9 Zij vertaalden wat er stond

   Vergis ik me of is ‘vertalen wat er staat’ on the way out? Exiterend door de souvenirwinkel?
   Het was altijd al een domme kreet. Immers: er staat nooit wat er staat. Er staat altijd iets anders, namelijk in een andere taal.
   De Urheber van de frase is Karel van het Reve. Hij heeft er zelfs een school van gemaakt, de Leidse vertalers-van-wat-er-staat-school.
   Zelf was Van het Reve geen geweldige vertaler. Maar hij wist de gemoederen wel bezig te houden, en mensen het bloed onder de nagels vandaan te halen. Hij had een flair voor dooddoeners die van gezond boerenverstand moesten getuigen.
   Zijn kritiek op de vertalingen van Charles B. Timmer was dat ze zo woordrijk waren. Was dat werkelijk zo? Timmer had in elk geval gevoel voor de sfeer en de toon van het origineel. Hij wist ‘de stem van de schrijver te behoeden’ zoals Anneke Brassinga ooit de moeilijkheid van vertalen omschreef.
   Van het Reve en zijn leerlingen hoefden de stem van de schrijver niet te behoeden. Zij hoefden geen oor voor toon en sfeer te hebben. Zij konden het op de automatische piloot af. Zij vertaalden wat er stond.
   Het werd een school. Het werd een dogma. Het werd een cliché. En het werd de titel van een veelgebruikt boek over vertalen van de hand van Arthur Langeveld. Vertalen wat er staat (Arbeiderpers, 1986) is inmiddels toe aan de zevende druk. Al vierendertig jaar worden we geplaagd met de frase. Daarbij moet gezegd worden dat Langeveld de titel van boek oorspronkelijk in de vragende vorm had gesteld. Vertalen wat er staat? dus. Want hij wist donders goed dat het niet alleen onmogelijk was maar ook in veel gevallen onwenselijk, waar de rijkelijke voorbeelden in zijn boek ook op wijzen. Maar de uitgever wilde er niet aan. Vraagtekens verkopen niet. En dus werd het de apodictische uitspraak – waarschijnlijk tot verdriet van de schrijver zelf. Mag ik hopen tenminste, als je ziet wat voor geheel eigen leven de uitspraak is gaan leiden.
   Het is natuurlijk je reinste hubris, de pretentie hebben te vertalen wat er staat. Schrijven schrijvers soms ‘wat er staat’? De besten schrijven juist niet wat er staat. Die schrijven tussen de regels door. (De slechtsten trouwens ook.)
   Vertalers zouden ook meer (of weer) tussen de regels door moeten vertalen. Meer de context proberen te vertalen dan zich op de tekst blindstaren. Meer de stem van de schrijver proberen te behoeden.
   Misschien is de tijd er rijp voor. Misschien rommelt het al in Vertalië. En kunnen we frisse buien verwachten, midwinterse lenteregens, herfststormen over het goudgele graan.
   Ik baseer mijn weersvooruitzichten op het enige principe waarop journalisten hun analyses baseren: de hoop dat het zo is. De hoop dat er dingen veranderen. Tegen beter weten in vaak. Want als je denkt, erger kan het niet, heb je het ergste nog niet gehad, zegt een oudkoninklijke wijsheid.
   De afgelopen tijd verschenen op de Vrijdag Vertaaldag en op VertaalVerhaal een aantal stukken die tot (voorzichtig) optimisme aanleiding geven. Je moet het er ook weer tussen de regels door in lezen, want nergens wordt het veranderende vertaalklimaat met zoveel woorden benoemd. Laat staan dat de daad bij het woord wordt gevoegd. Vertalen wat er staat is nog steeds een onwrikbaar dogma. Maar toch.
   Zo analyseerde Eva Wissenburg twee vertalingen van L‘Étranger van Camus. Een uit 1949 van Adriaan Morriën en een uit 2013 van Peter Verstegen. Duidelijk is dat ze geen van beiden ‘vertalen wat er staat’ en dat ze allebei interpreteren, Morriën naar angst en onbegrip, Verstegen naar wederzijdse rivaliteit. Toch wint de latere het niet automatisch van de vroegere, en Wissenburg besluit met verzuchting: ‘het is jammer dat het in deze nieuwe vertaling haast onmogelijk is geworden om de roman op die andere manier te lezen: als een weerspiegeling van de koloniale realiteit in Algerije.’
   Ergens tussen 2018 en 2020 verscheen op VertaalVerhaal een kort stukje van Hans Boland waarin hij uitlegt waarom hij in een verhaal van Tsjechov het woord ‘jodin’, dat in een kort tijdsbestek zes keer voorkomt, alle keren schrapt. Bij Tsjechov is het woord juist een aanduiding dat de schrijver geen antisemiet is (anders had hij het gebruikelijke equivalent voor ‘jid’ gekozen), maar door ‘te vertalen wat er staat’ (namelijk ‘jodin’) lijkt Tsjechov nu in het Nederlands plotseling wel een antisemiet.
   Het derde stuk is van Philippe Humblé die een vertaling van Borges en Bioy Casares onder de loep nam. Tot zijn verbazing merkte Humblé dat er ‘wel erg vrij’ met het verhaal Murray Dreamed a Dream van O. Henry was omgesprongen. Hele passages verdwenen, er zijn scènes bijgeschreven, het Italiaanse slang is spoorloos enzovoort. Maar, besluit Humblé, ‘vreemd genoeg is de vertaling van Borges en Bioy, na de “toepassing” van al die typische vertalerszonden, krachtiger dan het origineel’.
   Keert het tij?
   Gaan vertalers zich straks weer meer inleven en meer uitleven?
   Loopt de fantasieloze Leidse school op haar laatste tandvlees?
   Wij bestellen de collectieve grafsteen alvast en beitelen daarop de woorden: “Zij vertaalden wat er stond.”


____
   Verwijzingen: voor Anneke Brassinga in Filter 4, jaargang 8, 2001, hier; Arthur Langeveld schreef over zijn boek in Onze Taal, te lezen op de dbnl, hier; de Vrijdag Vertaaldag-column in week 13 van 2015 van Eva Wissenburg staat hier; het vertaalverhaal van Hans Boland hier; de column van Philippe Humblé in week 22 van 2015 hier. De vertaalopvattingen van Karel van het Reve werden aangestipt door Rien Verhoef in een Vrijdag Vertaaldag-column, hier, waar doorverwezen wordt naar twee stukken van Van het Reve zelf op VertaalVerhaal, hier en hier. De vignetten die als illustratie dienen zijn afkomstig van de columns van Wissenburg, Verhoef en Humblé op Vrijdag Vertaaldag, geflankeerd door het logo van VertaalVerhaal.

Reacties

  1. Reacties
    1. Dank! Nu wel. (Oplossing: ik was vergeten er het https-gedoe voor te zetten.) De filter-links werken op dit moment niet omdat vanaf vanmorgen schijnbaar hun hele website platligt, maar dat ligt (hopelijk) niet aan mij.

      Verwijderen
  2. Ik ben het met je eens dat je niet naar de letter (en dus ook niet per se volgens het woordenboek) moet vertalen, maar eerder naar de geest ("de stem van de schrijver"). Maar geldt dat ook voor het metrum bij poëzie? Ik erger me vaak als gedichten niet het originele ritme volgen - voor zover ik het origineel ken, natuurlijk. Maar het gebeurt regelmatig, terwijl de vertaler dan wel heeft geprobeerd het zelfde rijmschema te volgen. Ik vind het geweldig als een vertaler een gedicht zo weet om te zetten dat er een qua sfeer en beelden gelijkende tekst ontstaat alsof die oorspronkelijk in de doeltaal was geschreven met het originele rijmschema en ritme.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is een heel goed punt. Maar heb jij ook niet net als ik de sterke indruk dat het behoud van rijm en ritme in de allermeeste gevallen leidt tot gedichten waar helemaal niets meer van over blijft behalve datzelfde rijm en ritme? Niks bijzonders, niks citabels, nks wat in de verste verte ook maar geschreven had kunnen zijn door de vertaalde dichter? En dat alleen maar omdat er dogmatisch vertaald werd wat er stond - dit rijm en dat ritme. En rijm en ritme zijn te controleren en fantasieloos te volgen, net zoals de woorden in proza. Dus we hebben inderdaad te maken met hetzelfde Leidse principe.

      Verwijderen

Een reactie posten

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

377 Verkeerde benen

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

376 Delina Delaney, hoofdstuk II

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)