228 Tortilla’s voor de Daltons
Nu weet ik wat Vlamingen steevast moeten doormaken als ze onze vertalingen lezen. Die vertalingen smaken altijd, hoe dan ook, Noord-Nederlands. Ook al beseffen wij hier dat niet. Omdát we dat niet beseffen.
Maar ze hebben een slag teruggeslagen. Ze zijn revanche aan het nemen. De Lauwenaar James Vandermeersch vertaalde ‘op vijf jaar tijd’ alle 73 Lucky Luke-albums. Daarbij dus ook de klassieke late Dupuis- en vroege Dargaud-albums met de onovertroffen scenario’s van René Goscinny, die ik met gemak reken tot de beste schrijvers van de twintigste eeuw.
Ik schafte een paar jaar geleden de nieuwe vertaling van drie van mijn talloos vele favoriete albums aan, een drietal dat het Amsterdamse Lambiek toevallig op voorraad had. Tenderfoot, De Spookstad en Tortilla’s voor de Daltons. Ik wilde ze bestuderen, maar ik durfde niet goed. De pagina’s waren ruimer, groter, de kleuren frisser en de belettering was perfect, helemaal zoals in het Frans en niet met de gruwelijke en liefdeloze koeienkapitalen van de oude albums. Maar de tekst...
Ik huiverde. Ik dorst niet. Ik had schrik. Ik had schijt.
Ik verwachtte Asterix-toestanden. Toen daarvan een nieuwe vertaling kwam – wat trouwens tijd mocht worden – was kritiek niet van de lucht. Ook van mij en Erik Bindervoet in onze kortlopende rubriek ‘Briefkaart uit Vertalië’ in NRC-Handelsblad. In de ons toegemeten schamele vijfhonderd woorden bespraken we alleen de in onze ogen minder geslaagde (want minder gewaagde) vertalingen van de namen Assurancetourix en Abraracourcix als Kakofonix en Heroïx.
Maar Asterix is een woordspelingenwaterval, terwijl de in Kortrijk geboortige Brusselaar Maurice de Bevere (alias Morris) zijn scenarist Goscinny uitdrukkelijk verbood om in Lucky Luke ook maar één woordspeling te maken. (Als pesterijtje deed hij het soms toch, waar Morris dan weer een streep door mocht halen.) Maar desalniettemintegenstaande. Alles kon misgaan!
Een vluchtige blik leerde mij dat er inderdaad vreemde dingen gebeurden in de nieuwe Lucky Luke. Veel onvoltooid verleden tijden bijvoorbeeld waar ik een voltooid tegenwoordige zou verwachten. ‘Hij is er niet! Lucky Luke waarschuwde hem!’ Hier en daar kwamen uitdrukkingen stijf over: ‘Zwijg, Averell!’ en houterig: ‘Volgens mij gaan die twee ons werk bezorgen, Jolly Jumper. Ik hou ze maar beter in het oog.’ En als er bevolen wordt: ‘Luider!’ wanneer iemand harder moet praten.
Maar wat blijkt? Het is gewoon Vlaams! En prima Vlaams op de koop toe. Vandermeersch komt uit Lauwe, op een boogscheut afstand van de geboorteplaats van Morris, Kortrijk. Dus we kunnen wel zeggen: Lucky Luke comes home. Eindelijk spreekt de lonesome cowboy z’n moerstaal.
Ik verdiepte me iets meer in Tortilla’s voor de Daltons en ik kan gerust stellen en zijn, en stellen: niet alleen het uiterlijk is opgeknapt met nieuwe belettering en heldere kleuren, maar ook de vertaling is puik. De grapjes en de drieslagen die eerder nogal eens onder water verdwenen, zijn – in de licht Vlaamse tongval – allemaal blijven drijven.
Als Lucky Luke de Daltons bijvoorbeeld ‘als overrijp fruit’ kan oprapen als ze van de rots vallen waaraan ze hangen, zegt hij, wanneer uiteindelijk Joe naar beneden wil: ‘Hij is rijp.’ – en niet, zoals eerst: ‘Hij is murw.’1 De Mexicaanse herenboer Don Dorotea Prieto Y Zuloaga Y Padilla laat zijn spullen uit het buitenland komen. Lucky Luke krijgt in bad tabak aangeboden: ‘Een speciale mengeling. Don Doroteo koopt ze in Londen.’ Waarna Goscinny meteen de volgende grap presenteert, als Jolly Jumper ook speciaal hooi mag eten en zijn Mexicaanse buurpaard zegt: ‘Een speciale mengeling. Don Doroteo koopt ze in Texas. Laat ’t je smaken, amigo.’ Wat een dubbele grap is, want kun je een Texaanse toerist blij maken met geïmporteerd Texaans hooi? Maar Goscinny’s meesterschap komt pas goed tot uitdrukking in het daaropvolgende kader, waarin twee diensters Rataplan wassen in een tobbe: ‘Caramba! Wat een vreemd ras! Waar komt die mengeling vandaan?’ Grap op grap op grap op grap. Heel leuk.
De eerste twee ‘mengelingen’ overleefden het nauwelijks in de eerste vertaling, hoewel je het verband nog wel zag, met ‘laat speciaal uit Londen overkomen’ en ‘haalt hem uit Texas’. Maar het wassen van Rataplan stond helemaal los: ‘Caramba! Wat een eigenaardig ras is die hond! Waar kan dat toch vandaan komen...?’
Neem nota dat Noord-Nederlanders het in bovenstaande voorbeelden eerder over ‘vruchten’ dan ‘fruit’ zouden hebben en over een ‘mélange’ dan een ‘mengeling’. Boven de grote riolen zou men tegenwoordig ook niet meer met het vrouwelijk voornaamwoord verwijzen naar ‘tabak’ en ‘mengeling’. Opvallend is verder dat de nieuwe vertaling veel kariger is met modale woordjes – wat eerlijk gezegd veel prettiger leest. En bovendien mooier is voor het oog, want de tekstballonnen hoeven niet te worden volgepropt. Sowieso legt de vertaler niet uit in de ballonnen wat er in het kader al te zien is. Als Averrell de bewaker die hem brood door de tralies van de celwagen geeft in zijn hand bijt, heeft de oude vertaling: ‘Averell! Lelijke schrokop! Je hebt in de hand van de wachter gebeten!’ Vandermeersch vertaalt: ‘Averell! Niet zo gulzig! Je beet in zijn hand!’2 Het is vooral de onvoltooid verleden tijd die de vertaling een onmiskenbare Vlaamse toets geeft. Maar ook op woordniveau zijn er verschillen. ‘Brandkast’ wordt ‘kluis’, ‘de kettingen en bollen’ worden ‘de bollen en kettingen’, ‘opsnijden’ wordt ‘pochen’. Het had in dat laatste geval nog Vlaamser gekund, als Vandermeersch niet ‘pochen’ had verkozen maar bijvoorbeeld ‘stoefen’. Ongetwijfeld had het rijker gekund – zeker als je het vergelijkt met het Antwerps van de eerste Suske en Wiskes. Wel krijgen we een authentiek Zuid-Nederlandse ‘valavond’ cadeau. Natuurlijk mis ik in de nieuwe vertaling een aantal uitdrukkingen die me in de synapsen waren gaan zitten. ‘Koeakoeakomekiki’ werd ‘kwakomokiki’, ‘idiomerie’ werd ‘idiotisme’ en ‘Deze gitaar is op’ werd ‘Ik ben klaar met deze gitaar’. Maar als ik probeer deze vertaling als nieuw te lezen, gaat me dat verrassend moeiteloos af. Ook deze vertaling zal zich bij eerste lezers in het geheugen kunnen griffen.
Het grote voordeel van deze Vandermeerschvertaling is dat Noord-Nederlandse lezers op een ongedwongen manier kunnen kennismaken met een wat Zuid-Nederlandsere taalmuziek. Zodat ze die later ook niet ‘raar’ hoeven te vinden als ze op uitgeverijen en bij redacties werken en menen dat alles wat naar Vlaams riekt gelijkgeschakeld moet worden, dat wil zeggen met het rode potlood de Westerschelde uitgeroeid.
O, als Vandersteen eens geweigerd had zijn Suske en Wiskes te laten vernoordnederlandsen! Wat een verrijking zou dat geweest zijn voor ons calvinistische taaleigen!
De enige manier om het Vlaams en Hollands dichter bij elkaar te brengen is – paradoxaal genoeg – ze uit elkaar te laten groeien. Waardoor er boeken in het Vlaams vertaald moeten worden. Dan zullen de meesterwerken van het Zuiden vanzelf in het Noorden doordringen en daar als Trojaanse paarden hun woordenschat en manieren van zeggen uitstrooien. James Vandermeersch moet maar eens beginnen met het vervlaamsen van een hedendaagse Noord-Nederlandse roman. Tien tegen een dat hij er leesbaarder op wordt.
_____
1 De tekst in Joe’s ballon klopt echter niet helemaal in de nieuwe vertaling. Joe zegt ‘Wacht op mij!’ – maar dat zeg je alleen als je iemand zelf achterna gaat, en dat kan Joe juist niet. Het eerdere ‘Wacht!’ was beter. Misschien moest Vandermeersch zijn tekst iets oprekken omdat de ballon anders te leeg zou blijven.
2 Het kan zelfs nog korter en realistischer, als je laat zeggen: ‘Averell! Gulzigaard! Dat was zijn hand!’ _____
Verwijzingen. Dit stuk verscheen eerder, iets anders, op de Filter-website, week 15 van 2022, hier. Zie ook het vervolgstuk, De Vlamen in mijn kast van week 36, hier. Meer over het Vlaams in de VandaagsVertaalProbleem-blogs 127, 128, 129 en 130.
‘Wie heeft schrik van Zuid-Nederlands’ heet een aanbevelenswaardig stuk van Désirée Schijns uit 2002, in Filter, hier. Erik Bindervoet en ik pleitten in 2008 in hetzelfde tijdschrift ook voor meer tolerantie ten aanzien van het Zuid-Nederlands, zie het stuk ‘Seefhoek vooruit, Vlaanderen Boppe!’, hier. In hetzelfde nummer van Filter ook een stuk van Onno Kosters over de nieuwe Asterix-vertaling, hier, later ook op de Vrijdag Vertaaldag geplaatst, hier. Over het Vlaams in Vertalië schreef ook Elisabeth Van Haegenborgh voor de Vrijdag Vertaaldag het stuk ‘Arm Vlaams vertalertje’ in week 8, 2020, hier.
De rubriek Briefkaart uit Vertalië liep in het NRC-Handelsblad (Cultureel Supplement) het eerste halfjaar van 2007. De eerste aflevering, Ariebombarix, ging over de nieuwe vertaling van Asterix, en staat – bij wijze van uitzonderlijke lezersservice – hieronder integraal in facsimile afgebeeld.
Maar ze hebben een slag teruggeslagen. Ze zijn revanche aan het nemen. De Lauwenaar James Vandermeersch vertaalde ‘op vijf jaar tijd’ alle 73 Lucky Luke-albums. Daarbij dus ook de klassieke late Dupuis- en vroege Dargaud-albums met de onovertroffen scenario’s van René Goscinny, die ik met gemak reken tot de beste schrijvers van de twintigste eeuw.
Ik schafte een paar jaar geleden de nieuwe vertaling van drie van mijn talloos vele favoriete albums aan, een drietal dat het Amsterdamse Lambiek toevallig op voorraad had. Tenderfoot, De Spookstad en Tortilla’s voor de Daltons. Ik wilde ze bestuderen, maar ik durfde niet goed. De pagina’s waren ruimer, groter, de kleuren frisser en de belettering was perfect, helemaal zoals in het Frans en niet met de gruwelijke en liefdeloze koeienkapitalen van de oude albums. Maar de tekst...
Ik huiverde. Ik dorst niet. Ik had schrik. Ik had schijt.
Ik verwachtte Asterix-toestanden. Toen daarvan een nieuwe vertaling kwam – wat trouwens tijd mocht worden – was kritiek niet van de lucht. Ook van mij en Erik Bindervoet in onze kortlopende rubriek ‘Briefkaart uit Vertalië’ in NRC-Handelsblad. In de ons toegemeten schamele vijfhonderd woorden bespraken we alleen de in onze ogen minder geslaagde (want minder gewaagde) vertalingen van de namen Assurancetourix en Abraracourcix als Kakofonix en Heroïx.
Maar Asterix is een woordspelingenwaterval, terwijl de in Kortrijk geboortige Brusselaar Maurice de Bevere (alias Morris) zijn scenarist Goscinny uitdrukkelijk verbood om in Lucky Luke ook maar één woordspeling te maken. (Als pesterijtje deed hij het soms toch, waar Morris dan weer een streep door mocht halen.) Maar desalniettemintegenstaande. Alles kon misgaan!
Een vluchtige blik leerde mij dat er inderdaad vreemde dingen gebeurden in de nieuwe Lucky Luke. Veel onvoltooid verleden tijden bijvoorbeeld waar ik een voltooid tegenwoordige zou verwachten. ‘Hij is er niet! Lucky Luke waarschuwde hem!’ Hier en daar kwamen uitdrukkingen stijf over: ‘Zwijg, Averell!’ en houterig: ‘Volgens mij gaan die twee ons werk bezorgen, Jolly Jumper. Ik hou ze maar beter in het oog.’ En als er bevolen wordt: ‘Luider!’ wanneer iemand harder moet praten.
Maar wat blijkt? Het is gewoon Vlaams! En prima Vlaams op de koop toe. Vandermeersch komt uit Lauwe, op een boogscheut afstand van de geboorteplaats van Morris, Kortrijk. Dus we kunnen wel zeggen: Lucky Luke comes home. Eindelijk spreekt de lonesome cowboy z’n moerstaal.
Ik verdiepte me iets meer in Tortilla’s voor de Daltons en ik kan gerust stellen en zijn, en stellen: niet alleen het uiterlijk is opgeknapt met nieuwe belettering en heldere kleuren, maar ook de vertaling is puik. De grapjes en de drieslagen die eerder nogal eens onder water verdwenen, zijn – in de licht Vlaamse tongval – allemaal blijven drijven.
Als Lucky Luke de Daltons bijvoorbeeld ‘als overrijp fruit’ kan oprapen als ze van de rots vallen waaraan ze hangen, zegt hij, wanneer uiteindelijk Joe naar beneden wil: ‘Hij is rijp.’ – en niet, zoals eerst: ‘Hij is murw.’1 De Mexicaanse herenboer Don Dorotea Prieto Y Zuloaga Y Padilla laat zijn spullen uit het buitenland komen. Lucky Luke krijgt in bad tabak aangeboden: ‘Een speciale mengeling. Don Doroteo koopt ze in Londen.’ Waarna Goscinny meteen de volgende grap presenteert, als Jolly Jumper ook speciaal hooi mag eten en zijn Mexicaanse buurpaard zegt: ‘Een speciale mengeling. Don Doroteo koopt ze in Texas. Laat ’t je smaken, amigo.’ Wat een dubbele grap is, want kun je een Texaanse toerist blij maken met geïmporteerd Texaans hooi? Maar Goscinny’s meesterschap komt pas goed tot uitdrukking in het daaropvolgende kader, waarin twee diensters Rataplan wassen in een tobbe: ‘Caramba! Wat een vreemd ras! Waar komt die mengeling vandaan?’ Grap op grap op grap op grap. Heel leuk.
De eerste twee ‘mengelingen’ overleefden het nauwelijks in de eerste vertaling, hoewel je het verband nog wel zag, met ‘laat speciaal uit Londen overkomen’ en ‘haalt hem uit Texas’. Maar het wassen van Rataplan stond helemaal los: ‘Caramba! Wat een eigenaardig ras is die hond! Waar kan dat toch vandaan komen...?’
Neem nota dat Noord-Nederlanders het in bovenstaande voorbeelden eerder over ‘vruchten’ dan ‘fruit’ zouden hebben en over een ‘mélange’ dan een ‘mengeling’. Boven de grote riolen zou men tegenwoordig ook niet meer met het vrouwelijk voornaamwoord verwijzen naar ‘tabak’ en ‘mengeling’. Opvallend is verder dat de nieuwe vertaling veel kariger is met modale woordjes – wat eerlijk gezegd veel prettiger leest. En bovendien mooier is voor het oog, want de tekstballonnen hoeven niet te worden volgepropt. Sowieso legt de vertaler niet uit in de ballonnen wat er in het kader al te zien is. Als Averrell de bewaker die hem brood door de tralies van de celwagen geeft in zijn hand bijt, heeft de oude vertaling: ‘Averell! Lelijke schrokop! Je hebt in de hand van de wachter gebeten!’ Vandermeersch vertaalt: ‘Averell! Niet zo gulzig! Je beet in zijn hand!’2 Het is vooral de onvoltooid verleden tijd die de vertaling een onmiskenbare Vlaamse toets geeft. Maar ook op woordniveau zijn er verschillen. ‘Brandkast’ wordt ‘kluis’, ‘de kettingen en bollen’ worden ‘de bollen en kettingen’, ‘opsnijden’ wordt ‘pochen’. Het had in dat laatste geval nog Vlaamser gekund, als Vandermeersch niet ‘pochen’ had verkozen maar bijvoorbeeld ‘stoefen’. Ongetwijfeld had het rijker gekund – zeker als je het vergelijkt met het Antwerps van de eerste Suske en Wiskes. Wel krijgen we een authentiek Zuid-Nederlandse ‘valavond’ cadeau. Natuurlijk mis ik in de nieuwe vertaling een aantal uitdrukkingen die me in de synapsen waren gaan zitten. ‘Koeakoeakomekiki’ werd ‘kwakomokiki’, ‘idiomerie’ werd ‘idiotisme’ en ‘Deze gitaar is op’ werd ‘Ik ben klaar met deze gitaar’. Maar als ik probeer deze vertaling als nieuw te lezen, gaat me dat verrassend moeiteloos af. Ook deze vertaling zal zich bij eerste lezers in het geheugen kunnen griffen.
Het grote voordeel van deze Vandermeerschvertaling is dat Noord-Nederlandse lezers op een ongedwongen manier kunnen kennismaken met een wat Zuid-Nederlandsere taalmuziek. Zodat ze die later ook niet ‘raar’ hoeven te vinden als ze op uitgeverijen en bij redacties werken en menen dat alles wat naar Vlaams riekt gelijkgeschakeld moet worden, dat wil zeggen met het rode potlood de Westerschelde uitgeroeid.
O, als Vandersteen eens geweigerd had zijn Suske en Wiskes te laten vernoordnederlandsen! Wat een verrijking zou dat geweest zijn voor ons calvinistische taaleigen!
De enige manier om het Vlaams en Hollands dichter bij elkaar te brengen is – paradoxaal genoeg – ze uit elkaar te laten groeien. Waardoor er boeken in het Vlaams vertaald moeten worden. Dan zullen de meesterwerken van het Zuiden vanzelf in het Noorden doordringen en daar als Trojaanse paarden hun woordenschat en manieren van zeggen uitstrooien. James Vandermeersch moet maar eens beginnen met het vervlaamsen van een hedendaagse Noord-Nederlandse roman. Tien tegen een dat hij er leesbaarder op wordt.
_____
1 De tekst in Joe’s ballon klopt echter niet helemaal in de nieuwe vertaling. Joe zegt ‘Wacht op mij!’ – maar dat zeg je alleen als je iemand zelf achterna gaat, en dat kan Joe juist niet. Het eerdere ‘Wacht!’ was beter. Misschien moest Vandermeersch zijn tekst iets oprekken omdat de ballon anders te leeg zou blijven.
2 Het kan zelfs nog korter en realistischer, als je laat zeggen: ‘Averell! Gulzigaard! Dat was zijn hand!’ _____
Verwijzingen. Dit stuk verscheen eerder, iets anders, op de Filter-website, week 15 van 2022, hier. Zie ook het vervolgstuk, De Vlamen in mijn kast van week 36, hier. Meer over het Vlaams in de VandaagsVertaalProbleem-blogs 127, 128, 129 en 130.
‘Wie heeft schrik van Zuid-Nederlands’ heet een aanbevelenswaardig stuk van Désirée Schijns uit 2002, in Filter, hier. Erik Bindervoet en ik pleitten in 2008 in hetzelfde tijdschrift ook voor meer tolerantie ten aanzien van het Zuid-Nederlands, zie het stuk ‘Seefhoek vooruit, Vlaanderen Boppe!’, hier. In hetzelfde nummer van Filter ook een stuk van Onno Kosters over de nieuwe Asterix-vertaling, hier, later ook op de Vrijdag Vertaaldag geplaatst, hier. Over het Vlaams in Vertalië schreef ook Elisabeth Van Haegenborgh voor de Vrijdag Vertaaldag het stuk ‘Arm Vlaams vertalertje’ in week 8, 2020, hier.
De rubriek Briefkaart uit Vertalië liep in het NRC-Handelsblad (Cultureel Supplement) het eerste halfjaar van 2007. De eerste aflevering, Ariebombarix, ging over de nieuwe vertaling van Asterix, en staat – bij wijze van uitzonderlijke lezersservice – hieronder integraal in facsimile afgebeeld.
BeantwoordenVerwijderenIk hou ook enorm van Lucky Luke en ik heb een paar jaar geleden hetzelfde gedaan: twee favoriete albums (Spookstad en ZKH Smith) in de nieuwe vertaling gekocht en uitgebreid vergeleken. Ik had tot op zekere hoogte dezelfde ervaring: sommige dingen waren beter, andere minder. (Eigenlijk hetzelfde als met de nieuwe Filémon-vertalingen van uitgeverij Hum: fris en vaak goed, met leuke vondsten en soms beter dan de oude. Maar ook weer met nieuwe fouten en slordigheden – en die oude vertaling kon soms ook heel raak zijn.) Er was veel waar ik me aan stoorde, maar Vandemeersch heeft duidelijk zijn best gedaan de grappen zo goed mogelijk over te brengen en heeft goede vondsten en correcties t.o.v. de oude vertaling.
Maar je bent over sommige aspecten van die nieuwe vertaling wel erg mild, milder dan ik in ieder geval. Die alomtegenwoordige onvoltooid verleden tijd, dat is soms toch gewoon niet te harden? Het stikt ervan in Belgische stripvertalingen (en ook wel ondertitelvertalingen). En ik heb helemaal niet de indruk dat het ‘natuurlijk Vlaams’ is – dat men daar echt zo spreekt. Ik ervaar het zelf eerder als een soort (door het vertalen veroorzaakte?) doofheid voor natuurlijk Nederlands. Geen natuurlijk Vlaams, maar vertaal-Vlaams. (Het Vlaamse vertaliaans?)
Soms kan het natuurlijk allebei, ovt of vtt. Bij ‘je beet in zijn hand’ bijvoorbeeld. Daar is die ovt volgens mij zelfs beter, en niet alleen omdat het korter is. (Je eigen alternatief ‘dat was zijn hand’ is m.i. niet goed, want té subtiel. Je kunt wel zien dat hij zijn hand bezeerd heeft, en we kennen Averells gulzigheid, maar Averell is geen Rataplan, dus dat bijten moet toch echt geëxpliciteerd worden. Anders kan hij zijn hand ook bezeerd hebben omdat hij hem te snel terugtrok, omdat iemand er in kneep of wat dan ook.)
Maar die onvoltooide tijd wordt in Belgische stripvertalingen ook gebruikt op plaatsen waar het volgens mij écht niet kan. Ik heb zo snel geen voorbeeld bij de hand uit Lucky Luke, maar wel eentje uit een andere strip waarin het me enorm stoorde: een vrachtwagenchauffeur is verongelukt. Een meisje uit een dorp, Baïa, reisde met hem mee in de cabine. Zij is nu spoorloos. De dorpelingen gaan naar haar moeder met het nieuws over het ongeval en ze vragen of zij nog iets van haar dochter heeft gehoord: “Carlos had een ongeluk met z'n vrachtwagen. Zag je Baïa al terug?”
Wie praat er nou zo? Vlaming volgens mij ook niet. Alleen in België vertaalde stripfiguren. Buiten de papieren werkelijkheid zegt iedereen: Carlos *is* verongelukt. *Heb* je Baïa al teruggezien?
Verder bevatten de plaatjes die je hier opvoert, nog wel meer vreemde zinswendingen. Zoals ‘Waarom word ik gewekt midden in de nacht?’ in plaats van ‘Waarom word ik midden in de nacht gewekt?’ (Het informele ‘maak je me wakker’ van de oude Nederlandse vertaling vind ik zelf ook prettiger, maar het valt ook te verdedigen om deze aristocratisch aandoende figuur dat wat stijve ‘waarom word ik gewekt’ in de mond te leggen.)
Maar of dit nou natuurlijk Vlaams is of niet: ik heb helemaal niet de indruk dat het de bedoeling van deze vertaling is om nadrukkelijk Vlaams te vertalen. Juist niet: dat er gekozen is voor pochen in plaats van stoefen, wijst daar al op. Deze vertaling wíl helemaal niet nadrukkelijk Vlaams zijn. (Overigens grappig dat dat 'opsnijden' van die Nederlandse vertaling nu ook niet meer goed kan. Een veel te weinig gangbaar woord inmiddels, denk ik, voor dit soort teksten.)
En dan is het dus geen succes als er toch zoveel Vlaams in doorschemert (of het nou echt Vlaams is of vertaal-Vlaams), maar een gebrek. Ook dat terugverwijzen met ‘ze’ naar vrouwelijke woorden die wij niet meer als vrouwelijk ervaren: daarvoor zijn gemakkelijk goede alternatieven te bedenken die niet exclusief noord-Nederlands aandoen (‘die koopt hij in Londen’ of zoiets). Waarom daar niet voor gekozen is, begrijp ik dan niet goed.
En de utopie dat het gaat helpen om een Nederlands lezerspubliek voor Vlaams Nederlands te ‘sensibiliseren’ lijkt me precies dat: een utopie. Maar die mag je natuurlijk koesteren.
BeantwoordenVerwijderenIk hoop niet dat ik nou anti-Vlaams overkom. Zo is het niet bedoeld. Ik lees graag Vlaams – als het een bewuste keuze is. Hier betwijfel ik sterk of dat het geval is.
Terzijde: als je graag Belgische strips in een nadrukkelijk Belgische vertaling leest, kan ik je trouwens de speciale Brusselse edities aanraden van een paar Robbedoes-strips. (Zie https://franklekens.blogspot.com/2017/11/kem-iet-voer-olle.html) Ik ken het Brusselse Vlaams-Franse mengtaaltje niet uit eigen ervaring, maar uit die vertalingen klinkt het voor mij wel overtuigend op.
(Dat kan natuurlijk verraderlijk zijn: beoordelen of een dialect goed is weergegeven als je het zelf niet kent. Het Zeeuws dat Oek de Jong zijn personages in Pier en Oceaan in de mond legt, is wat mij betreft pitch perfect. Omdat ik zelf uit Zeeland kom denk ik dat dan goed te kunnen beoordelen. Daarnaast komt Friese tongval die hij een van zijn grootvaders in de mond legt op mij ook overtuigend over. Maar weet ik veel? Want andersom: ik geloof dat Robert Anker sommige personages in Vrouwenzand ook een Zeeuwse tongval wilde geven, en dat het nergens naar trok. Terwijl de gemiddelde Fries misschien wel vindt dat het Zeeuws in deze roman heel overtuigend overkomt.)
Dank Frank, heel interessant, de waarschuwing dat we hier wel eens met authentiek (of niet zo authentiek dus...) Vertaliaans Vlaams, Vertaalvlaams te maken kunnen hebben (de onvoltooid verleden tijd en de vrouwelijke terugverwijzingen). Dat horen buitenlanders natuurlijk minder dan landgenoten en het is goed dat die onnozele oren daarop gewezen worden. (Mij is het bijvoorbeeld ook altijd een raadsel geweest dat bijvoorbeeld Harry Mulisch en Cees Nooteboom in het buitenland gewaardeerd worden, terwijl hun Nederlands om op te schieten zo stijf is.) Een gemiste kans dus, van Vandermeersch, helaas, de zoveelste. Het lijkt wel of alle hervertalingen gemiste kansen zijn. Dat neemt niet weg dat ik benieuwd ben of die vertaalvlaamse onvoltooid verleden tijd misschien ook gaat doordringen in Noord-Nederland, dankzij die strips. Er zijn heel wat voorbeelden van leermeesterig opgelegde spellingsregels die tegen de natuurlijke uitspraak en het natuurlijke taalgebruik ingaan maar die inmiddels toch worden uitgesproken en gebezigd ("hen" bv en mensen die de tussen-n uitspreken, o gruwel). Echte dialectversies van strips zijn natuurlijk heel leuk (Tuufke, ken je die? Ik zal er wat over schrijven), maar niet voor een breed publiek, en het was juist zo leuk dat een algemeen gewaardeerde strip in een levend maar net iets anders taaleigen dat miljoenen spreken was overgezet. Maar dat is dus allemaal vals! Dan weet ik het ook niet meer...
BeantwoordenVerwijderen