232 Betreffende de genese van de Hollandse Wake

   Nou (om het met duivelstongen en doornige hoofdkussens geplaveide pad te betreden van een taal die zelf voor Chinezen Chinees is), ik moet zeggen dat de ervaringen van de diverse vertalers met de Hongloumeng me sterk deden denken aan Finnegans Wake en de ervaringen voor dewelke deszelven vertalers zich met de verdietsing, tussen 1995 en 2002 (volgens de meest authentieke bronnen) geplaagd zagen.
   Ook wij moesten alles opzoeken, en wel in de berg Handschriftlicher Nachlaß die in 63 delen was uitgebracht en waarin alle stadia van de zestienjarige groei van de Wake facsimile waren afgedrukt, voorzover bewaard (er waren lacunes).
   Zo gauw we iets niet begrepen, en we vermoedden dat er wellicht een ‘transmissional departure’ in het spel was – een ongeautoriseerde afwijking in de overdracht – pakten we de metershoge stapel erbij en begonnen we te wroeten. Heeft een van de typisten of zetters zich weer vergist en heeft Joyce de fout over het hoofd gezien, en zo waar?
   Staat het in de eerste kladversie van de episode? In de tweede? In het eerste netschrift? Het tweede netschrift? Het eerste, tweede, derde typoscript? (Elk stadium weer met talloze bijna onleesbare toevoegingen ondergekrabbeld.) De eerste zetproeven voor het tijdschrift transition? De tweede, derde? De transition-pagina’s klaargemaakt voor de Schotse zetter? De eerste drukproeven? De tweede? De derde? De laatste? De correcties uit 1941?
   We moesten van de gepubliceerde versie van een woord, een frase, een zin, (of de afwezigheid daarvan: de laatste zetter sloeg ook nog eens hele regels over, die nooit zijn hersteld) terug in de tijd tot waar Joyce hem verzonnen had en dan weer vooruit om te kijken waar Joyce de zaak had ‘geobfusceerd’, duisterder gemaakt – of waar een ongeautoriseerde anonieme ander zich fataal had vertypt.
   Op die manier kwamen we tot 2243 ‘tekstvarianten’ – te verbeteren dingen volgens ons, die we gelukkig gewoon konden meenemen in de vertaling en dat ook deden: reden waarom Geert Lernout onze vertaling ‘beter dan het origineel’ noemde. We tekenden onze archivale vindplaatsen netjes aan en leverden de lijst bij in de tweetalige uitgave zodat iedereen zijn eigen ideale Engelse Finnegans Wake kon samenstellen. (In de canonieke tekst mochten we natuurlijk geen letter, geen leesteken veranderen.)
   Op grond van het tekstuele vorswerk mochten wij later, met Finn Fordham, de Oxford World’s Classics-editie redigeren, waar een deel van de lijst ook was opgenomen voor een do-it-yourself emended Finnegans Wake.
   We kregen van de Oxford University Press ook een contract voor een echte kritische editie van Finnegans Wake, maar die is er nog niet van gekomen, want intussen was er ook een – semi-illegale – ‘gerestaureerde’ editie van Finnegans Wake verschenen, waarin Danis Rose en John O’Hanlon wel negenduizend ‘verbeteringen’ hadden aangebracht, op grond van dezelfde berg Joyceaanse manuscripten. Alleen was het probleem dat niemand ze kon controleren: er was geen enkele lijst met vindplaatsen bijgeleverd, geen enkele tekstkritisch apparaat, je moest de verbeteringen gewoon maar aannemen.
   Inmiddels is ook hun speurwerk publiek gemaakt, online, als het James Joyce Digital Archive, waardoor iedereen een eigen afweging kan maken in hoeverre hun verbeteringen gerechtvaardigd zijn. Bij Finnegans Wake helpen alle kleine beetjes, en kan zelfs twijfelachtige informatie nuttig zijn.
   Negenduizend! Maar Danis Rose en John O’Hanlon waren al vijfendertig jaar bezig met de manuscripten bestuderen en ordenen om er een opgepoetste editie van te maken. Erik en ik raadpleegden in onze zeven bijbelse jaren arbeid het James Joyce Archive alleen als we iets niet snapten en uiteindelijk de mogelijkheid in overweging moesten nemen dat er ergens iets verkeerd was gegaan in de overdracht van de tekst – louter uit praktische vertaaloverwegingen dus.
   Bovendien hebben we niet van meet af aan het James Joyce Archive erop nageslagen. Dat gebeurde pas toen Dirk Van Hulle van de Universiteit van Antwerpen ons op het bestaan ervan gewezen had, halverwege het tweede hoofdstuk van boek I.
   En toen waren we Iris Trees en Lili O’Rangans al gepasseerd.

_____
   Verwijzingen. James Joyce, Finnegans Wake, vernederlandsing van Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes, Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2002, 2de druk 2020. Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes, Finnegancyclopedie, Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2005. James Joyce, Finnegans Wake, edited by Robbert-Jan Henkes, Erik Bindervoet & Finn Fordham, Oxford World’s Classics, Oxford University Press, 2012. Het James Joyce Digital Archive, met de hele ontstaansgeschiedenis van Finnegans Wake én van Ulysses, is te raadplegen op jjda.ie, hier. De illustraties laten enige Finnegans Wake-uitgaven zien en essentiële hulpmiddelen uit de kast van schrijver dezes: edities met de tekst uit 1939 en de ‘restored’ Rose en O’Hanlon-editie; de Nederlandse vertaling met de Finnegancyclopedie; een tweetal delen JJA, David Hayman’s First-Draft Version, Roland McHugh’s Annotations en Clive Hart’s Concordance.

Reacties

  1. Een kritische Oxford-editie, dat is weer een stap verder! Die gaan jullie toch nog wel doen?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Is een beetje op de lange baan geschoven, zonder bezoldiging.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

377 Verkeerde benen

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

370 Koning Bub

376 Delina Delaney, hoofdstuk II