204 Het verhaal van het ontkooide vogeltje

   Geen geweldig gedicht. Snottebellerig.
   De tekst is na ’37 helemaal veranderd – maar er nog steeds niet op vooruitgegaan. Hoe dan ook hoeven we Ter Laan, Rottenberg, Warkentin en Mazzi niet te raadplegen.
   En dat gedoe altijd over vogeltjes en vogels. Ik wil weten wat voor vogel. Was het een staartmees of een adeliepinguïn? Een Andescondor of een robijnkeelkolibrie? Een slobeend of een roestbuikberghoningkruiper? Een huismus of een dunsnavelraafkaketoe? Een slavink of een okerkapdwergmierpitta?
   Er zijn duizenden en duizenden soorten en ondersoorten vogels. Maar de arme kindjes mogen er maar twee kennen: de vogel en het vogeltje.
   In Amsterdam vervangen door de sijs en de drijfsijs. (Hoewel er ook nog een paar Amsterdammers rondlopen die alle vogels een vinkie noemen.)
   Wat is dat voor educatie?
   Op de tekeningen staat een vrij nondescript vogeltje. Een Filipijnse slangenarend is het niet, als ik goed kijk.
   Zullen we er een heggemus van maken? Een kruisbekvink? Met vinken hielden vinkeniers zangwedstrijden. Waarbij niet de mensen zongen, maar de vogels. Die wedstrijden heetten een vinkenzetting of een suskewiet.
   Wreed! De vinken zingen achter melkglas waardoor ze alleen licht en donker zien.
   En sowieso, wie kooit er nu nog vogeltjes?
   Behalve die vervelende mensenkindertjes op de tekening?
   O, ze wilden het arme vogeltje redden, omdat het uit het nest was gevallen. En dat kooitje was om het vogeltje tegen de poes te beschermen.
   Maak dat de kat wijs.

Er lag een musje op de grond.
Ze brachten hem naar binnen.
Ons zoontje! Helemaal gezond!
We moeten iets verzinnen!

De kooi werd weggedragen.
Wie helpt? Het muisje dus!
En die begon te knagen.
De mus was vrij! — Dag mus!

   Ik kreeg één inzending, met moeite, want het beter geweest er helemaal geen tekst onder te zetten, zo’n puntje-puntje-puntje-gedicht was het, zei de inzendster – we zullen haar naam niet noemen maar het was Liesbeth Elseviers, wie anders, en ze had groot gelijk. De drie puntjes verhulden een in familiekring getaboeïseerd drieletterwoord, maar welk? Was het een petgedicht, een rotgedicht, een kulgedicht, een lulgedicht? Een nongedicht, een nepgedicht, een fakgedicht, een tutgedicht? Een rukgedicht? Een yukgedicht? Toch niet gewoon een mal, een dom, een maf, een suf, een duf gedicht? Bar en bèh en bah en mèh? Ik kom er niet uit. De vertaling was in elk geval zeer adequaat. Het weet het snotterige verhaaltje niet een charmsiaanse nonsenskant op te sturen, maar dat deed mijn versie ook niet. Daar zal nog diep over nagedacht moeten worden voor we het als een Charms kunnen afstoffen... The great escape, of: Schijt, onze kleine ligt op de grond gaat zo:

Schijt. De kleine is gevallen.
Geen paniek, die kooi gaat stuk.
Wacht maar af, ons plan gaat knallen.
Hier komt dan de optiltruc:

hup doen twee-drie-vier paar pootjes
en de kooi staat in het veld.
Knaag en knauw die kooi in mootjes,
muis – bedankt, je bent een held.
   Volgende en laatste van de eerste uitgave uit 1937. Последний рассказ. Pasléédnië rasskáz. Het laatste verhaal.

Стащив чужие сети,
Ложатся спать мартышки.
Спокойной ночи, дети!
Конец весёлой книжке.

   Dat wil zeggen. Als ze andermans netten gestolen hebben Gaan de aapjes slapen. Welterusten, kinderen! Het eind van het vrolijke boekje.

   Gescandeerd. Stasjíéf tsjoezjíéë siëtie, Lazjíétsia spátj martíésjkie. Spakójnie néotsjie, djéétie! Kaniëts visiólli knízjkie.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

440 Voor spek en bonen

441 Achtmaal Struwwelpeter in het Nederlands, 1848-2000

442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus

443 Schroef je vaders hoofd niet af

446 De Geschiedenis van den wreeden Jan

444 Blijf weg van potten met geblaf

447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller

445 Frederik de wrederik gecloseread

448 Wreede Piet