320 Jan Klaassen, de Nederlandse Petroesjka (4)

VII.


   In 1883 verscheen het geheel berijmde prentenboek Jan Klaassen en zijn Griet. Een leerzame Geschiedenis, met Fraaije Platen, van Frits van Leent, die de aloude straatsketches niet helemaal overboord kiepert, maar wel buitengewoon kinderlijke versjes gebruikt. Bij hem trouwt Jan Klaassen, hij krijgt een zoontje dat hij op straat gooit omdat hij liever met Katrijn alleen is. Ze blijven ruziën, de buren klagen, een diender (Peternel) komt hem inrekenen, maar wordt in een kist gestopt. Jan Klaassen wreekt zich op Katrijn door haar het raam uit te duwen. Daarna springt de kist open en komt er een duivel-uit-een-doosje uit opgesprongen, en dan:

Jan Klaassen schreide van berouw;
Hij riep zijn kind en Griet zijn vrouw;
En ziet – wie hadt het ooit gedacht:
’t Is Peternel die ’t kind hem bracht.
Ook Griet keert weer en goed gezind
Roemt zij hem als haar besten vrind.
En Jan zegt snikkend tot zijn vrouw:
‘Dat hij nu nooit weêr twisten zou.’

VIII.


   Rond 1890 verscheen het anonieme prentenboek De geschiedenis van Jan Klaassen, dat een poppenkastvoorstelling natekent en navertelt in barre kreupelrijmen. De episodes zijn authentiek, al zijn ze iets onschuldiger gemaakt: Jan Klaassen gooit zijn kind uit de wieg (niet dood en niet op straat), Jan Klaassen rost Katrijn af, hij rost de Diender af, hij rost de Zwarte Man af, hij rost Harlekijn af, hij slaat de Diender dood, de Diender verrijst uit zijn graf (tja, het gezag hè...), dan komt de Beul, maar Jan Klaassen hangt hem op, en dat is het einde. Er loopt ook een poedel mee, een overblijfsel van de scène waarin de Zwarte Hond Jan Klaassen uiteindelijk meesleurt naar de hellepoel. De rijmen zijn niet geweldig en soms raadselachtig:

De beul met een groote galg op zijn rug,
Wil Jan Klaassen hangen aan ’t koord
Doch Jantje, als een haas zoo vlug,
Pakt het touw van de galg, zoo voort.
Een minuut om het koord om den nek te strengelen
En daar hangt de beul nu zelf te bengelen.
Jan Klaassen kijkt toe, alsof het zoo hoort
En zoo gaat het goeie leventje voort.

IX.

   In dure prentenboeken voor de gegoede burgerij werd Jan Klaassen in deze tijd al op de castratietafel gelegd, maar in een centsprent uit circa 1866-1880, De geschiedenis van Jan Klaassen, gaat het er nog ouderwets gewelddadig aan toe. De poppenkast-sketches die in de prent waren opgetekend werden zeker ook in levende poppenlijve gespeeld door de mannen van de ronzebons, al zal het er op straat een stuk harder aan zijn toegegaan.
Jan Klaassen, wel bekend door al zijn aardigheden,
      Vond in een schoone maagd, Katrijn, zijn hoogsten lust.
Hij was daarom met haar in ’t huwelijk getreden,
      En vond nu aan haar zij tevredenheid en rust.
Eens sprak hij: ‘Lieve Trijn, ’t kind gaat op u gelijken,
Geef mij het, dan kunt gij eens naar het eten kijken.’

Nu ging Jan Klaassen voor zijn kind een liedje zingen,
      En liep ’t geheele huis luid zingend in het rond,
Ja, hij was zoo verheugd dat hij ging dansen, springen.
      Maar tot zijn groote schrik viel ’t kind dood op den grond.
Nu riep hij: ‘Trijn, kom hier, ik heb zoo luid gezongen,
Dat ’t kind van blijdschap uit mijn armen is gesprongen.’

‘Nee,’ sprak Katrijn bedroefd, gij hebt het laten vallen,’
      En gaf haar man een slag vlak boven op zijn hoofd
Waardoor hij hoofdpijn kreeg. Door dokter van der Mallen
      Werd nu zijn pols gevoeld en spoedig hulp beloofd.
‘’k Zal u, sprak deez, terstond een doosje pillen sturen.’
‘Zend gij uw pillen maar, zei Klaassen, aan mijn buren.’

Jan Klaassen had zijn vrouw in drift eens zoo geslagen,
      Dat zij weldra bezweek door groote smart en pijn.
Nu kwam op zek’ren dag een diender naar hem vragen,
      Deez’ sprak: ‘Tot uw straf zult u gebonden zijn.’ –
‘Wat? vroeg Jan Klaassen wild, mij binden? ’k zou je raden
Maar heen te gaan of ’k bind je zelf met ijz’ren draden.’

Mijnheer de Harlekijn die op ’t toneel kon spelen,
      Bezocht zijn ouden vriend Jan Klaassen, in zijn huis.
‘Wel Jan, sprak hij, ik moet iets kwaads u mededeelen,
      Uw zaken zijn, zoo ’k hoor, op heden lang niet pluis.’
‘Spreek, zei Jan Klaassen, want ik brand reeds van verlangen.’
‘Gij wordt, sprak Harlekijn, dra tot uw straf gehangen.’

Toen Jan en Harlekijn nog bij elkander zaten,
      Kwam Tobias de hond van Harlekijn ook daar
En kreeg Jan Klaassen’s neus al spoedig in de gaten,
      En blafte alsof er vrees bestond voor groot gevaar.
En – wip – daar sprong hij op. Bij blaffen en bij snuiven
Begon hij aan den grooten neus van Jan te kluiven.

De woede van den hond deed Harlekijn ontstellen.
      Toch moest hij lachen ook om d’angst van Jan zijn vrind,
Wiens groote roode neus geweldig op ging zwellen.
      ‘Ik sla je hond, sprak Jan, straks kreupel, lam en blind.’
Maar toen hij nu zijn stok tot slaan omhoog ging heffen,
Begon de hond opnieuw te bijten en te keffen.

Nog nauwlijks was de neus van Jan weêr wat genezen,
      Of een verschriklijk mensch trad eens zijn woning in.
Deez sprak: ‘Ik ben de beul, voor mij zult gij wel vreezen,
      Want hangen zal ik u, al is ’t niet met uw zin.’
‘Wel zoo!’ sprak Jan en sloeg den beul zoo achter d’ooren,
Dat hij door eenen slag het leven had verloren.

   Eind goed niks goed! Niks geen gerechte straf. Het klinkt allemaal zeer authentiek naar het Jan Klaassen-poppenspel. De prent is afkomstig uit de collectie van de Koninklijke Bibliotheek. De beschrijving op de online-versie op de website geheugen.delpher.nl tekent ongevraagd aan dat het een verhaal is ‘zonder humor en met veel geweld’. Nog steeds kan Jan Klaassen epateren!

   [wordt vervolgd]

_____

   Verwijzingen. Jan Klaassen en zijn Griet staat op de dbnl, hier. De geschiedenis van Jan Klaassen staat op delpher, hier. De centsprent, gedateerd 1866-1880, staat op geheugen.delpher.nl, hier en op wikimedia, hier. Meer over de historische Jan Klaassen met name in Amsterdam, op kunstvoorbeelden.jouwweb, hier. Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

441 Achtmaal Struwwelpeter in het Nederlands, 1848-2000

442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus

443 Schroef je vaders hoofd niet af

446 De Geschiedenis van den wreeden Jan

444 Blijf weg van potten met geblaf

447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller

448 Wreede Piet

445 Frederik de wrederik gecloseread

440 Voor spek en bonen