504 Het is nog steeds twee voor twaalf

   Het is nog steeds twee voor twaalf, maar dan een paar afgesplitste minifracties van seconden later. Vraag 2 en slot:

   Wat hebben de Piet de Smeerpoets-vertalers Razoux, Last, Agatha, Oom Gus, Andriessen, Van Leent, Riemens-Reurslag, NN en Luursema met elkaar gemeen? Behalve dus dat ze allemaal in hun tijd Heinrich Hoffmanns tiental Struwwelpeter-gedichten uit 1845 hebben vertaald? Inderdaad, dat is juist geantwoord. Ook zij hebben allemaal een Tante die Betje heet:
Zag je zulke nagels ooit?
Wel, hij knipte ze ook nooit! (Freddy Last)
Klaas kon het beest niet laten staan
En sloop zacht op den hond toen aan... (Oom Gus)

Maar die pret was gauw gedaan,
Woedend valt hem Caro aan. (Agatha)

Hap!, in zijn been beet toen de hond
En er ontstond een diepe wond;
Die nare, stoute, wrede Jan,
Die schreeuwde van de pijn ervan;
Naar huis liep toen heel vlug de hond,
Het zweepje droeg hij in den mond. (Freddy Last)
Als zij maar zag een lucifer
Dan riep zij “Dat ’s een pretje!” (Suze Andriessen)

Paulientje hoort niet naar hun raad,
Het houtje prachtig branden gaat... (Freddy Last)

De poesjes klaagden wee en ach!
“Och, dat het nu maar iemand zag!” (Frits van Leent)
Lodewijk kwam er gauw bij,
In zijn hand een vlag droeg hij...
Willem ook, zooals je ziet,
Liet thuis zelfs zijn hoepel niet.
Toen het Moortje kwam voorbij,
Schreeuwden ze hard en lachten zij... (Freddy Last)

Maar Jan en Kees en Heineman,
Die stoorden zich geen zier er an... (Suze Andriessen)

En eind’lijk ook de vlaggeman,
Die stelde vrees’lijk zich te weêr,
En riep om hulp wel twintig keer... (W.P. Razoux)

Sinterklaas zei: “tot je straf
Gaat er nooit de inkt meer af.” (Oom Gus)
En op zijn neus droeg hij een bril,
Het haasje hij graag schieten wil. (Freddy Last)

En als hij ’t haasje schieten wil
Valt van de neus de bril hem af: (Guurtje Riemens-Reurslag)

Hij neemt geweer en bril hem af... (Suze Andriessen)

Tot hij geheel was uitgeput
En radeloos sprong in eenen put. (Oom Gus)
En mama die even uitging
      Zei: “Mijn Leentje, tot je straf
Vrees ik, dat de scharenman nog
      Snijdt je beide duimpjes af”. (Suze Andriessen)
Door zijn schomm’len heen en weêr,
Valt hij met de stoel ter neêr... (W.P. Razoux)

Wat bestemd was voor den mond
Ligt dooreen nu op den grond: (Freddy Last)
’t Gezicht scheen ’t meest hem te vermaken
Van vogels, wolken, lucht en daken...
Spoorslags liep er eens een hond, –
Hans zag weêr de lucht in ’t rond... (W.P. Razoux)

Ach, onze Hans-kijk-in-de-lucht,
Die kermde toen van pijn geducht. (NN)
En de deur uit stapt hij ferm,
met zijn rode regenscherm. (Lidi Luursema)
_____

   Maar zijn het wel Tante Betjes (of tante betjes, of tantebetjes)? Het taalloket van Onze Taal leert mij dat er van die ‘stijlfout’ (zegt Onze Taal, ik heb het liever over ‘stijlfiguur’) gesproken wordt als het gaat om een verkeerde zinsvolgorde, namelijk als het onderwerp en de persoonsvorm zijn omgewisseld terwijl dat niet juist is.

   Terzijde: het begrip ‘verkeerde zinsvolgorde’ begrijp ik niet. Moet dat niet zijn ‘verkeerde zinsdeelvolgorde’? Het gaat toch niet om zinnen die in een verkeerde volgorde staan, maar om bepaalde samenstellende zinsdelen?

   Volgens Onze Taal gaat het bij tantebetjes dus exclusief om een verhusselde, incorrecte volgorde van onderwerp en persoonsvorm, alleen als die foutief geïnverteerd zijn. En het begrip is niet van toepassing op een onnatuurlijke, verkeerd klinkende verhusseling van andere zinsdelen. Dus een tantebetje is wel: Het haasje hij graag schieten wil (uit De jager-jagerman), omdat de persoonsvorm ten onrechte achteraan geplaatst is, maar een tantebetje is niet bijvoorbeeld:

• In zijn hand een vlag droeg hij (uit De spotzieke kornuiten), of:
• Als zij maar zag een lucifer (uit De zwavelstokjes), of:
• Woedend valt hem Caro aan (uit De wrede Frederik), of:
• In zijn hand een vlag droeg hij (uit De spotzieke kornuiten), of zelfs:
• Het houtje prachtig branden gaat (uit De zwavelstokjes),

   want hoe geklutst de zinnen ook zijn, onderwerp en persoonsvorm staan in de juiste volgorde.

   Maar wat zijn die rare zinnen dan?! Is er een begrip voor zo’n verhusseling als het om andere zinsdelen dan onderwerp en persoonsvorm gaat? Zo niet, dan lijkt me dat dit ook best tantebetjes mogen heten, en is de definitie van het goede genootschap iets te beperkt. Het beestje moet een naam hebben. Is het een nicht van Tante Betje? We zullen ze voorlopig nichtjebetjes noemen. Of nee, neefjebetjes, want laten we de sexen eerlijk verdelen.

[wordt vervolgd]
_____

Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

503 Het is twee voor twaalf

499 Infinite Jest

505 Neefjebetjes

23 Ten derden male de allenige occupanten

502 Gif voor de duiven in het park

501 Oude witte man

434 Voer geen fatbike aan je neefje

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)

342 De hond en zijn mens