276 Van potloodventers en vrolijke pessimisten

   Ik was op zoek naar Esther. Esther, het meisje van tien van Riad Sattouf, van wie ik zojuist L’Arabe du futur had ontdekt, toen ik terloops in de Charlie Hebdo te weten kwam dat hij ook ooit deel had uitgemaakt van het illustere blad waar de geslachtsdelen je zo om de oren vliegen dat je er immuun voor wordt en je inmiddels met een lantaarntje moet zoeken naar een grap die niet politiek is, dat wil zeggen naar een grap tout court. Eén vond ik er in een jaar tijd, na de eerste lockdown, toen alles weer ging lopen en rijden. Plaatje: accordeonist met hangend gezicht in de metro met exemplaren van de mutant die forens heet om zich heen. Accordeonist vraagt: ‘Waar waren we gebleven?’ Ook de tekenares Coco waagde zich wel eens buiten de politiek, wat altijd een verademing was, maar na haar schitterende doodenge blauwegolvenboek Dessiner encore over de aanslagen van 2015 (zij was degene die de deur van de brandtrap voor de moordenaars opendeed) vertrok ze bij de Charlie en zie je haar tekeningen er zelden meer.
   Ik kan moeilijk zelf iets vinden. Vroeger nam ons paps strips mee naar huis, Lucky Luke, Kuifje, Asterix, Robbedoes en Kwabbernoot, maar ook professor Pi en Tien jaar crisis van Aart Clerkx en Blueberry en later Moebius (eerst in de Heavy Metal alias Métal Hurlant) en Isabelle Avondrood. Le Chat van Philippe Geluck. Edward Gorey. Les aventures du Prince Bernhard van Willem. Het meeste van het beste ken ik van (via, dankzij) hem. Misschien moet je zelf tekenen om oog en smaak te hebben, denk ik soms. (Hij tekende en schreef – kinderboeken. Ik teken niet.) Wel vond ik in m’n uppie Gezellig en Leuk, nummer 3, in een rek bij Van Gennep op de hoek van de Nes en de Langebrugsteeg, met de ongelofelijke Donald Duck-parodie (‘Die burgerkleren staan je beter, Duck.’), Oom Wim en het zenverhaal van Theun en de proat’nde piepers, eind 1982. Waarna het album Ouwe troep snel volgde, en later Heinz en vriendschap. Via Windig en De Jong ontmoetten we de grote tekenaar en inmiddels gever van betekening van Lieke, Aart Clerkx, die al jaren elke week de Canard Enchaîné koopt bij Athenaeum Newscentrum (naast de winkel Bookverkopers) maar zich beklaagde dat de Charlie Hebdo nergens te krijgen was zodat ik hem stantapé heb geabonneerd, tot knersing zijner tanden, want zo goed vindt hij dat blad niet. L’Arabe du futur, zo bleek later, was niet mijn eigenste allenige unieke ontdekking, het werd al lang en breed in het Nederlands vertaald. Ook Dik Zweekhorst, de uitgever van Lieke, bleek fan! Ik was dus rijkelijk laat. Maar toch: ik had het zelf gevonden, niemand had het me aangeraden of gegeven. Riad Sattouf was bezig – naar verluidt inmiddels vanuit Zwitserland – behalve met de toekomstige Arabierserie en een heleboel meer – ook met een serie over het meisje Esther, dat hij vanaf haar tiende volgde: het eerste album heette Histoires de mes 10 ans, en was helemaal vanuit dat meisje geschreven en getekend, met alle voorkeuren en weerzinnen die je op die leeftijd onredelijk en uitvergroot hebt. Dezelfde leeftijd ongeveer als mijn Lieke en haar bende, maar waar ik alles uit mijn duim moest zuigen en me moest herinneren (waardoor het meer een autobiografie is geworden, Zelfportret als negenjarig meisje), had Sattouf een echte Esther die hem zonder blad voor de mond en zeer colloquiaal wekelijks op de hoogte hield van haar wedervarens. Zeer leuk, vooral zoals ze steeds haar walgelijke broer beschrijft. Ik vroeg Dik of uitgeverij Q (de echte naam verzwijg ik uit overwegingen van tact) het niet wilde laten vertalen (niet door mij hoor! zou ik niet kunnen!), maar hij had het idee (hij kende het en had er al over gedacht) dat het hier niet zou aanslaan. Nou ja zeg! Inmiddels is het wel een hit in het Engelstalig, uitgebracht door de Pushkin Press, die ook de bijzondere verhalen van de Russische emigrante Teffi uitbracht en tot nu toe vier romans van WFH. En onlangs zelfs The Little Captain (ja, die!), én vertalingen van mijn favorietste dagblogger en denker, Eva Meijer, die mensen van muizen maakt op evamusic.nl.
   Ik was dus naar de volgende albums van Esther op zoek, als ze 11 en 12 en 13 en 14 en 15 en 16 is, en op het verfoeide internet vond ik via Amazon (even doorklikken mensen voor échte boekhandels svp, of meteen naar je onafhankelijke boekelier gaan) ook wat lezerscommentaren die ik las, waar precies weet ik niet meer. Maar in een van die commentaren werd Sattouf de hoogte in gestoken als de grootste kenner van de kinderziel sinds Henri Roorda. Roorda? Roorda? De Roorda van wie ik wist was Roorda van Eysinga, vriend van Multatuli en een al even anarcho-pacifistische wereldverbeterende woesteling als Dek zelf, en de schrijver van Uit het leven van Koning Gorilla, een genadeloze afrekening met de potloodventer koning Willem III, verplichte kost voor alle republikeinen van goede dat is de monarchie omverwerpende wil, en goddank gewoon te lezen op de dbnl.org. Het verhaal van het koninklijke exhibitionisme kende ik want het deed al generaties de ronde in mijn familie, waarbij ik altijd dacht dat het zich aan het meer van Lugano afspeelde, waar sinds mensenheugenis gezomervakantied werd door de Dinteloordse Vlekkes en de Fribourgse Freys en later de Heezerse Henkesen, maar het blijkt zich af te spelen in Clarens aan het meer van Genève, op een zaadlozing afstand van Lausanne, waar de koning een villa huurde aan het meer om zich en forme royale te tonen aan voorbijgangers en -gangsters te land en te water. Daar heeft mijn Zwitserse overgrootmoeder het misschien ook gezien. Haar dochter Alice (mijn oma Toete) had een beste vriendin Qiqi in Lausanne en een Oncle Sam die in een huisje tussen enorme appartementencomplexen woonde dat hij vertikte te verkopen aan de vastgoedmagnaten. Esseive heetten ze. Ik heb hem één keer gezien, een klein taai tanig gebruind mannetje met een zonnebril die er op de een of andere manier tamelijk gewelddadig uitzag. Grand’maman Louise moet het in Nederland niet makkelijk gehad hebben. Ze spaarde postzegels en dat deed je in die tijd alleen op doktersadvies, tegen de zenuwen.
   Lausanne! Daar bleek Henri Roorda ook zijn leven lang gewoond te hebben, de zoon van de anarchistische Sicco. Misschien kenden ze elkaar, mijn Laussanese geparenteerden en hij, of zagen ze elkaar wel eens. Henri was zeer gekant tegen het onderwijs zoals dat gegeven werd en wordt, en dat wekte mijn nieuwsgierigheid, want wat heb je eraan inderdaad, aan school, behalve alle leven uit je geperst krijgen en tot modelburger gestampt? Onbekend maakte bij voorbaat bemind en ik bestelde het verzameld werk (Bibliothèque L’Âge d’Homme, 2 tomes) van deze ‘grootste humorist van Franstalig Zwitserland’ zoals hij genoemd werd. Groter dan Töpffer?! Le pédagogue n’aime pas les enfants stond erin – uit het hart gegrepen. Maar er stond veel meer in. En het was allemaal even – tja, hoe zeg je dat, niet humoristisch hoewel het zeker aan het lachen maakte, het waren stukjes van iemand die worstelde met zijn eigen liefde tot al wat leeft, een dichtertje op z’n nescioos, delicaat, profetisch, met een soort al-medegevoel dat je in zijn volstrekt ondogmatische maar integendeel heel omsingelende en levendige, leesbare en grappige vorm nauwelijks of niet tegenkwam, en al helemaal niet bij ‘humoristen’, die je zelden kunt betrappen op een blik buiten zichzelf. Roorda was uit het goede hout gesneden, minstens zo anarchistisch-pacifistisch als zijn vader, met het voordeel dat hij geen appeltje te schillen had met de buitenwereld. (En nadeel, want dan hoeft het allemaal niet meer zo... Des te bijzonderder dus.) Ik wilde het al gaan aanraden om te vertalen aan diverse jonge aanstormende vertalers, maar toen zag ik dat er net bij Boom een boekske was uitgekomen van Roorda’s columns die hij onder het pseudoniem Balthasar had geschreven voor de Gazet van Lausanne en die niet eens in het verzameld werk stonden. Net uit, vertaald door Rokus Hofstede, die de zachte meanderende dwingende humorvolle bekommerde stem van Roorda, zo’n beetje schampend langs de humoristische buitenkant, helemaal weet te vangen. Een klein wonder dat het verschenen is, want wie gaat er nu Zwitserse cursiefjes van honderd jaar geleden lezen laat staan vertalen laat staan uitgeven?
   En via deze omwegen, beginnende ver voor mijn geboorte, vond ik in 2021 uiteindelijk helemaal zelf het boek dat mijn vertaaljaar goedmaakt, het boeddhistische kleinood Het vrolijke pessimisme.
_____

Verwijzingen. Dit stukje stond eerder en iets anders als Hoe vind je iets in de papieren Filter 29:1 van maart 2022, p. 92-96. Henri Roorda, Het vrolijke pessimisme, vertaald door Rokus Hofstede, Boom, 2021. Van de avonturen Lieke zijn twee delen uitgekomen, De bende van Lieke en Nou ja zeg! – zie ook de Filter Vrijdag Vertaaldag van week 23, 2020, hier. Koning Gorilla van Roorda senior is het vinden op de dbnl, hier. Eva Meijer is vrijwel dagelijks te volgen op http://www.evamusic.nl/weblog/weblog.htm – doen! Je wordt er een beter mens van en dat word je niet van veel dingen. Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.

Reacties

  1. 'Eva Meijer is vrijwel dagelijks te volgen hier – doen! ' >> De pagina die je in deze blog zoekt, bestaat helaas niet

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Klopt, blogspot pakt "onveilige" urls niet, deze moet het doen: http://www.evamusic.nl/weblog/weblog.htm

      Verwijderen

Een reactie posten

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

370 Koning Bub

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

376 Delina Delaney, hoofdstuk II

377 Verkeerde benen

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)