326 Wat kinderen niet mogen, een waslijst
In Duitsland verschenen in de loop van de negentiende eeuw tientallen imitaties van Der Struwwelpeter, het razend populaire prentenboek van de Frankfurter dokter Heinrich Hoffmann uit 1845 dat wij sinds de canonieke vertaling van W.P. Razoux uit 1848 kennen als Piet de smeerpoets.
Een flink aantal van die nabootsingen bereikte ook de Lage Landen, waar ze vertaald terechtkwamen in aparte uitgaven of ook wel samengevoegd met verhalen van Hoffmann zelf, zonder dat Hoffmanns naam genoemd werd. Soms verschenen er ook authentiek Nederlandse struwwelpetriaden en soms is het niet uit te maken of we met een vertaling te maken hebben of met een origineel Hollands werk.
Wat mochten kinderen allemaal niet van de opvoedkundig boven hen gestelden? Dat is een hele waslijst. Ik heb hier negen negentiende-eeuwse navolgingen voor me, allemaal te lezen op de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (dbnl.org), delpher (geheugen.delpher.nl) en books.google (bij de verwijzingen gelinkt). In dit negental worden kinderen gewaarschuwd tegen – hou je vast, het is een spiegel van grotemensenfatsoen:
• morsen, afgunst, afluisteren, kleren laten slingeren, dwingelandij, liegen, mee willen met moeder, snoepen, vernielen en overal met je vingers aanzitten (bij J.J.A. Goeverneur)
• luiheid, liegen, slechtgehumeurd zijn, pronkzucht, wild doen, snoepen en poppen aflikken (bij Lambrecht van de Broek)
• muren bekladden, snoepen, luiheid, stoelen klimmen, kattekwaad uithalen, dieren plagen, dolle dingen doen op straat, bangigheid, lompheid, wijsneuzigheid, liegen en je kleine broertje slaan (bij W.P. Razoux in twee werken)
• geen lekkers willen delen, klikken, ijdelheid, muren bekladden, wijsneuzigheid, mensen aan het schrikken maken, nagelbijten, niet luisteren in het algemeen en knorrigheid (bij Hopmanius)
• wreedheid, kersenpitten slikken, bangigheid, in een stierenwei gaan, in de regen lopen, nieuwsgierigheid en geen lekkers willen delen (bij Harco Ilpsema-Vinckers)
• neuspeuteren, huilen en pruilen, met messen omgaan, afluisteren, liegen, je peentjes niet eten en mensen de stoel onder hun zitvlak vandaan trekken (bij Norweb).
• snoepen, ijdelheid, rare gezichten trekken en ongehoorzaamheid tijdens het wandelen (in Boontje komt om zijn loontje).
• luiheid, vuilheid, vechten, uitlachen, lange haren, gulzigheid, in torenklokken klimmen, huilepieten, pronken, snoepen, dom zijn, langslapen en fluiten (in Hoe het met stoute kinderen gaat).
Ze heten allemaal in de geest van Hoffmann geschreven maar die geest is meestal ver te zoeken. Eerder ademen ze de gezellige Hollandse gezinssfeer van boontje komt om zijn loontje en doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Door het proces van inculturatie is de nadruk komen te liggen op de schaamte en schande die kinderen op zich laden als ze iets verkeerds doen. Omdat je vooral aan imitaties vaak goed kan zien wat er zo goed is aan het origineel is het interessant ze eens wat nader te bekijken.
_____
De negen genoemde werken:
J.J.A. Goeverneur, De ondeugende kinderen, Sneek, Van Druten en Bleeker, 1852 (dbnl) of 1857 (Buijnsters), bevat De vuilepoes, Gus-nijdigerd, Het luistervinkje, De sloddervos, Nanette met de snorren, De leugenaar, Hansje-schreeuwlelijk, De snoep-al, Jan-vernielal, Hans kijk-in-de-pot, op dbnl hier en op delpher hier.
Lambrecht van den Broek, Stoute jongens en meisjes, Leiden, P.J. Trapp, 1859, bevat Luije Toon, Daan de leugenaar, Ongehoorzame Karel, Netelig Neeltje, Pronkziek Pietje, Woeste Willem, De snoepende Lizette en Die lekt moet leeren, hier.
NN en Heinrich Hoffmann, Een nieuw aardig prentenboek als vervolg op het beroemde Hoogduitsche kinderwerk ‘Der Struwwelpeter’, Amsterdam, J. Vlieger, ca. 1849, met de twee laatst toegevoegde Hoffmann-verhalen (in de Razoux-vertaling) en zeven struwwelpetriaden, De geschiedenis van den muurbekladder, De ijsselijke geschiedenis van den klimmer, De geschiedenis van de snoeper, De geschiedenis van den straatschender, De geschiedenis van den luijen Frans, De geschiedenis van den wilden Karel en De geschiedenis van den plaaggeest, hier.
NN en Heinrich Hoffmann, Het laatste aardige prentenboek, Schiedam, H.A.M. Roelants, 1863, bevat: Hannes Haas, De lompert of de Mosschen-Michel, Dat komt nu van de wijsneuzigheid, De Leugenfrans en De krabbekop, hier.
Hopmanius, Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen, Amsterdam, G.W. Tielkemeijer, z.j. (1859), bevat Cornelis de gulzigaard, Heintje de klikkespaan, Allerverschrikkelijkste geschiedenis van Pietje Hoogmoedig, De geschiedenis van de muurbekladder, Waanwijze Miet, Ontzettende geschiedenis van Jaap, die iedereen onverwacht verschrikken deed, Mietje de nagelbijtster, Hoe ongehoorzame kindertjes gestraft worden en Daan de knorrepot, hier.
H. Ilpsema-Vinckers, Prenten en rijmen, Rotterdam, Van Hoog & Trenité, z.j. (1859), met daarin De wreede Jakob, De kersentaart, De bange Frits, Wacht u voor den stier, Het droevige uiteinde van den ongezeggelijken Dirk, Nieuwsgierige Joost en De schrokkige Kees, hier.
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen geteekend en berijmd, Rotterdam, H. Nijgh, z.j. (1860), bevat Geschiedenis van Jantje Pulkneus, Piet de huilebalk, Mietje en het mes, Hein de luistervink, Gerrit de leugenaar, Koppige Klaas en Baldadig Jansje, hier.
NN, Boontje komt om zijn loontje, ca. 1890, bevat: Marie de snoepster, Ydele Max, Louise, die scheeve gezichten trekt, Frits in het hooge gras, hier.
NN, Hoe het met stoute kinderen gaat, Fürth, Carl Schaller, 1893, op books.google, hier.
Een flink aantal van die nabootsingen bereikte ook de Lage Landen, waar ze vertaald terechtkwamen in aparte uitgaven of ook wel samengevoegd met verhalen van Hoffmann zelf, zonder dat Hoffmanns naam genoemd werd. Soms verschenen er ook authentiek Nederlandse struwwelpetriaden en soms is het niet uit te maken of we met een vertaling te maken hebben of met een origineel Hollands werk.
Wat mochten kinderen allemaal niet van de opvoedkundig boven hen gestelden? Dat is een hele waslijst. Ik heb hier negen negentiende-eeuwse navolgingen voor me, allemaal te lezen op de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (dbnl.org), delpher (geheugen.delpher.nl) en books.google (bij de verwijzingen gelinkt). In dit negental worden kinderen gewaarschuwd tegen – hou je vast, het is een spiegel van grotemensenfatsoen:
• morsen, afgunst, afluisteren, kleren laten slingeren, dwingelandij, liegen, mee willen met moeder, snoepen, vernielen en overal met je vingers aanzitten (bij J.J.A. Goeverneur)
• luiheid, liegen, slechtgehumeurd zijn, pronkzucht, wild doen, snoepen en poppen aflikken (bij Lambrecht van de Broek)
• muren bekladden, snoepen, luiheid, stoelen klimmen, kattekwaad uithalen, dieren plagen, dolle dingen doen op straat, bangigheid, lompheid, wijsneuzigheid, liegen en je kleine broertje slaan (bij W.P. Razoux in twee werken)
• geen lekkers willen delen, klikken, ijdelheid, muren bekladden, wijsneuzigheid, mensen aan het schrikken maken, nagelbijten, niet luisteren in het algemeen en knorrigheid (bij Hopmanius)
• wreedheid, kersenpitten slikken, bangigheid, in een stierenwei gaan, in de regen lopen, nieuwsgierigheid en geen lekkers willen delen (bij Harco Ilpsema-Vinckers)
• neuspeuteren, huilen en pruilen, met messen omgaan, afluisteren, liegen, je peentjes niet eten en mensen de stoel onder hun zitvlak vandaan trekken (bij Norweb).
• snoepen, ijdelheid, rare gezichten trekken en ongehoorzaamheid tijdens het wandelen (in Boontje komt om zijn loontje).
• luiheid, vuilheid, vechten, uitlachen, lange haren, gulzigheid, in torenklokken klimmen, huilepieten, pronken, snoepen, dom zijn, langslapen en fluiten (in Hoe het met stoute kinderen gaat).
Ze heten allemaal in de geest van Hoffmann geschreven maar die geest is meestal ver te zoeken. Eerder ademen ze de gezellige Hollandse gezinssfeer van boontje komt om zijn loontje en doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Door het proces van inculturatie is de nadruk komen te liggen op de schaamte en schande die kinderen op zich laden als ze iets verkeerds doen. Omdat je vooral aan imitaties vaak goed kan zien wat er zo goed is aan het origineel is het interessant ze eens wat nader te bekijken.
De negen genoemde werken:
J.J.A. Goeverneur, De ondeugende kinderen, Sneek, Van Druten en Bleeker, 1852 (dbnl) of 1857 (Buijnsters), bevat De vuilepoes, Gus-nijdigerd, Het luistervinkje, De sloddervos, Nanette met de snorren, De leugenaar, Hansje-schreeuwlelijk, De snoep-al, Jan-vernielal, Hans kijk-in-de-pot, op dbnl hier en op delpher hier.
Lambrecht van den Broek, Stoute jongens en meisjes, Leiden, P.J. Trapp, 1859, bevat Luije Toon, Daan de leugenaar, Ongehoorzame Karel, Netelig Neeltje, Pronkziek Pietje, Woeste Willem, De snoepende Lizette en Die lekt moet leeren, hier.
NN en Heinrich Hoffmann, Een nieuw aardig prentenboek als vervolg op het beroemde Hoogduitsche kinderwerk ‘Der Struwwelpeter’, Amsterdam, J. Vlieger, ca. 1849, met de twee laatst toegevoegde Hoffmann-verhalen (in de Razoux-vertaling) en zeven struwwelpetriaden, De geschiedenis van den muurbekladder, De ijsselijke geschiedenis van den klimmer, De geschiedenis van de snoeper, De geschiedenis van den straatschender, De geschiedenis van den luijen Frans, De geschiedenis van den wilden Karel en De geschiedenis van den plaaggeest, hier.
NN en Heinrich Hoffmann, Het laatste aardige prentenboek, Schiedam, H.A.M. Roelants, 1863, bevat: Hannes Haas, De lompert of de Mosschen-Michel, Dat komt nu van de wijsneuzigheid, De Leugenfrans en De krabbekop, hier.
Hopmanius, Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen, Amsterdam, G.W. Tielkemeijer, z.j. (1859), bevat Cornelis de gulzigaard, Heintje de klikkespaan, Allerverschrikkelijkste geschiedenis van Pietje Hoogmoedig, De geschiedenis van de muurbekladder, Waanwijze Miet, Ontzettende geschiedenis van Jaap, die iedereen onverwacht verschrikken deed, Mietje de nagelbijtster, Hoe ongehoorzame kindertjes gestraft worden en Daan de knorrepot, hier.
H. Ilpsema-Vinckers, Prenten en rijmen, Rotterdam, Van Hoog & Trenité, z.j. (1859), met daarin De wreede Jakob, De kersentaart, De bange Frits, Wacht u voor den stier, Het droevige uiteinde van den ongezeggelijken Dirk, Nieuwsgierige Joost en De schrokkige Kees, hier.
J. Norweb, Stoute kinderen voor zoete kinderen geteekend en berijmd, Rotterdam, H. Nijgh, z.j. (1860), bevat Geschiedenis van Jantje Pulkneus, Piet de huilebalk, Mietje en het mes, Hein de luistervink, Gerrit de leugenaar, Koppige Klaas en Baldadig Jansje, hier.
NN, Boontje komt om zijn loontje, ca. 1890, bevat: Marie de snoepster, Ydele Max, Louise, die scheeve gezichten trekt, Frits in het hooge gras, hier.
NN, Hoe het met stoute kinderen gaat, Fürth, Carl Schaller, 1893, op books.google, hier.
Reacties
Een reactie posten