231 De droom van de rode kamer
Vertalers zijn ook totaal van de pot gerukt ook. Kierewiet. Mesjogge. Van de ratten bezeken. De beste jaren van hun leven vergooien ze aan een boek voor anderen, opdat die er net zo van kunnen genieten als zij dat hebben gedaan. Onbaatzuchtiger kun je het bijna niet hebben.
Neem David Hawkes, die tenminste dertien jaar werkte aan de vertaling. Maar dat valt nog in het niet bij de tijd dat Nederlands-Vlaamse trio eraan werkte, Mark Leenhouts, Anne Sytske Keijser en Silvia Marijnissen, namelijk vijftien jaar – dat is vijfenveertig manjaren! Dat is bijna even lang als de auteur, Cao Xueqin, oud is geworden!
Als we de vertaalde tekst als een ijsberg beschouwen, rekent Fan Shengyu ons voor, dan stelt het redactionele werk van David Hawkes het gedeelte onder water voor, en de voltooide vertaling het gedeelte boven water. Zo veel opzoek- en speurwerk had hij te doen om tot een leesbare en consistene editie te komen.
Dat zou best ook het geval kunnen zijn voor de vertaling van Mark-Anne Silvia, want die zijn ook niet over één nacht ijs gegaan. Het zijn duidelijk geen vertalers die een basistekst erbij pakken, de oogkleppen opzetten en dan maar gaan vertalen, koetje-koetje, zonder acht te slaan op contradicties, onsamenhangendheden, handschriftelijke cruxen en wat dies meer zij in de likkebaardende wereld van het tekstueel-genetisch-kritische moeras.
Nee, Alexandrijnen zijn het, geen Pergamonianen.
De onderste steen moet boven voor een ideale leeseditie met behoud van tekstuele betrouwbaarheid.
Om er de acribie van te krijgen!
Dezelfde Fan Shengyu heeft in hetzelfde artikel (‘The Lost Translator’s Copy’), een lijstje aangelegd met zomaar een paar dingen die David Hawkes met zijn gevoel en liefde voor de tekst en zijn microscopische vertalersblik heeft gevonden – en in zijn vertaling geëmendeerd – in wat tot dan toe de standaardeditie was. Ik vroeg me af: volgt de Nederlandse vertaling die van Hawkes? Nemen Mark-Anne Silvia de ontdekkingen van Hawkes over, of lezen zij over de problemen heen?
Nee, geen van beide, blijkt. Noch het een noch het ander. Ze komen integendeel veelal met hele nieuwe oplossingen. Soms uit in omloop zijnde manuscripten gedestilleerd, soms zijn het eigen gegronde interpretaties.
Bijvoorbeeld. In hoofdstuk 14 zegt Xifeng tegen de bedienden dat ze ‘pas om half twaalf’ kunnen langskomen als ze iets willen melden of een opdrachtbewijs nodig hebben. Die tijdsaanduiding klopt niet, volgens Hawkes, en hij maakt ervan ‘tot half twaalf maar niet later’. Ook de Nederlandse vertalers roken lont, maar die maken ervan ‘kan dat om half een ’s middags doen’ (blz. 211).
Dat zullen de vertalers dus op eigen houtje – na vele uren struinen door de manuscriptuitgaven en commentaren, plus denk- en piekerwerk – uitgevogeld en uitgerekend hebben, want ze hebben niet de twee wegen van de minste weerstand gekozen, d.i. 1) lekker laten staan joh, jij hebt het toch niet geschreven? en 2) het onder dankzegging van Hawkes overnemen,.
En dat voor iets wat Chinezen nog niet eens opvalt, laat staan met hun oren klapperende Nederlandse en Vlaamse lezers!
Maar er zijn ook verschillen met de methode Hawkes. Zoals ze in de korte toelichting achterin deel iv vermelden hebben ook zij zich bij cruxen tot de manuscripten gewend, maar ze hebben niet alle losse eindjes weer aan elkaar proberen te knopen. Je mag volgens hun best blijven zien dat de roman nooit door Cao Xueqin is afgemaakt. Er blijven rafelrandjes.
Verhelderend is in dit opzicht noot 2 op bladzijde 47 van deel iv, waarin wordt uitgelegd dat er verwarring is over de naam van het klooster in het boek: is het nu het Stoombroodklooster, voorheen het Watermaanklooster dat niet ver van het IJzeren Dorpelklooster ligt, of is het werkelijk het IJzeren Dorpelklooster? De geleerden zijn er nog niet uit, en de Nederlandse vertalers willen in deze geen voortijdige conclusies trekken. Ze laten het staan, als ‘een van de inconsequenties in het boek, die het gevolg zijn van het feit dat het altijd als onvolledig manuscript (en in meerdere versies) heeft gecirculeerd.’
Het is mooi dat de lezer gewezen wordt op inconsequenties die hij van zijn levensdagen zelf niet had opgemerkt.
Wat mij betreft kan deze Nederlandse vertaling ook meteen in het Chinees worden terugvertaald, of – preciezer – mag hij meteen dienen om een nieuwe Chinese Hongloumeng mee te reconstrueren.
_____
Verwijzingen. Zie ook de vorige blog, hier. Fan Shengyu, ‘The Lost Translator’s Copy: David Hawkes’ Construction of a Base Text in Translating Hongloumeng’, in: Translation Review 100, 2018, p. 37-64, achter een betaalmuur op de tandfonline-site, hier. De droom van de rode kamer, of: Het verhaal van de steen, vertaald door Mark Leenhouts, Anne Sytske Keijser en Silvia Marijnissen, Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2021.
Neem David Hawkes, die tenminste dertien jaar werkte aan de vertaling. Maar dat valt nog in het niet bij de tijd dat Nederlands-Vlaamse trio eraan werkte, Mark Leenhouts, Anne Sytske Keijser en Silvia Marijnissen, namelijk vijftien jaar – dat is vijfenveertig manjaren! Dat is bijna even lang als de auteur, Cao Xueqin, oud is geworden!
Als we de vertaalde tekst als een ijsberg beschouwen, rekent Fan Shengyu ons voor, dan stelt het redactionele werk van David Hawkes het gedeelte onder water voor, en de voltooide vertaling het gedeelte boven water. Zo veel opzoek- en speurwerk had hij te doen om tot een leesbare en consistene editie te komen.
Dat zou best ook het geval kunnen zijn voor de vertaling van Mark-Anne Silvia, want die zijn ook niet over één nacht ijs gegaan. Het zijn duidelijk geen vertalers die een basistekst erbij pakken, de oogkleppen opzetten en dan maar gaan vertalen, koetje-koetje, zonder acht te slaan op contradicties, onsamenhangendheden, handschriftelijke cruxen en wat dies meer zij in de likkebaardende wereld van het tekstueel-genetisch-kritische moeras.
Nee, Alexandrijnen zijn het, geen Pergamonianen.
De onderste steen moet boven voor een ideale leeseditie met behoud van tekstuele betrouwbaarheid.
Om er de acribie van te krijgen!
Dezelfde Fan Shengyu heeft in hetzelfde artikel (‘The Lost Translator’s Copy’), een lijstje aangelegd met zomaar een paar dingen die David Hawkes met zijn gevoel en liefde voor de tekst en zijn microscopische vertalersblik heeft gevonden – en in zijn vertaling geëmendeerd – in wat tot dan toe de standaardeditie was. Ik vroeg me af: volgt de Nederlandse vertaling die van Hawkes? Nemen Mark-Anne Silvia de ontdekkingen van Hawkes over, of lezen zij over de problemen heen?
Nee, geen van beide, blijkt. Noch het een noch het ander. Ze komen integendeel veelal met hele nieuwe oplossingen. Soms uit in omloop zijnde manuscripten gedestilleerd, soms zijn het eigen gegronde interpretaties.
Bijvoorbeeld. In hoofdstuk 14 zegt Xifeng tegen de bedienden dat ze ‘pas om half twaalf’ kunnen langskomen als ze iets willen melden of een opdrachtbewijs nodig hebben. Die tijdsaanduiding klopt niet, volgens Hawkes, en hij maakt ervan ‘tot half twaalf maar niet later’. Ook de Nederlandse vertalers roken lont, maar die maken ervan ‘kan dat om half een ’s middags doen’ (blz. 211).
Dat zullen de vertalers dus op eigen houtje – na vele uren struinen door de manuscriptuitgaven en commentaren, plus denk- en piekerwerk – uitgevogeld en uitgerekend hebben, want ze hebben niet de twee wegen van de minste weerstand gekozen, d.i. 1) lekker laten staan joh, jij hebt het toch niet geschreven? en 2) het onder dankzegging van Hawkes overnemen,.
En dat voor iets wat Chinezen nog niet eens opvalt, laat staan met hun oren klapperende Nederlandse en Vlaamse lezers!
Maar er zijn ook verschillen met de methode Hawkes. Zoals ze in de korte toelichting achterin deel iv vermelden hebben ook zij zich bij cruxen tot de manuscripten gewend, maar ze hebben niet alle losse eindjes weer aan elkaar proberen te knopen. Je mag volgens hun best blijven zien dat de roman nooit door Cao Xueqin is afgemaakt. Er blijven rafelrandjes.
Verhelderend is in dit opzicht noot 2 op bladzijde 47 van deel iv, waarin wordt uitgelegd dat er verwarring is over de naam van het klooster in het boek: is het nu het Stoombroodklooster, voorheen het Watermaanklooster dat niet ver van het IJzeren Dorpelklooster ligt, of is het werkelijk het IJzeren Dorpelklooster? De geleerden zijn er nog niet uit, en de Nederlandse vertalers willen in deze geen voortijdige conclusies trekken. Ze laten het staan, als ‘een van de inconsequenties in het boek, die het gevolg zijn van het feit dat het altijd als onvolledig manuscript (en in meerdere versies) heeft gecirculeerd.’
Het is mooi dat de lezer gewezen wordt op inconsequenties die hij van zijn levensdagen zelf niet had opgemerkt.
Wat mij betreft kan deze Nederlandse vertaling ook meteen in het Chinees worden terugvertaald, of – preciezer – mag hij meteen dienen om een nieuwe Chinese Hongloumeng mee te reconstrueren.
_____
Verwijzingen. Zie ook de vorige blog, hier. Fan Shengyu, ‘The Lost Translator’s Copy: David Hawkes’ Construction of a Base Text in Translating Hongloumeng’, in: Translation Review 100, 2018, p. 37-64, achter een betaalmuur op de tandfonline-site, hier. De droom van de rode kamer, of: Het verhaal van de steen, vertaald door Mark Leenhouts, Anne Sytske Keijser en Silvia Marijnissen, Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2021.
Waarom ook, twee keer is genoeg: Vertalers zijn ook totaal van de pot gerukt ook.
BeantwoordenVerwijderenIk ben ook gek ook...
BeantwoordenVerwijderen