362 Ik wou graag een liedje zingen
Soms, vaak, beginnen mijn kindergedichten te lang en blijven ze heel lang te lang voordat ik het licht zie en ze drastisch of minder drastisch inkort.
Soms, vaak, heb ik al heel lang een idee om ergens iets mee te doen en dat komt er niet van omdat ik niet weet hoe je moet beginnen. Dan helpt het soms, niet vaak, niet altijd, om toch gewoon te beginnen en te zien waar je uitkomt. Eerst maar eens wat opzetjes, aanzetjes, beginnetjes maken tot er op een gegeven moment een regel uitspringt die wat beeld maar vooral ritme en rijm betreft aanknopingspunten en perspectieven biedt op iets leuks en aardigs.
En dan kan ik soms, vaak, de aanzetjes plunderen in het verdere verloop.
Ik wou al heel lang een sullig liedje schrijven dat over het willen zingen van een sullig liedje gaat maar dat niet van de grond komt. Ik hoorde zoiets ooit zingen ik meen door Kris Van Trier van de Antwerpse toneelgroep Comp. Marius in een stuk gespeeld door de Amsterdamse toneelgroep ’t Barre Land. Ik geloof dat die woorden de enige tekst waren, Ik wil zo graag een liedje zingen.
Daar zat meer in: als het een heel liedje was dat ging over het vergeefs willen zingen van een liedje, beet het liedje zich in zijn eigen staart. Toen ik in mijn hoofd een deuntje hoorde, begon ik zo:
Ik wou graag een liedje zingen
Liedje zingen
Liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Zingen zingen
Zingen zingen
Liedje, liedje wou ik zingen
Maar ik wist niet wat voor liedje
Wat voor liedje
Wat voor liedje
Maar ik wist niet wat voor liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Wat voor liedje het moest zijn
Het deed een beetje aan Urbanus denken, en dat is ook niet slecht. Maar dan? Hoe verder? Ik wist het niet. Dat heb ik soms wel vaker, dat ik het niet meer weet. Gebrek aan fantasie. Hier gekwadrateerd, want de ik in het liedje wist het ook niet.
Moest het gaan over mijn sloffen
Sloffen sloffen
Sloffen sloffen
Moest het gaan over mijn sloffen
Die maar sloffen
Die maar sloffen
En die gaan van slof-slof-slof
Maar dan ging het liedje toch ergens over, al was het in vragende vorm gesteld, namelijk mijn sloffen, en dat was juist niet de bedoeling. Het moest juist nergens over gaan. Ik kon de sloffen behouden door ze te vragen waar het liedje over moest gaan, en de sloffen antwoorden dan natuurlijk niets, of liever gezegd slof-slof-slof:
Eerst vroeg ik het aan mijn sloffen
Aan mijn sloffen
Aan mijn sloffen
Eerst vroeg ik het aan mijn sloffen
Sloffen sloffen
Sloffen sloffen
Maar die zeiden slof-slof-slof
En dan konden op hetzelfde stramien mijn slippers volgen en dan mijn stappers, die antwoordden met slip-slip-slip en stap-stap-stap.
En dan kwam de middle eight met:
Sloffen slippen
Slippers sloffen
Slof-slof-slof en slip slip-slip
Flippers floppen
Floppers flippen
Flop-flop-flop en flip-flip-flip
En dan kon ik de eerste twee coupletten herhalen en eindigen met de langverwachte afmaker, de mislukking waarop iedereen al in ondraaglijke spanning wacht:
Niemand, niemand kon me zeggen
Kon me zeggen
Kon me zeggen
Niemand, niemand kon me zeggen
Zeggen zeggen
Zeggen zeggen
Waar ik over zingen wou
Daarom zit ik zonder liedje
Zonder liedje
Zonder liedje
Daarom zit ik zonder liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Nou, dan zing ik ook maar niet...
Maar als ik dat allemaal achter elkaar las, dan was het veel te lang. Niet te lang in absolute maar in relatieve zin. Te lang voor wat het was. Of misschien te kort, maar in elk geval was het te druk. Die sloffen en die slippers en die stappers namen veel te veel ruimte in. Ze ontnamen het zicht op het totale niets waarover het liedje moest gaan. Het liedje had nu net zo goed kunnen heten Liedje over mijn sloffen, of beter nog Geen liedje over mijn sloffen. En misschien was dat ook wel leuk, maar het was niet mijn oorspronkelijke bedoeling. Moet ik de oorspronkelijke bedoeling dan overboord gooien, laten varen, nu er langs een andere weg iets bevredigends is te komen staan? Nee, ik hou voet bij stuk, en ik maak er een kort liedje van, op deze manier. Ik hoop dat deze uitgebeende, uitgezuiverde, uitgepuurde versie de tand des tijds glorieus zal doorstaan. Leve het grote niets!
Ik wou graag een liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Liedje zingen
Liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Zingen zingen
Zingen zingen
Liedje zingen wou ik graag
Maar ik wist niet wat dat liedje
Wat dat liedje
Wat dat liedje
Maar ik wist niet wat dat liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Wat dat liedje dan moest zijn
En nu zit ik zonder liedje
Zonder liedje
Zonder liedje
En nu zit ik zonder liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
En daarom zing ik dan maar niet_____
De afbeelding van het Swan Theatre is een uitsnede van de tekening die Johannes de Witt in 1596 maakte, in William Shakespeare and Straford-upon-Avon, Pitkin ‘Pride of Britain’ Books & Colour Souvenirs, Pitkin Pictorials, 1971. De zanger op het toneel komt uit The Oxford Nursery Rhyme Book, samengesteld door Iona & Peter Opie, Oxford, Clarendon Press, 1973 (1955), en is van Joan Hassall. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Dit stuk verscheen eerder op ooteoote, hier, in de rubriek Simpel Is.
Soms, vaak, heb ik al heel lang een idee om ergens iets mee te doen en dat komt er niet van omdat ik niet weet hoe je moet beginnen. Dan helpt het soms, niet vaak, niet altijd, om toch gewoon te beginnen en te zien waar je uitkomt. Eerst maar eens wat opzetjes, aanzetjes, beginnetjes maken tot er op een gegeven moment een regel uitspringt die wat beeld maar vooral ritme en rijm betreft aanknopingspunten en perspectieven biedt op iets leuks en aardigs.
En dan kan ik soms, vaak, de aanzetjes plunderen in het verdere verloop.
Ik wou al heel lang een sullig liedje schrijven dat over het willen zingen van een sullig liedje gaat maar dat niet van de grond komt. Ik hoorde zoiets ooit zingen ik meen door Kris Van Trier van de Antwerpse toneelgroep Comp. Marius in een stuk gespeeld door de Amsterdamse toneelgroep ’t Barre Land. Ik geloof dat die woorden de enige tekst waren, Ik wil zo graag een liedje zingen.
Daar zat meer in: als het een heel liedje was dat ging over het vergeefs willen zingen van een liedje, beet het liedje zich in zijn eigen staart. Toen ik in mijn hoofd een deuntje hoorde, begon ik zo:
Ik wou graag een liedje zingen
Liedje zingen
Liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Zingen zingen
Zingen zingen
Liedje, liedje wou ik zingen
Maar ik wist niet wat voor liedje
Wat voor liedje
Wat voor liedje
Maar ik wist niet wat voor liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Wat voor liedje het moest zijn
Het deed een beetje aan Urbanus denken, en dat is ook niet slecht. Maar dan? Hoe verder? Ik wist het niet. Dat heb ik soms wel vaker, dat ik het niet meer weet. Gebrek aan fantasie. Hier gekwadrateerd, want de ik in het liedje wist het ook niet.
Moest het gaan over mijn sloffen
Sloffen sloffen
Sloffen sloffen
Moest het gaan over mijn sloffen
Die maar sloffen
Die maar sloffen
En die gaan van slof-slof-slof
Maar dan ging het liedje toch ergens over, al was het in vragende vorm gesteld, namelijk mijn sloffen, en dat was juist niet de bedoeling. Het moest juist nergens over gaan. Ik kon de sloffen behouden door ze te vragen waar het liedje over moest gaan, en de sloffen antwoorden dan natuurlijk niets, of liever gezegd slof-slof-slof:
Eerst vroeg ik het aan mijn sloffen
Aan mijn sloffen
Aan mijn sloffen
Eerst vroeg ik het aan mijn sloffen
Sloffen sloffen
Sloffen sloffen
Maar die zeiden slof-slof-slof
En dan konden op hetzelfde stramien mijn slippers volgen en dan mijn stappers, die antwoordden met slip-slip-slip en stap-stap-stap.
En dan kwam de middle eight met:
Sloffen slippen
Slippers sloffen
Slof-slof-slof en slip slip-slip
Flippers floppen
Floppers flippen
Flop-flop-flop en flip-flip-flip
En dan kon ik de eerste twee coupletten herhalen en eindigen met de langverwachte afmaker, de mislukking waarop iedereen al in ondraaglijke spanning wacht:
Niemand, niemand kon me zeggen
Kon me zeggen
Kon me zeggen
Niemand, niemand kon me zeggen
Zeggen zeggen
Zeggen zeggen
Waar ik over zingen wou
Daarom zit ik zonder liedje
Zonder liedje
Zonder liedje
Daarom zit ik zonder liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Nou, dan zing ik ook maar niet...
Maar als ik dat allemaal achter elkaar las, dan was het veel te lang. Niet te lang in absolute maar in relatieve zin. Te lang voor wat het was. Of misschien te kort, maar in elk geval was het te druk. Die sloffen en die slippers en die stappers namen veel te veel ruimte in. Ze ontnamen het zicht op het totale niets waarover het liedje moest gaan. Het liedje had nu net zo goed kunnen heten Liedje over mijn sloffen, of beter nog Geen liedje over mijn sloffen. En misschien was dat ook wel leuk, maar het was niet mijn oorspronkelijke bedoeling. Moet ik de oorspronkelijke bedoeling dan overboord gooien, laten varen, nu er langs een andere weg iets bevredigends is te komen staan? Nee, ik hou voet bij stuk, en ik maak er een kort liedje van, op deze manier. Ik hoop dat deze uitgebeende, uitgezuiverde, uitgepuurde versie de tand des tijds glorieus zal doorstaan. Leve het grote niets!
Ik wou graag een liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Liedje zingen
Liedje zingen
Ik wou graag een liedje zingen
Zingen zingen
Zingen zingen
Liedje zingen wou ik graag
Maar ik wist niet wat dat liedje
Wat dat liedje
Wat dat liedje
Maar ik wist niet wat dat liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
Wat dat liedje dan moest zijn
En nu zit ik zonder liedje
Zonder liedje
Zonder liedje
En nu zit ik zonder liedje
Liedje liedje
Liedje liedje
En daarom zing ik dan maar niet
De afbeelding van het Swan Theatre is een uitsnede van de tekening die Johannes de Witt in 1596 maakte, in William Shakespeare and Straford-upon-Avon, Pitkin ‘Pride of Britain’ Books & Colour Souvenirs, Pitkin Pictorials, 1971. De zanger op het toneel komt uit The Oxford Nursery Rhyme Book, samengesteld door Iona & Peter Opie, Oxford, Clarendon Press, 1973 (1955), en is van Joan Hassall. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Dit stuk verscheen eerder op ooteoote, hier, in de rubriek Simpel Is.
Reacties
Een reactie posten