Elke zoveel tijd een vertaalvraagstuk uit de praktijk, door Robbert-Jan Henkes [rjhenkes apestaartje xs4all punt nl].
Volgen? Ontvolgen? Op de hoogte gehouden worden of juist niet? Schrijf me een mailtje!
139 De toekomst van het boek (door Willem)
Volgens de immer optimistische Willem in Charlie Hebdo no. 1537 van 5 januari 2022, blz. 13. Wij zitten in Nederland al lang en breed in fase vier...
Er wordt wat afhertaald. Eline Veere, Woutertje Pieterse, Saartje Burgerhart. En neen, dat zijn niet de namen der hertalers. Dat zijn de namen der boekwerken. De pieken, de klassieken der Nederlandsche literatuur. Die niet meer geleezen worden, zo is de vreesch. Aengesien se curieus ghespelt syn, en non-usansueel woortgebruyk besighen. Geen koortjen, met of zonder een carillon van bellekens, meder aan vast te knoopen. Segtmen. En die men is dan vooral de men die het juist wel kan genieten, de neder- en andersoortige landici. Die voor anderen dochgten – ende sy dochgten: set die dingen over in modern hedendagiaans. Dan zal de lezersschaer toestromen en sy sal juichen en sich vermeien en voller vreugt rond de hervonden boekwerken de ruttiaanse polonaise reidansen. Panta kala lian! Sulckx was hun selfgeseghde noobel streven. Hun brillante idé. Doch. Welck een aberratie! Welck een jammerlyke dwalingh! Welck een abusievelijke w
Ik had een gedichtje en dat was niet goed. Het idee was goed (illogica). Toen ik het schreef vond ik het goed, toen ik het af had ook en toen ik het voorlas ook. Maar dat kwam alleen, besefte ik veel later pas, omdat ik in het gedichtje het idee las, het leuke idee, en niet de uitwerking. Ik wist gewoon wat er ging komen, en zelfs wat er stond, en ik legde het plezier dat ik had bij het verzinnen van het idee meteen al in het gedichtje. Want toen ik het later nog eens las vond ik het niet meer goed. Wat te doen? Weggooien? Wachten tot ik het wel weer goed ging vinden? Wachten tot ik wist wat ik ermee moest doen? Hoe ik het moest opkalefateren? Niks doen was geboden. En niks doen deed ik. En toen ik het na jaren weer terugvond, zag ik plotseling wat ik er wel mee moest doen. Dit was de eerste versie: Zelfs als je niets weet, weet je dat Als anderen groter zijn, ben je de kleinste. Als je niet thuis bent, ben je weg. Als je ze uitdoet, zijn schoenen het fijnste. Al
In september verscheen Ragbolrinus , een ratsrinkelrooinieuwe vertaling van Der Struwwelpeter van Dr. Heinrich Hoffmann, hier te lande tot nu toe vooral bekend onder de verschrikkelijke misnomer Piet de Smeerpoets . Smeerpoets? Smeerpoets? De jongen is brandschoon. Hij vertikt het alleen zijn haren en nagels te laten knippen. O, die Hollandse stoepjesschrobgeest toch, want daar komt die uit de lucht gegrepen verdachtmaking van als zou het joch ‘vies’ zijn. En vies is wel het ergste wat de opvoeders kunnen bedenken in Nederland. (Rustig maar.) Het gaat je niet in je kouwe kleren zitten, het onverwoestelijke kinderboek met de tien gruwelverhalen van Der Struwwelpeter vertalen. Het boek vraagt om afreageren. Vandaar dat ik me ook stortte op goede en zelfs betere raad voor kinderen, want van goede raad kan er nooit genoeg zijn – mits je het maar met een flinke suikerschep zout neemt en vooral er niet naar luistert. Is er nog ruimte voor cautionary tales in het Nederlands, voor a
Bij het vertalen van De Struwwelpeter als Ragbolrinus ben ik niet over één nacht ijs gegaan. Ik heb me verdiept. Verdiept in de materie. Onderzoek gedaan. Me ingelezen, uitgelezen, doorgelezen, stukgelezen. De tekstgenese, de kritisch-historische literatuur, de receptiegeschiedenis, en natuurlijk de vertalingen. De Franse, Engelse, Russische en vooral Nederlandse die er van dit kwalitatief machtige, kwantitatief minieme meesterwerk zijn geweest. En de talloze imitaties, parodieën, pastiches, jatternijen, plagiaatplegingen etc. die er in alle windstreken na het succes van het oorspronkelijke werk gemaakt zijn – waarover ik al bericht heb in blog 326 tot en met 339, onder Struwwelpetriaden te bereiken via het register . Het is tijd om dat alles eens op het geduldige papier te zetten. De aap uit de mouw te laten. Want het is een goed verhaal. Een lang verhaal, maar een goed verhaal. De vertalingen alleen al. Je raakt er niet over uitverbaasd. Stichtelijk ook, want hoe vreselij
Vertalers heten de beste lezers te zijn, omdat geen nuance ze mag ontgaan, maar dat brengt met zich mee dat ze ook vaak de grootste zeikerds zijn, en nog meer spijkers op laag water zoeken – en vinden – dan een heel roedel persklaarversmurfers bij elkaar. In de twee Alice -boeken zijn mij aldus doende nog een aantal meer dubieuze zaken opgevallen, niets wat niet door de beugel kan, maar toch dingen waar je als vertaler even van achter je oren krabt: hoe moet ik dit oplossen? Is het Carrolls bedoeling, is het een diep verborgen grap om de lezer-luisteraar weer eens met een kluitje de rietkraag in te sturen en in een kano zonder peddel up shit-creek ? Of is het – voor die tijd? voor Carroll? in het Engels? – misschien ongebruikelijk maar niet noodzakelijkerwijs verkeerd of raar gezegd? En dan zijn er ook weer dingen waarvan ik denk dat ze verhaaltechnisch wonderlijk, ja zonderling zijn. Ik wil Lenny de Rooy bedanken die de handschoen opnam en een paar prima suggesties heeft g
Slaapliedjes waarvan je wakker blijft, is er iets mooiers? Als ik tegenwoordig wil gaan slapen, hoef ik maar een willekeurig boek te pakken en na een bladzijde of wat vallen mijn ogen zachtkens toe. Dat lukt overigens alleen bij willekeurige boeken, want onwillekeurige boeken, zoals Duivels of Booze Geesten of Demonen of hoe je het ook wil noemen dat ik laatst voor de zevende of achtste keer herlas (conservatieve schatting), daar bleef ik wel wakker bij. Voor Bij mij op de maan vertaalde ik een aantal bajoe-bajoesjki’s , traditionele klassieke Russische slaapliedjes, allemaal met hetzelfde wiegende ritme, tá-ta tá-ta tá-ta ta, en dan de tweede regel een octaaf lager maar langzaam hoger wordend, tá-ta tá-ta tá-ta ta en dan volgen herhalingen en soms afwisselingen, langere of kortere regels op hetzelfde ritme en dat zolang als je maar wil, zolang als je het volhoudt, zolang de spruit nog niet slaapt. Het Nederlandse verhoopt slaapverwekkende ritme is anders en gaat langs
Heinrich Hoffmann, doctoris medicinae, chirurgiae et artis obstreticiae gradum , praktijk houdende in de Elisabethstraße 37 te Frankfurt aan de Main, was behalve verloskundige, lijkschouwer en armenarts – later verbonden aan de kliniek voor geesteszieken en epileptici – ook een gewaardeerd lid van de Frankfurter burgerij die gezelligheidsverenigingen oprichtte waar hij zijn schetsen, gedichten en liederen voordroeg, waaronder een interessant Therapeutisch dranklied . Een van die verenigingen heette Tutti Frutti, soos gevestigd in de Vogelgesanggasse, met achterkamer die de Augsburger Pagode werd genoemd. De leden hadden allemaal plantkundige bijnamen en de bijeenkomsten noemden ze hun ‘baden in de Ganges’. Op 18 januari 1845 las Hoffmann, alias lidmaat Zwiebel (‘ajuin’), 46 jaar oud, er zijn recent gecomponeerde zelfgeïllustreerde kinderfabels voor. Tevens gezelschapslid was de uitgever Loewenstein, die om het manuscript vroeg en na enig aandringen ook kreeg, voor de somma van tac
Lustige Geschichten und drollige Bilder luidde de titel van het boek tot 1850, toen het de ondertitel werd. Hoezo lustig? Hoezo drollig? – hebben velen zich de afgelopen honderdvijfenzeventig jaar afgevraagd. Gewelddadig, grotesk en overdreven eerder: Macabere verhalen en lugubere plaatjes had het moeten heten. Door de opvoeders werd en wordt Hoffmann nog steeds beticht van Kindfeindlichkeit en van schwarze Pädagogik , dat is opvoeding door dreigen, straffen en vernederen, Erziehung durch Untertanengeist , in de traditie van boeman- en kinderschrikvertellingen. De vreselijke straffen die de kinderen in Hoffmanns boek te verduren krijgen zouden dienen om ze gehoorzaam te krijgen. Het boek zelf wordt in de categorie Zivilisationsbücher geplaatst, opvoedkundige werken dus, en dan is het plotseling een omstreden en zelfs kwalijk boek. ‘Er valt niets te lachen aan Hoffmanns boek,’ aldus struwwelpeteroloog Jack Zipes, ‘want het onthult een dodelijk proces van het smoren van instinc
Ik weet het nog niet. Ik ben er nog niet uit. Wat is beter: als poëzie of geprozaïseerd? De ene dag denk ik dit, de andere dat. Maar misschien springt er niets uit, omdat de gedichtjes gewoon niet goed zijn. Oubollig, gewild, flauw, zichzelf wel heel erg als grappige verhalen groot in het vizier ellebogend. Dat denk ik elke dag. Waarom er dan mee te koop lopen? Nou, het kan toch dat het niet zo is? Ik heb ook de wijsheid niet in pacht! Niet gaan varen in een zeef of in een vergiet is een klassiek thema in de nonsensliteratuur. Edward Lear is hier al voorbijgekomen op 11 september, hier , alsmede mijn schaamteloze jatwerk daarvan. Maar één ei is geen ei, daarom heb ik het nog een keer gejat. Van mezelf ditmaal, dan is het niet zo erg. Ik laat het hier in de twee globale genres volgen, rijm en onrijm. De gedichte met moraal, waar ik voor de geschreven over twijfelde, want het is echt iets voor lafontaine- en krylovfabels in dichtvorm. Het is het tweede gedichtverhaal of v
De eerste vertaling van Der Struwwelpeter verscheen in 1848, drie jaar na de Duitse editie, en was van de hand van W.P. Razoux, Commies bij de Posterijen te Schiedam. Hij noemde de ragebollige Peterpump Piet de Smeerpoets en die naam is beklijfd, ja zelfs bekleven – al waren er later nog twee vertalers die het met een t-loze Smeerpoes probeerden. Een tweede, aangevulde druk verscheen het jaar erop, en de vertaling is de daaropvolgende vijftig jaar in talloze uitgaven blijven verschijnen, en verschijnt nog steeds, ondanks de pogingen nieuwe vertalingen ingang te doen vinden. In 1893 kwam er eindelijk een nieuwe vertaling, van zes verhalen maar, onder de titel Domme kinderen van de veelschrijver en -vertaler Agatha (pseudoniem van Reintje de Goeje), waarvan ik er vier heb gevonden in Het prentenboek van Tante Pau van Leonard de Vries uit 1974. ( De kuurtjes van August en Lucifer-Leentje ontbreken.) Na Agatha ging het snel. In 1896 volgde een vertaling van F.H. (Frits
Reacties
Een reactie posten