104 Hervertalingen, moet dat nou?
Hervertalen, ja of ja?
Hoe meer zielen immers hoe meer vreugd. Hoe meer hoe beer, laat duizend doekjes bloeien en zo.
De zeikerds, de zeurpieten die bij elke hervertaling denken dat er wat van ze is afgepakt, de mottenballen die denken ‘moest dat nou?’, ‘was dat nou echt nodig?’ omdat ze zo gehecht waren aan die rotzooi uit hun onbezoldigde jeugd – dat ze met z’n allen in de prut mogen zakken, ja toch?
We moeten verder! Doorgaan! Tot we bij het gaatje zijn. Alleen er is geen gaatje. Alleen een groot zwart gat dat maalstromend op ons afkomt en dat ons allemaal zal verzwelgen en doen verzwinden. En dan heeft niemand ooit meer hervertalingen nodig. Laat staan vertalingen. Want de wereld spreekt dan alleen nog maar in de insectentaal van het finnegansweeks.
Maar tot die tijd? Zijn alle hervertalingen mooi meegenomen.
Dus een overwegend unaniem hartgrondig onvoorwaardelijk ‘ja’ met een slag om de arm is hier op zijn plaats.
En dat vind ik ook en dat heb ik ook altijd gevonden. (Ik wilde schrijven ‘gevind’ – en waarom niet? Weer een woord toegevoegd aan de Nederlandse taalschat!)
Hervertalen – duimen omhoog-emoji dus. (Overigens schijnt Moby Dick in z’n geheel in het emoji’s te zijn vertaald als Emoji Dick, voor 200 dollar heb je de gebonden vierkleureneditie.)
Tot het je zelf overkomt, hervertaald worden.
Dan piep je wel anders.
Alle vertalingen komen een keer aan de beurt. Daar kun je de klok op vooruit zetten. Van boeken die blijven tenminste.
De vertaling van Hamlet van Erik Bindervoet en mij in 2000 werd tot onze grote verbazing ook niet meteen als allerdefinitiefste aangemerkt, de vertaling die alle andere vertalingen, eerder en later, actueel en potentieel, overbodig maakt.
Inmiddels zijn er zeker vijf andere bijgekomen en dat is een voorzichtige schatting. Ik zag er soms wel een staan in de hoofdstedelijke boekhandel A. te A. maar meer dan een vluchtige blik heb ik ze niet gegund. Verwaten stumpers! Onze megaprestatie naar de kroon dorsten steken! Onze shakespeareaans woordspelige en giftige herschepping willen verslechteren met eigen slappe frutsels! Laat ze de klere krijgen!
Solo heb ik inmiddels ook mijn eerste hervertaling te slikken gekregen.
Mijn vertaalde serie over de gruwelijke meneer Gum – een onwaarschijnlijk smerige slechterik, vijf delen verschenen met het zesde deel al klaar en een kerstspecial ook gepubliceerd – werd onverwacht gediscontinueerd.
De Engelse uitgever vond dat de Nederlandse, Hoogland & Van Klaveren, er te weinig mee deed en had het aan Lannoo verkocht. (Ik moest daar zelf achter komen.) Lannoo ging alles opnieuw doen, met een tekenaar van eigen bodem en een nieuwe vertaler, Edward van de Vendel.
Hoe is het mogelijk! Ik was namelijk best tevreden met mijn vertalingen. Ik vond ze én vet én wreed. Alle woordspelingen verwoordspeeld, geen flauwe grap laten liggen uit piëteit, respect voor het origineel of onoplettendheid.
Het stadje waar het zich afspeelt, Lamonic Bibber, had ik Braaxsel-Binnen gedoopt, geheel in lijn met het alimentaire gooi- en smijtwerk tussen de kaften.
Maar wat las ik bij Edward van de Vendel? ‘Lamme Griemel’ – precies het soort brave leukdoenerigheid waar ik de lamme griemels van krijg. Zie ook de tekeningen.
Dus ik dacht, over die hervertaling:
Moest dat nou?
Was dat nou echt nodig?
Hoe meer zielen immers hoe meer vreugd. Hoe meer hoe beer, laat duizend doekjes bloeien en zo.
De zeikerds, de zeurpieten die bij elke hervertaling denken dat er wat van ze is afgepakt, de mottenballen die denken ‘moest dat nou?’, ‘was dat nou echt nodig?’ omdat ze zo gehecht waren aan die rotzooi uit hun onbezoldigde jeugd – dat ze met z’n allen in de prut mogen zakken, ja toch?
We moeten verder! Doorgaan! Tot we bij het gaatje zijn. Alleen er is geen gaatje. Alleen een groot zwart gat dat maalstromend op ons afkomt en dat ons allemaal zal verzwelgen en doen verzwinden. En dan heeft niemand ooit meer hervertalingen nodig. Laat staan vertalingen. Want de wereld spreekt dan alleen nog maar in de insectentaal van het finnegansweeks.
Maar tot die tijd? Zijn alle hervertalingen mooi meegenomen.
Dus een overwegend unaniem hartgrondig onvoorwaardelijk ‘ja’ met een slag om de arm is hier op zijn plaats.
En dat vind ik ook en dat heb ik ook altijd gevonden. (Ik wilde schrijven ‘gevind’ – en waarom niet? Weer een woord toegevoegd aan de Nederlandse taalschat!)
Hervertalen – duimen omhoog-emoji dus. (Overigens schijnt Moby Dick in z’n geheel in het emoji’s te zijn vertaald als Emoji Dick, voor 200 dollar heb je de gebonden vierkleureneditie.)
Tot het je zelf overkomt, hervertaald worden.
Dan piep je wel anders.
Alle vertalingen komen een keer aan de beurt. Daar kun je de klok op vooruit zetten. Van boeken die blijven tenminste.
De vertaling van Hamlet van Erik Bindervoet en mij in 2000 werd tot onze grote verbazing ook niet meteen als allerdefinitiefste aangemerkt, de vertaling die alle andere vertalingen, eerder en later, actueel en potentieel, overbodig maakt.
Inmiddels zijn er zeker vijf andere bijgekomen en dat is een voorzichtige schatting. Ik zag er soms wel een staan in de hoofdstedelijke boekhandel A. te A. maar meer dan een vluchtige blik heb ik ze niet gegund. Verwaten stumpers! Onze megaprestatie naar de kroon dorsten steken! Onze shakespeareaans woordspelige en giftige herschepping willen verslechteren met eigen slappe frutsels! Laat ze de klere krijgen!
Solo heb ik inmiddels ook mijn eerste hervertaling te slikken gekregen.
Mijn vertaalde serie over de gruwelijke meneer Gum – een onwaarschijnlijk smerige slechterik, vijf delen verschenen met het zesde deel al klaar en een kerstspecial ook gepubliceerd – werd onverwacht gediscontinueerd.
De Engelse uitgever vond dat de Nederlandse, Hoogland & Van Klaveren, er te weinig mee deed en had het aan Lannoo verkocht. (Ik moest daar zelf achter komen.) Lannoo ging alles opnieuw doen, met een tekenaar van eigen bodem en een nieuwe vertaler, Edward van de Vendel.
Hoe is het mogelijk! Ik was namelijk best tevreden met mijn vertalingen. Ik vond ze én vet én wreed. Alle woordspelingen verwoordspeeld, geen flauwe grap laten liggen uit piëteit, respect voor het origineel of onoplettendheid.
Het stadje waar het zich afspeelt, Lamonic Bibber, had ik Braaxsel-Binnen gedoopt, geheel in lijn met het alimentaire gooi- en smijtwerk tussen de kaften.
Maar wat las ik bij Edward van de Vendel? ‘Lamme Griemel’ – precies het soort brave leukdoenerigheid waar ik de lamme griemels van krijg. Zie ook de tekeningen.
Dus ik dacht, over die hervertaling:
Moest dat nou?
Was dat nou echt nodig?
Reacties
Een reactie posten