295 Associatieve transsonanties – Christine Lavant, Die stad

   Die stad

Die stad wordt lopend opgebouwd
met duimstok en scharnieren.
Het is zo’n herrie dat je het niet kan horen,
en ik verstik in ongelukstranen.
Een hoogtijkleed, een sterrenhemd
om mijn tranen af te drogen!
Afwerend kniel ik in het koren:
ik wil die geestverloren stad niet,
ze graast de vrijheid van het lam
met op de kop een hanekam.
Weg met die omhooggevallen stad,
voor de bijl met die hardhouten kop,
die lopend slapend dood verwekt!
Meer herrie bevriest de dagen,
het rolt als een kar door het oerwoud,
als Eenoog die geen diepte ziet,
en één teiltje vult met dood, het andere met een lam.
Kwam er maar een wonderschone pianist
aangekuierd, onbehouwen,
die klanken speelt die ik niet hoef te horen...
Maar hij zou er op zijn eland weer vandoor gaan –
Ik doorsteek me met mijn vouwbeen.

_____

   Een klaagzang over het stadse leven, vol raadselachtige taferelen. Om met Harry Mulisch te spreken: onbegrijpelijk maar zeer verstaanbaar, en daar gaat het om in goede tot zeer goede poëzie. Zolang je er maar een glaasje chateauneuf du pape bij kan drinken. Geestverloren, omhooggevallen is de stad, en wie zou het niet beamen. Zelfs de muziek in de vorm van een wonderschone pianist (chiliastische afgronden openen zich) zullen de idylle niet nader brengen, is de vrees, want die kiest voor zijn eland (waarin het woord eiland meeklinkt). Het woord vouwbeen in de laatste regel blijft als een Poeësk horrorwoord in het onderbewuste van de lezer geplant steken – een exotisch en obsoleet voorwerp, maar des te werkelijker en – belangrijker nog – voelbaarder.
   Afkomstig uit: Platforum 77. Tekening: Liza Pereverzeva.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

374 Nacht, trottoir – als sonnet

377 Verkeerde benen

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

379 Nacht, trottoir – als a-lipogram

376 Delina Delaney, hoofdstuk II

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)

380 Nacht, trottoir – als ollekebolleke