255 De eerste bunzing

   Vasnetsov heeft ook schitterende illustraties gemaakt voor Tsjoekovski’s De gestolen zon, maar het mooist zijn de illustraties bij Russische volksversjes, waar hij zijn leven lang mee bezig is geweest, uitgegeven in boeken als De regenboog (uitgegeven door Radoega), Ladoesjki (uitgegeven door Progres), Vijftig biggetjes (verzameld door Tsjoekovski), Tsjiki-Tsjiki-Tsjikalotsjki en nog veel-veel meer. Ook bij Paardje-Bochelaartje heeft hij tekeningen gemaakt.
   Terug naar Charms. Omdat ik de tekeningen wilde volgen kon ik de bunzing in dit gedicht dus niet met een stinkdier vertalen, zoals Arthur Langeveld deed. En niet alleen daarom: van een bunzing een stinkdier maken vind ik getuigen van disrespect voor de natuur en minachting voor de zoölogie. Een stinkdier? In Rusland? Daarbij komt dat het onnodig was – er wordt in zijn vertaling helemaal niet op stinkdier gerijmd, dus er had netzogoed bunzing kunnen staan.
   Iets heel anders, al photoshoppend ontdekte ik een tekstuele anomalie: in de boekversie uit 1930 ontbreken de laatste drie strofen.
   De eerste publicatie was in het tijdschrift Jozj (dat is Egel, en geen Stekelvarken, voor wie het mocht denken, ik zeg het maar even bij, het is schrikbarend droevig gesteld met de kennis der natuur bij vertalers), nummer 6 van 1929 en werd van tekeningen voorzien door Vera Jermolajeva. De drie laatste strofes (ook vertaald in Bij mij op de maan) gaan zo:

Papa nam de bunzing mee,
Mee naar huis nam hij hem mee,
Mee naar huis sleept hij hem mee,
Sleept hem aan zijn pootje mee.

Ik kreeg de bunzing, wat een feest!
Ik maakte snel een speelgoedbeest,
Met zaagsel een groot speelgoedbeest.
Een bunzing krijgen is een feest!

Kijk, hier zie je hem getekend,
Onze bunzing, hij lijkt sprekend,
Ja, niet sprékend, vanzelfsprekend,
Maar uitstekend nagetekend.

   Waarom? Was het einde niet geschikt voor uitgave in boekvorm? Waren acht bladzijden het maximum?
   Hier de Jermolajeva-versie uit de Egel.
_____
   Verwijzingen. De eerste versie, met drie extra strofen aan het slot werd gepubliceerd in het tijdschrift Jozj, nummer 6 van 1929, met tekeningen van Vera Jermolajeva, op het togdazine te vinden, hier. Paardje-bochelaartje van Poesjkin is in mjn vertaling bij Pegasus uitgekomen in de reeks Slavische Cahiers, nr. 35, 2019. Arthur Langevelds Charms-vertaling staat in Een stinkdier is een prachtig beest, met tekeningen van Gerda Dendooven; het gedicht heet er ‘Vader schoot een stinkdier’ en op de tekeningen erbij (en op de kaft, zie hieronder rechts) is het een heel apart soort stinkdier, namelijk pikzwart en zonder de kenmerkende witte strepen op rug en staart zoals Miz Ma’m’selle Hepzibah en waarachtige stinkdieren ze dragen (zie hieronder links, uit Walt Kelly, Pogo, 1951, p. 73). Niet alleen bij vertalers hier te lande is het met de kennis der natuur bedroevend gesteld, ook bij tekenaars.
   Voor meer over Vasnetsov als kinderboekillustrator, zie bijvoorbeeld Stommels en Lemmens, Russian Artists and the Children’s Book 1890-1992, L.S. Nijmegen, 2009. Hieronder enige van zijn scheppingen.
   Nog een anomalie, een picturale ditmaal: de Russische uitgave bestaat in verschillende kleurschakeringen kennelijk:

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

440 Voor spek en bonen

441 Achtmaal Struwwelpeter in het Nederlands, 1848-2000

442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus

443 Schroef je vaders hoofd niet af

446 De Geschiedenis van den wreeden Jan

444 Blijf weg van potten met geblaf

447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller

445 Frederik de wrederik gecloseread

448 Wreede Piet