85 Drie Vertaliaanse dialogen


   I

   Toneel. Een rotsplateau in Vertalië, waar een armetierig VVVV-stalletje staat. Een ansichtkaartenmolen voor het raam. Binnen onderhoudt de uitbater van het stalletje zich met een toerist in Lederhosen, juchtleren instappers, een pandjesjas en een driekante steek. De toerist is boos.

   – Meneer. Ik heb hier een boek voor me dat heet Du côté de chez Swann.
   – Proust?
   – Inderdaad. Hoe weet u dat? Maar ik wilde het over de titel hebben.
   – De titel die u noemde?
   – De titel die ik noemde. Du côté de chez Swann. Dat kán toch niet?!
   – Hoezo?
   – Dat dóé je toch niet?! Dat slaat toch nergens op?
   – Wat slaat nergens op?
   – Die titel! Daar klopt geen ene hout van. Geen moer. Geen rooie rotreet. Helemaal fout! Het is prutswerk, gebroddel en beunhazerij.
   – Drukt u zich a.u.b. pardoes wat bevredigender uit.
   – Dat ziet een blinde toch? Hoe kom je erop? ‘Du côté de chez Swann.’ Waar is de verwijzing naar Frank Sinatra? Waar is de kortheid en de krachtigheid gebleven?
   – De kortheid en krachtigheid waarvan?
   – Van het Engels! Waar het gewoon Swann’s Way heet. En waarbij je automatisch gaat zingen: ‘I did it Swann’s way’... Maar wat gaan we zingen bij Du côté de chez Swann? Julien Clerc? Gérard Lenorman? Juliette Gréco? Ik hoor het er niet in. Moet dat een vertaling voorstellen, ‘Du côté de chez Swann’? Godemiché allemachtig, die Fransen. Lef hebben ze wel. (Af.)
   (changement.)

   II

   Toneel. Hetzelfde Vertaliaanse rotsplateau. Hetzelfde VVVV-stalletje. De ansichtkaartenmolen ligt in de aanhoudend zwak tot matige noordnoordoostenwind omgevallen voor het raam. Binnen een vrouw in vliegenierspak. Zij komt haar verhaal halen.

   – Wat beelden vertalers zich wel in? Ze kennen de hele cultuur niet, of alleen van de buitenkant. Die hebben ze zich wederrechtelijk eigengemaakt en nu lopen ze ermee te pronken alsof het ze is aangeboren. Als dat geen cultural appropriation is, geen toeëigening van andermans identiteit. Vertalers zijn kolonisatoren, uitbuiters en commerciële wederverkopers van authentiek autochtone cultuuruitingen. Laat ze met hun fikken van het buitenlandse cultuurgoed afblijven! Alsof er niet genoeg Fransen rondlopen die Frans kennen!
   – Maar wie moeten er dan vertalen?
   – Vertalen zou alleen maar mogen door de native speakers van de eigen cultuur. Alleen Fransen mogen Franse boeken in het Nederlands vertalen. Alleen Russen Russische boeken in het Nederlands.
   – Maar is dat dan evengoed geen toeëigening van de Nederlandse identiteit? Die Fransen of Russen die zich aanmeten dat ze goed genoeg zijn om in andermans taal te vertalen, even goed of beter dan de mensen zelf die die taal van huis uit meekrijgen?
   – O ja. Daar had ik niet aan gedacht.
   – Wat stelt u voor?
   – In dat geval mag er alleen maar vertaald worden op voorwaarde dat de vertaler alleen de taal kent waaruit hij vertaalt, en niet de taal waarin hij vertaalt.
   – Alleen Fransen die geen Nederlands kennen mogen vertalen in het Nederlands? Alleen Nederlanders die geen Russisch kennen mogen vertalen in het Russisch?
   – Het is echt het eerlijkste. En het wordt vast een verrijking voor het Nederlands.
   – Vast.
   (changement.)

   III

   Toneel. Hetzelfde Vertaliaanse rotsplateau. Overal vertrapte, doorweekte, bemodderde ansichtkaarten. De molen is verdwenen. De ruiten zijn aan diggelen. De deur hangt uit zijn voegen. Achter de toonbank de uitbater met een verbonden hoofd en linkerarm. Een man met een pijp, een net colbert en een rood vlinderdasje komt binnen. Hij heeft geen broek aan maar wel rode sokken en glimmend gepoetste zwarte schoenen.

   – Meneer. Kunt u mij helpen. In de Charlie Hebdo van 12 mei jongstleden stonden vier verschillende vertalingen van het woord ‘newspeak’ uit Orwells 1984. De eerste vertaling uit 1950 noemde het ‘le nov-langue’, daarna werd het ‘le néoparler’, toen ‘le néoparle’ en nu is het ‘la novlangue’. En nu wou ik weten: wat ís het nou?
   (De uitbater zwijgt.)
   – Ikzelf zie als non-native zeer-weinig-Frans-spreker de subtiele verschillen natuurlijk niet, tussen ‘le nov-langue’, ‘le néoparler’, ‘le néoparle’ en ‘la novlangue’. En ik zou me ook niet zo snel kunnen voorstellen dat zelfs een niet-Fransman die het Frans tot in de finesses beheerst zou kunnen zeggen welke hij beter vindt en waarom. Terwijl anderzijds een native Franse spreker-en-schrijver feilloos en du moment zou weten te vertellen waarom hij zou kiezen voor het ene en niet het andere, waarom hij/zij de ene oplossing bevoorkeurt boven de andere. Een taalgevoelige Franse moedertaalspreker meen ik natuurlijk: alleen native speaker zijn is ook niet alleenzaligmakend. Je moet ze de kost geven, de native speakers die in hun eigen taal nog geen kip van een hapschaar kunnen onderscheiden, ha-ha.
   (De uitbater zwijgt.)
   – Een Nederlandse vertaler kan het misschien aanvoelen en zelfs vertalen, mits met talent en durf gezegend. Een zeldzame combinatie trouwens: vertalers met talent hebben zelden durf en vertalers met durf hebben zelden talent, ha-ha.
   (De uitbater zwijgt.)
   – Maar toch: veel van die subtiliteiten (realiteiten! zegt Proust) die alleen een native speaker ziet, ontgaan iemand die de taal heeft aangeleerd – hoe goed die ook is aangeleerd. Terwijl een native speaker dan weer niet goed genoeg is om het uit te drukken in de taal waarin moet worden vertaald. Dus...
   (De uitbater zwijgt.)
   – Wie moet er dan vertalen?
   (changement.)

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

441 Achtmaal Struwwelpeter in het Nederlands, 1848-2000

442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus

443 Schroef je vaders hoofd niet af

446 De Geschiedenis van den wreeden Jan

444 Blijf weg van potten met geblaf

447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller

448 Wreede Piet

445 Frederik de wrederik gecloseread

440 Voor spek en bonen