje van haar binnenplaats’ wat ik zo aangenaam ongelukkig vond, maar ‘op het stoepje aan haar binnenplaats’, wat al veel normaler is. Had ik het verkeerd overgetypt? Nee, ik had het van de eerste proef, die ik had gevraagd omdat het boek niet meer te krijgen was. Frank Lekens stuurde een foto van de passage zoals hij daadwerkelijk in het gepubliceerde boek stond (zie afbeelding hieronder). De curieuze dubbele ‘haar’ moet dus na de eerste proef veranderd zijn.
Hoe interpreteren die de vertelstem van Tsjechov, halverwege verteller en hoofdpersoon?
Ik heb hier twee karren, vier hartjes en drie stekelbessen voor me.
Komen ze. Op de kar
’s Ochtends om half negen reden zij de stad uit.
De landweg was opgedroogd, een heerlijk aprilzonnetje gaf al heel wat warmte, maar in de greppels en in het bos lagen nog plekken sneeuw. De grimmige, lange en donkere winter was ook maar net voorbij, de lente was plotseling ingetreden, maar Marja Wasiljewna die nu in de boerenwagen zat, kon niets nieuws of opmerkelijks ontdekken in het warme weer of de kwijnende bossen, waar je doorheen kon kijken en die door de adem van het voorjaar werden gekoesterd, zij vond niets interessants in de zwarte zwermen vogels die boven de velden scheerden over enorme, op meren lijkende plassen, evenmin zag ze iets in die wonderbaarlijke, peilloos diepe hemel, waar je je wel met uitbundige vreugde in zou willen storten.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Op de boerenwagen). De vertelstem is veel narratiever geworden, alsof de verteller het zelf allemaal gelooft en werkelijk wil zeggen. Maar Tsjechov geloofde niets. Hij liet zijn personages spreken.
Om half negen in de ochtend reden ze de stad uit.
De straatweg was droog, een prachtige aprilzon zorgde voor veel warmte, maar in de greppels en in het bos lag nog sneeuw. Een boosaardige, donkere, lange winter was nog maar kort achter de rug, het was plotseling lente geworden, maar voor Marja Vasiljevna, die nu in de wagen zat, was er niets nieuws of interessants aan de warmte, de lome, door de adem van de lente verwarmde, doorzichtige bossen, de zwarte vogelzwermen die boven het veld over de reusachtige, op meren lijkende plassen vlogen, of aan die wonderbaarlijke, bodemloze hemel, waar je met zoveel vreugde in zou willen verdwijnen.
Aldus Tom Eekman in 2010 (Op de boerenkar). Onberispelijk Algemeen Literair Nederlands. De woorden ‘boosaardig’ en ‘loom’ geven niet echt de gemoedstoestand of het algehele karakter van Marja Vasiliëvna weer. Ook in ‘met zoveel vreugde’ is meer de vertaler te zien dan de verteller die met de woorden van de hoofdpersoon spreekt. Hartje
Óljenka, de dochter van de gepensioneerde assessor Plemjánnikof, zat buiten op haar veranda’tje in nadenken verzonken. Het was warm, de vliegen waren hinderlijk en lieten zich niet verjagen, en het was prettig te bedenken dat het gauw avond zou zijn. Van het Oosten kwamen donkere wolken aandrijven en er streek zo nu en dan een vochtige nevelvlaag voorbij.
Aldus Aleida Schot in 1954. ‘Veranda’tje’ is paternaliserend, of maternaliserend, hoe je wil. Het ‘in nadenken verzonken’ is wat te veel van het goede, en dat de vliegen ‘zich niet lieten verjagen’ roept een beeld op van een woest om zich heen meppende Olenka, terwijl ze zonet nog in nadenken verzonken zat. De ‘vochtige nevelvlaag’ rijmt zich ook niet helemaal met Olenka’s manier van uitdrukken.
Olenjka, de dochter van de gepensionneerde kollege-assessor Plemjannikov, zat op de binnenplaats van haar woning in gedachten verzonken op het balkonnetje. Het was warm, de vliegen bleven het je maar lastigmaken en het gaf een opluchting te bedenken dat de avond niet lang meer op zich zou laten wachten. Uit het oosten kwamen donkere regenwolken opzetten en af en toe woei vochtige lucht uit die richting aan.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Een schatje). Foei wat een woorden: 48 in de eerste twee regels, tegen Schot 40 (Russisch 39). Maar Timmers toon schurkt wel enigszins tegen de stem en de manier van uitdrukken van Olenka aan, met dat ‘bleven het je maar lastigmaken’ – al zou je eerder verwachten ‘bleven je [of liever nog: haar] maar lastigvallen’. Of Timmer introduceert hier knap een niet geheel foutloos sprekende Olenka, of hij contamineert zich.
Olenka, de dochter van college-assessor in ruste Plemjannikov, zat in gedachten verzonken op haar stoepje van haar binnenplaats. Het was heet, vliegen zwermden opdringerig om haar heen en het was een prettig idee dat de avond zodadelijk zou vallen. Uit het oosten rukten donkere regenwolken op en nu en dan kwam uit die richting een vochtig windje aanwaaien.
Aldus Aai Prins in 2010 (Een schatje). Dat heeft zeker een toon. Het ‘opdringerig’ is leuk, het ‘zodadelijk’ in character, en de ongelukkig gezegde dingen (‘haar stoepje van haar binnenplaats’,* ‘een vochtig windje’) kunnen zomaar zo half en half aan Olenka toegeschreven worden.
Óljinka, de dochter van een gepensioneerd college-assessor, zat voor haar huisdeur, op de stoep van de binnenplaats. Ze was in gedachten verzonken. Het was erg warm en ze werd belaagd door vliegen, maar de wetenschap dat het zo meteen avond zou worden stemde haar tevreden. Uit het oosten rukten donkere regenwolken op en bij tijd en wijle woei uit die richting een van vocht bezwangerd koeltje aan.
Aldus Hans Boland in 2021 (Hartje). Ook weer mooie, Olenka-achtige dingen, ‘erg warm’ en ‘belaagd’ bijvoorbeeld, al vallen de ‘wetenschap’ en met ‘van vocht bezwangerd koeltje’ dan weer uit de toon. Prachtig, en authentiek Nederlands, daar niet van, maar meer iets voor Toergenjev. Stekelbessen
Reeds van de vroege morgen af was de hemel geheel bedekt met regenwolken; het was stil in de lucht, niet te warm en er hing iets looms als op van die grauwe, trieste dagen, wanneer de wolken al geruime tijd laag boven de velden hangen en je steeds maar wacht op de bui die niet wil komen. De veterinaire arts Iwan Iwanytsj en de gymnasiumleraar Boerkin waren reeds vermoeid van het vele lopen en het scheen hun toe dat er geen eind aan het veld kwam.
Aldus Charles B. Timmer in 1958 (Kruisbessen). Timmer full throttle in de ouwehoer-modus. Hier is van de geprangde stijl van Ivan Ivanytsj niets meer terug te vinden. Dit is Oom Wim-vertelt op z’n bloedirritantst.
De hemel was sinds de vroege morgen bedekt met regenwolken; het was rustig weer, niet heet en druilerig, zoals zo vaak op van die grijze betrokken dagen wanneer de wolken al een hele tijd boven het veld hangen en je wacht op de bui die niet komt. Ivan Ivanytsj, de veearts, en Boerkin, de gymnasiumleraar, waren vermoeid van het lopen en dachten dat er geen eind aan het open veld zou komen.
Aldus Marja Wiebes en Yolanda Bloemen in 2007 (Kruisbessen). Jaja, weer zo’n mooi woord, ‘druilerig’, terwijl er gewoon ‘saai’ staat en de saaiheid van alles Ivan Ivanytsj tegen de borst stuit, niet de druilerigheid. Ook ‘vermoeid’ komt hier wel heel literair over, vintage Vertaliaans. Ik had veel liever pompaf, doodmoe of afgepeigerd gezien. En wat is er mis met moe? Ooit al eens iemand meegemaakt die zei ‘O, wat ben ik vermoeid?’
Al sinds de vroege ochtend was de hele hemel met regenwolken bedekt; het was stil, niet erg warm, en mistroostig, zoals altijd op sombere grijze dagen, als boven de velden al lange tijd wolken hangen en je wacht op de regen die maar niet komt. De veearts Ivan Ivanytsj en Boerkin, de gymnasiumleraar, waren moe van het lopen en het veld kwam hun eindeloos voor.
Aldus Aai Prins in 2010 (Kruisbessen). Nog zo’n mooi woord, ‘mistroostig’, dat Ivan Ivanytsj niet direct in de mond zou nemen. Natuurlijk kun je het saaie ‘saai’ (скучно) met alle mogelijke synoniemen en hele en halve betekenisequivalenten behangen, optuigen, schminken, in een trainingspak hijsen en een Mark Rutte-masker opzetten (‘ik heb er geen herinnering aan’),* maar wordt het daar beter van? Voor de rest is de passus bewonderenswaardig ingehouden, ik mag wel zeggen ingetogen vertaald, om niet te zeggen saai – of liever gezegd, onopgesmukt en ernstig, geheel in lijn met de aard van Ivan Ivanytsj.
Conclusie. We zijn met Tsjechov nog lang niet gedaan.
____
Verwijzingen. Op de kar: ‘Op de boerenwagen’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Op de boerenkar’, vertaald door Tom Eekman, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010; Hartje: ‘Hartje’, vertaald door Aleida G. Schot, in A. Tsjechof, De dame met het hondje en andere verhalen, Contact 1973 (1954); ‘Een schatje’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Een schatje’, vertaald door Aai Prins, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010; ‘Hartje’, vertaald door Hans Boland, in Anton Tsjechov, De dertig beste verhalen, Athenaeum—Polak & Van Gennep 2021. Stekelbessen: ‘Kruisbessen’, vertaald door Charles B. Timmer, in Anton P. Tsjechow, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 1990 (1958); ‘Kruisbessen’, vertaald door Marja Wiebes en Yolanda Bloemen, in A.P. Tsjechov, De dame met het hondje en andere verhalen, Veen 2007; ‘Kruisbessen’, vertaald door Aai Prins, in Anton P. Tsjechov, Verzamelde werken, deel V, Van Oorschot 2010.
* Mag ik wijzen op een mooi lied van Joop Visser en Jessica van Noord, ‘Rutte’ genaamd en met het onsterfelijke refrein ‘Wie gelooft wat Rutte belooft, die is niet goed bij ze hoofd.’ Ook de regel ‘Als hij zegt “Daar sta ik voor” dan weet je al: dat gaat niet door’ is prachtvol in zijn eenvoud en de spijker op – en hopelijk in – zijn kop. Hier op YouTube.
‡ PS 26 juni 2021. Frank Lekens maakte mij erop attent dat er bij Prins in Een schatje niet staat ‘op haar stoepje van haar binnenplaats’ wat ik zo aangenaam ongelukkig vond, maar ‘op het stoepje aan haar binnenplaats’, wat al veel normaler is. Had ik het verkeerd overgetypt? Nee, ik had het van de eerste proef, die ik had gevraagd omdat het boek niet meer te krijgen was. Frank Lekens stuurde een foto van de passage zoals hij daadwerkelijk in het gepubliceerde boek stond (zie afbeelding hieronder). De curieuze dubbele ‘haar’ moet dus na de eerste proef veranderd zijn.
Reacties
Een reactie posten