538 Pardoes
[Wat voorafging. Heb ik in mijn vertalingen kunnen pardoezen en vandaagsen en gisterensen, zoals ik in mijn eerste blog stoer aankondigde? Heb ik met andere woorden gedeliverd? Heb ik gedaan wat ik zei?]
_____
Een terechte vraag. Al moet je dat pardoes en vandaags en gisterens natuurlijk ook figuurlijk opvatten: het is duidelijk dat hier alle buitenissige woorden worden bedoeld. (Ja, lul je er maar uit.)
Wat pardoes betreft kan ik zeggen dat ik het woord inderdaad heb gebruikt, ook waar opeens en plotseling gebruikt hadden kunnen worden. Meerdere keren zelfs, sinds mijn belofte.
In de roman Compromis van Sergej Dovlatov schrijft de verteller-journalist een stukje voor de krant over de schimmige (zoals blijkt) kapitein Rudi, en daar staat dan, op blz 110 van Omtrekkende bewegingen:
‘Het stuk begon zo: “– De boss is het alleen om de winst te doen, – beklaagde de kapitein zich. – Twintig keer heb ik hem gezegd de cilinders te vervangen. Ze kunnen op volle zee pardoes ontploffen. Zelf vaart de boss in zijn jacht. En wij mogen hier roosteren als duivels in de hel...”’ Natuurlijk heb ik pardoes in Alice in Wonderland een plaatsje kunnen geven, of liever gezegd in Alice in Spiegelland. Op bladzijde 174 valt Alice bijna in het water uit het bootje van mevrouw Schaap: ‘Ze waren nog niet veel verder toen het blad van een van de roeispanen in het water bleef steken en weigerde eruit te komen (zo legde Alice het later uit), met als gevolg dat het andere uiteinde haar onder de kin greep en haar, ondanks een serie gilletjes van ‘o! o! o!’ pardoes van het bankje veegde, zo op de hoop biezen.’ In De scherven van Bret Easton Ellis heb ik het niet gebruikt, waarschijnlijk omdat het sfeer er een moest zijn van een griezelverhaal (‘De scherven, een ouderwets ellisiaanse mengeling van horror en homoseks’ was mijn voorgestelde flaptekst) en daar heb je het al: niet alle teksten lenen zich ervoor. De taal moet een beetje taalgevoelig zijn, het hoeft niet eens exuberant, maar in elk geval moet de schrijver ervan houden dingen op een beetje bijzondere manier te zeggen. Dovlatov heeft dat, Ellis niet. Hoewel Ellis wel heel spannend schrijft.
Ik vind nog steeds dat je je best moet doen om je die ruimte te gunnen in elk boek, ook de sombere, ernstige, relatieproblematieke, de navrante ziektegeschiedenissen en de onwelvoeglijke, tegen de borst stuitende humorloze autofictie-Welle van tegenwoordig. Als je meteen op de eerste bladzijde niet plotseling vertaalt, maar pardoes, heb je jezelf enorm de ruimte gegeven om ook in de rest van het boek een wat gemarkeerde taal te bezigen, zonder dat het uit de toon of uit het register valt, maar waardoor het vertalen voor jou een stuk leuker wordt en – ergo, om de redenering naar de redetering te zetten – dushalve voor de lezer het boek om te lezen navenant plezanter. Wat let je, zei tante Betje?
Ik moet hierbij sterk denken aan De neus van Gogol, dat begint met de buitenissige tijdsaanduiding ‘maart de vijfentwintigste’, wat de zes vertalers voor mij vertaalden met het doodnormale ‘vijfentwintig maart’. Waardoor het dan weer moeilijker wordt om het het vervolg dingen wat bevreemdender te zeggen – in dit geval net zo bevreemdend als Gogol, maar je mag ook op eigen houtje de Nederlandse woordenschatkist wordt dieper doorsnuisteren in plaats van altijd maar de bovenste woordjes eruit te schrapen.
Goed. Met twee keer pardoes scoor ik niet slecht op mijn eigen schaal van Hoor wie het zegt, vind ik zelf. Maar: is het met vandaags en gisterens ook gelukt? Heb ik de liftdeuren van het Nederlands met de koevoet van deze neologismen kunnen openwrikken? Heb ik de woorden, of een van die woorden, daadwerkelijk in een vertaling gebruikt?
De ongelukkig sprekende hoopvolle Estse journaliste Evi in Dovlatovs Compromis had best een fout in het Russisch kunnen maken, wat ik dan met gisterens of vandaags had kunnen vertalen – maar ze nam de woorden niet in de mond, dus ik kreeg de gelegenheid niet geschept of geschapen.
Ik had recentelijk de kans om vandaags of gisterens te gebruiken in Poor Things (Arm ding) van Alasdair Gray, dat bijzonder rijk van taal is, op het oor geschreven en met als hoofdpersoon Bella Baxter die in het begin met een geïmplanteerd stel hersenen van haar eigen baby het spreken nog moet leren. Maar de bewuste tijdsaanduideingen bezigde ze niet, dus ook daar ving ik bot.
Ik hield wel degelijk mijn ogen open, mijn oren gespitst, en niet alleen op deze woorden – waar het raarder kan, daar moet de mogelijkheid serieuzelijk overwogen worden, en niet schijterig zijn. Immers, je kan het altijd weer normaler maken als het echt niet blijkt te passen, maar omgekeerd een uitdrukking of een woord net iets aparter maken is veel moeilijker als je aan het overlezen en realitychecken bent en je in het speelbos met de wolven je kritische instantie hebt losgelaten van den leiband.
Nog een voordeel van meteen de ruimte van het volledig taalgebruik pakken, wat Thomas Rosenboom noemt de hele breedte van de weg en naar de benzinepomp met tegenliggers, is dat het resultaat paradoxaal genoeg veel levensechter overkomt dan als je probeert je te houden aan hoe je denkt dat iets ‘in het Nederlands gezegd wordt’ – want geheid dat je de plank misslaat. En de plank sla je niet mis als je het (soms, hier en daar) expres anders zegt, want juist daarvan gaat de tekst leven. Probeer het zelf eens, zou ik zeggen. Doe eens raar. Want raar is waar.
Maar dat vandaags of gisterens (lul er nou een keertje niet omheen alsjeblieft), is dat nu gelukt of niet? Was het grootspraak in blog nummer 1, en niets meer?
[wordt vervolgd]
_____
De Alice-tekening komt uit de Van Oorschot-uitgave, met de door Floris Tilanus ingekleurde illustraties van John Tenniel. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.
Een terechte vraag. Al moet je dat pardoes en vandaags en gisterens natuurlijk ook figuurlijk opvatten: het is duidelijk dat hier alle buitenissige woorden worden bedoeld. (Ja, lul je er maar uit.)
Wat pardoes betreft kan ik zeggen dat ik het woord inderdaad heb gebruikt, ook waar opeens en plotseling gebruikt hadden kunnen worden. Meerdere keren zelfs, sinds mijn belofte.
In de roman Compromis van Sergej Dovlatov schrijft de verteller-journalist een stukje voor de krant over de schimmige (zoals blijkt) kapitein Rudi, en daar staat dan, op blz 110 van Omtrekkende bewegingen:
‘Het stuk begon zo: “– De boss is het alleen om de winst te doen, – beklaagde de kapitein zich. – Twintig keer heb ik hem gezegd de cilinders te vervangen. Ze kunnen op volle zee pardoes ontploffen. Zelf vaart de boss in zijn jacht. En wij mogen hier roosteren als duivels in de hel...”’ Natuurlijk heb ik pardoes in Alice in Wonderland een plaatsje kunnen geven, of liever gezegd in Alice in Spiegelland. Op bladzijde 174 valt Alice bijna in het water uit het bootje van mevrouw Schaap: ‘Ze waren nog niet veel verder toen het blad van een van de roeispanen in het water bleef steken en weigerde eruit te komen (zo legde Alice het later uit), met als gevolg dat het andere uiteinde haar onder de kin greep en haar, ondanks een serie gilletjes van ‘o! o! o!’ pardoes van het bankje veegde, zo op de hoop biezen.’ In De scherven van Bret Easton Ellis heb ik het niet gebruikt, waarschijnlijk omdat het sfeer er een moest zijn van een griezelverhaal (‘De scherven, een ouderwets ellisiaanse mengeling van horror en homoseks’ was mijn voorgestelde flaptekst) en daar heb je het al: niet alle teksten lenen zich ervoor. De taal moet een beetje taalgevoelig zijn, het hoeft niet eens exuberant, maar in elk geval moet de schrijver ervan houden dingen op een beetje bijzondere manier te zeggen. Dovlatov heeft dat, Ellis niet. Hoewel Ellis wel heel spannend schrijft.
Ik vind nog steeds dat je je best moet doen om je die ruimte te gunnen in elk boek, ook de sombere, ernstige, relatieproblematieke, de navrante ziektegeschiedenissen en de onwelvoeglijke, tegen de borst stuitende humorloze autofictie-Welle van tegenwoordig. Als je meteen op de eerste bladzijde niet plotseling vertaalt, maar pardoes, heb je jezelf enorm de ruimte gegeven om ook in de rest van het boek een wat gemarkeerde taal te bezigen, zonder dat het uit de toon of uit het register valt, maar waardoor het vertalen voor jou een stuk leuker wordt en – ergo, om de redenering naar de redetering te zetten – dushalve voor de lezer het boek om te lezen navenant plezanter. Wat let je, zei tante Betje?
Ik moet hierbij sterk denken aan De neus van Gogol, dat begint met de buitenissige tijdsaanduiding ‘maart de vijfentwintigste’, wat de zes vertalers voor mij vertaalden met het doodnormale ‘vijfentwintig maart’. Waardoor het dan weer moeilijker wordt om het het vervolg dingen wat bevreemdender te zeggen – in dit geval net zo bevreemdend als Gogol, maar je mag ook op eigen houtje de Nederlandse woordenschatkist wordt dieper doorsnuisteren in plaats van altijd maar de bovenste woordjes eruit te schrapen.
Goed. Met twee keer pardoes scoor ik niet slecht op mijn eigen schaal van Hoor wie het zegt, vind ik zelf. Maar: is het met vandaags en gisterens ook gelukt? Heb ik de liftdeuren van het Nederlands met de koevoet van deze neologismen kunnen openwrikken? Heb ik de woorden, of een van die woorden, daadwerkelijk in een vertaling gebruikt?
De ongelukkig sprekende hoopvolle Estse journaliste Evi in Dovlatovs Compromis had best een fout in het Russisch kunnen maken, wat ik dan met gisterens of vandaags had kunnen vertalen – maar ze nam de woorden niet in de mond, dus ik kreeg de gelegenheid niet geschept of geschapen.
Ik had recentelijk de kans om vandaags of gisterens te gebruiken in Poor Things (Arm ding) van Alasdair Gray, dat bijzonder rijk van taal is, op het oor geschreven en met als hoofdpersoon Bella Baxter die in het begin met een geïmplanteerd stel hersenen van haar eigen baby het spreken nog moet leren. Maar de bewuste tijdsaanduideingen bezigde ze niet, dus ook daar ving ik bot.
Ik hield wel degelijk mijn ogen open, mijn oren gespitst, en niet alleen op deze woorden – waar het raarder kan, daar moet de mogelijkheid serieuzelijk overwogen worden, en niet schijterig zijn. Immers, je kan het altijd weer normaler maken als het echt niet blijkt te passen, maar omgekeerd een uitdrukking of een woord net iets aparter maken is veel moeilijker als je aan het overlezen en realitychecken bent en je in het speelbos met de wolven je kritische instantie hebt losgelaten van den leiband.
Nog een voordeel van meteen de ruimte van het volledig taalgebruik pakken, wat Thomas Rosenboom noemt de hele breedte van de weg en naar de benzinepomp met tegenliggers, is dat het resultaat paradoxaal genoeg veel levensechter overkomt dan als je probeert je te houden aan hoe je denkt dat iets ‘in het Nederlands gezegd wordt’ – want geheid dat je de plank misslaat. En de plank sla je niet mis als je het (soms, hier en daar) expres anders zegt, want juist daarvan gaat de tekst leven. Probeer het zelf eens, zou ik zeggen. Doe eens raar. Want raar is waar.
Maar dat vandaags of gisterens (lul er nou een keertje niet omheen alsjeblieft), is dat nu gelukt of niet? Was het grootspraak in blog nummer 1, en niets meer?
[wordt vervolgd]
De Alice-tekening komt uit de Van Oorschot-uitgave, met de door Floris Tilanus ingekleurde illustraties van John Tenniel. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.



Reacties
Een reactie posten