542 Jonkbeer Fietsenrek van Basisschool De Bergerhof

   Terugkoppelend van Agnia Barto’s Beertje, een lief kapot beertje heb ik altijd een mooi idee gevonden, en toen in mijn hoofd opeens Rekje langskwam, was ik daar heel blij mee.
   Alleen is Rekje geen lief beertje maar een beetje een vervelend beertje, omdat Rekje het beertje was van een heel vervelend meisje. En zo baasje zo speelgoedbeest. Een onaangename hoofdpersoon, een rotzak als held, dat zie je niet zo vaak. (Iznogoedh is er een.) Het gedicht bewijst dat niet alleen huis- maar ook pluche speelgoeddieren heel erg op hun baasjes gaan lijken.
Jonkbeer Fietsenrek van Basisschool De Bergerhof oftewel Rekje

         1

Rekje ging uit wandelen,
in z’n eentje in het bos.
Rekje hinkelde een beetje,
want zijn ene been zat los.

Daarom liep hij niet zo vlug,
maar altijd kwam hij toch weer terug,
met paddestoelen in zijn mandje,
en een bloempje in zijn pet,
en dan gaf ik hem een handje:

‘Dank u, jonkheer, voor de truffel,
dank u, jonkheer, voor ’t boeket.’
En dan gaf ik hem een knuffel,
en ik stopte hem in bed.

         2

Eigenlijk heet Rekje anders,
voluit heet hij:
Jonkbeer Fietsenrek van Basisschool de Bergerhof,
omdat ik hem genoemd heb naar het plekje
waar ik hem zaterdag gevonden heb
toen ik was steppen met mijn step,
maar iedereen hier noemt hem Rekje
en dat vind ik ook best tof.

‘Rekje, waar ben je?’
‘Rekje, waar zit je?’
‘Rekje, maken we samen een ritje?’
‘Gaan we nog op de schommel, een keer?’
Altijd wil iedereen iets van mijn beer,
altijd wel iets van mijn knuffelbeest,
maar ik nog het meest,
ik nog het meest.

         3

Rekje is een kletsmajoor:
hij praat en praat,
aan één stuk door,
van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat,
en stopt geen ogenblik.
En niemand die mijn beer verstaat,
behalve ik.
Vermoeiend hoor!

Hij blijft maar zagen, blijft maar zagen,
alle dagen krijg ik vragen:
Hoeveel staarten heeft een koe?
Waar gaat een gedoofde vlam naar toe?
Is een wolk van binnen wit?
Zit er in de zon een pit?
Waarom is een druppel nat?
Hoeveel haren heeft een kat?
Hoeveel zand heeft de woestijn?
Waarom zijn kabouters klein?
Hoe kiest een meteoor zijn krater?
Waarom wordt het altijd later?

Dan stop ik mijn vingers in mijn oren
en roep: ‘Ik kan je toch lekker niet horen!’
Ik steek m’n tong uit en kijk scheel,
want soms wordt het me gewoon te veel.

         4

Gister wou Rekje boodschappen doen.
Rijst en zeep,
een chocoladereep,
een pak rijst en een citroen:
vier dingen maar, niet meer,
dat moest te doen zijn voor een beer.

Toen hij thuis zijn mand uitlaadde,
de zeep, de rijst en de citroen,
maar ho eens – pot-jan-pompelepoen,
waar is de chocolade?
Kijk, de citroen, de rijst, de zeep,
maar waaro-waaro is de reep?
Ben je die misschien vergeten?

Rekje zei: ‘Het mandje werd me veel te zwaar,
dus ik heb die reep toen maar...
eruitgehaald en opgegeten.’

         5

’s Avonds in mijn bed lees ik mijn beertje voor.
(Nou ja, het is niet echt voorlezen, hoor,
want lezen kan ik nog niet helemaal,
ik vertel hem wat ik weet van het verhaal.)

Ik vertel hem alles wat we weten
over beren – waar ze leven, wat ze eten,
(als ze bijvoorbeeld broodjes smeren)
en wat je allemaal van ze kan leren,
van Beertje Paddington, Baloe de Beer,
Pippeloentje, Berend Botje en zo meer.

Maar Paddington – zegt Rekje – is een station,
Winnie-de-Poeh vindt-ie maa poe-poe,
Beertje Pippeloentje is een oentje,
van Baloe de Beer wordt-ie doodmoe,
en Berend Botje – zegt-ie – is van lotje!
         Alles is even stom,
         alles is even dom,
en heeft niets met hem te maken,
heeft niets met hem van doen,
         zegt Rekje,
voor hij inslaapt op zijn plekje,
maar ik ben boos en geef hem toch geen zoen.

         6

Vanmorgen ging de voordeurbel.
         ’t Was Annabel,
         ik ken haar wel,
een meisje van drie straten verderop,
een aanstellerige plaag- en pest- en kattekop,
         en een klier.
Ik vroeg: ‘Wat doe je hier?’
Zij zei terug: ‘Jij hebt mijn beer.
Ik was hem kwijt. Ik wil hem weer.’

Ik vroeg: ‘Heeft ie z’n ene pootje los?‘
Zij zei: ‘Ja.’ en ik zei: ‘Gos.’
En ik pak snel achter mijn rug
Rekje, en ik geef hem terug:
         ‘Hier istie,
neem hem maar weer mee, en gauw,
want hij lijkt precies op jou.’

_____

De illustratie is van Witali Gorjajew (Vitali Gorjajev) in Vrolijke versjes, z.j. (1972) bij Beertje van Agnia Barto, voor de gelegenheid gefotosjopt. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

540 Een feest van onverzorgd Nederlands

541 Beertje

539 Pé

510 Raar is waar

538 Pardoes

53 Anton Tsjechovs ome Charles

529 Boheemse rapsodie

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)

445 Frederik de wrederik gecloseread