539 Pé
[wat voorafging: wat pardoes betreft deliverde ik, maar nu de vraag: heb ik ook de bijvoegelijke naamwoorden vandaags of gisterens kunnen inzetten in een vertaling?]
Ik ben nu bezig met Infinite Jest van David Foster Wallace, dat in het Engels een boekwerk van een dikbedrukte elfhonderdplus pagina’s is, dus je hebt ruimte genoeg om hier en daar een geintje uit te halen. En als je zo bezig bent met vertalen, kilometers maken, ben je ook vooral bezig met de toon volgen, de toon in jouw oren, David Foster Wallace zoals ik hem uit zijn werk ruik, om met Felix Timmermans te spreken. Het is ook een kwestie van je laten meeslepen, het vertalen, van enthousiasme, van een zekere flow, het gevoel voor de tekst dat je krijgt als je die door en door kent, wat Pé Hawinkels al zei toen hem verweten werd dat hij twee woordjes aan zijn vertaling van Der Zauberberg had toegevoegd, die er niet bij Thomas Mann stonden.
Ik pak de betreffende Revisor uit de kast met kentheoretische vertaalwerken, want hoe zei Pé het ook alweer in oktober 1976, negenenveertig jaar geleden maar liefst, in de rondetafelconfrontatie met een aantal droogkloten die hem het vuur na aan de schenen wilden leggen – maar dan kenden ze Pé niet! Hoe krijgt die Hawinkels het voor elkaar, elke opmerking die hij in gesprek maakt snijdt hout, en dat is heel knap tegenover een trio droogkloten die hun heilige Thomas Mann geprofaneerd zien worden door de franke en vrije, moderne, grappige en levende hawinkelse Toverberg.
Het slot van het opgetekende interview gaat zo:
Paul Beers: Maar wel lees ik aan het eind van deel II tot tweemaal toe een passage die besluit met ‘Leuk hè?’ en ik denk, wat zou daar nu bij Mann staan. Ik ga ’t opzoeken, en wat stond er? Er staat niets!
Pé Hawinkels: Niets staat daar.
PB: Dat vind ik goddomme toch wel ver gaan.
PH: Dat gaat heel ver. Naphta zit zich daar geweldig op te winden, en ik zat me daar geweldig op te winden, en ik voegde plotseling ‘Leuk hè?’ toe en ik denk, dat laat ik staan. Zo gaat dat.
André Matthijse: Maar wij zijn het erover eens dat dat te ver gaat.
PB: Waarbij ik nogmaals aanteken dat als Pé niet zo was geweest, niet zo ‘vergaand’, dan was dit niet uit de bus gekomen. Daar zie ik een verband tussen.
PH: Och ja, achteraf, na anderhalf jaar, als ik het nu zou moeten herzien, zou ik het er wel uitstrepen. Inderdaad, dat hoeft niet, dat is niet nodig. Je doet wel meer dingen die niet nodig zijn. Er komen ook bepaalde vormen van enthousiasme aan te pas – dat je je op gegeven moment laat meeslepen. En dat is ook onderdeel van het eindprodukt. Daar is niks aan te doen hoor.
Einde interview, ongetwijfeld aldus afgedrukt omdat het naar de mening van de aanvallende partijen een bekentenis van de in het nauw gedreven Hawinkels behelsde: ja, edelachtbaren, ik ben te ver gegaan, bij nader inzien, ik zal mijn euvele dwaalwegen herroepen in de volgende druk. (Hoewel Hawinkels bij nader nader inzien het ‘Leuk hè?’ toch laten staan, mogen wij vijftig jaar na dato opgelucht ademhalen.) (Geloof ik tenminste.)
Maar waar het om gaat zijn die onvermijdelijke ‘bepaalde vormen van enthousiasme’ zonder dewelke je het vertalen maar beter kan laten die eraan te pas komen. Vertalers leven zich zo in de tekst in, zijn zo gevoelig voor alle nuances en voor alles wat niet gezegd wordt maar toch gezegd wordt, dat ze alle verlies aan suggestie in het Nederlandse kunnen compenseren als ze hun trukendoos maar willen openhalen, om het doel, het overzetten van de sfeer, de stem, de toon, uiteindelijk te bereiken. En daar hoort ook bij niet het woord voor woord volgen van de oorspronkelijke tekst, als dat iets moois en fraais en passends en leuks en spannends en bijzonders en gelijkelijk suggestiefs oplevert of het juist even extra aanzet wat er in het oorsponkelijks staat. Doe er dan maar een schepje bovenop, zou ik zeggen. Zolang je maar niet gladstrijkt.
Een Russische vertaler van Alice in Wonderland, een computertechnicus die op een gegeven moment was gaan vertalen, liet zich ooit ontvallen dat vertalen volgens hem een soort parodiëren is – je moet het er altijd dikker opleggen wil je hetzelfde effect bereiken. Nou weet ik niet of ik daarin de hele weg meega – je kan het er bijvoorbeeld ook dunner opleggen als je dat nodig vindt – maar dat je iets moet doen, en enige vrijheid moet betrachten om tot een equivalente, gelijkluidende, transcendente leeservaring te kunnen komen als de lezertjes in de oorspronkelijke taal en in de oorspronkelijke tijd, staat buiten kijf.
Dus kan ik met Hawinkels in de hand ook zoiets doen? Kan ik eruit halen wat er in zit door te vertalen wat er niet staat? Kan ik vandaags en gisterens als eigenkokers onderschuiven in Infinite Jest? De voortekenen zijn niet ongunstig.
Infinite Jest is heel los en vrij geschreven, zinnen schieten alle kanten op, lopen halverwege uit de rails en tuffen een eindje door de prairie alvorens weer terug te keren op het spoor, zinnen gaan pagina’s lang door en alles is geschreven in de stijl van het personage dat ofwel dan aan het woord is ofwel over wie het in de passage gaat, heel tsjechoviaans-joyceaans dus, plus dat woorden dikwijls worden gebruikt in onmogelijke betekenissen, worden verhaspeld of worden verzonnen omdat mensen niet op het juiste woord komen, het is slordig, sloddervossig, krom soms, onverzorgd en tegelijkertijd ook eigenwijs, boekenwijs, recalcitrant en pedant, maar het leeft en dat is het belangrijkste, waardoor er op taalgebied van alles gebeurt. Canadezen spreken er een soort Engels met een Franse, of Québecse grammatica, wat een heel grappig effect geeft, en de van oorsprong Duitse tenniscoach Gerhardt Schtitt bezigt ook een hoogst particulier Engels-Duits, en er zijn er wel meer met een heel eigen taal in het boek.
Bovendien komt daarbij dat de hoofdpersoon – of een van de hoofdpersonen, de jongere, Hal Incandenza, er is ook een oudere, naar goed ulysseaans gebruik, alleen ontmoeten ze elkaar hier, in Infinite Jest, nooit – een enorme taalfreak is, die op zijn elfde de helft van de Oxford English Dictionary uit zijn hoofd kent met van alle woorden de etymologische herleiding. Plus dat het in Infinite Jest wemelt van de ‘moeilijke’ tussen aanhalingstekens woorden, dat zijn voor Engelstaligen voornamelijk de wat onbekendere woorden van Romaanse oorsprong – je staat er trouwens versteld van hoe de Normandische verovering heeft ingegrepen in het Engels, ook in de taal: er zijn zoveel woorden afkomstig uit het Frans, die de Engelsen en Engelstaligen dan ook nog eens doorgaans liever gebruiken dan de korte en feitelijk veel mooiere woorden van frankische, angelsaksische, germaanse of keltische oorsprong.
Dus?...
[wordt vervolgd]
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.


Summa summarum: De vertaling die ver gaat vergaat niet/minder snel?
BeantwoordenVerwijderenDat is een mooie samenvatting, maar ik weet niet of Paul Beers het zo bedoelde, "Als Pé niet zo "vergaand" was geweest, dan was dit niet uit de bus gekomen". Wat dit? Dat "Leuk hè?" of de hele Toverberg? Ik moet zeggen dat ik de opmerking niet goed snap.
BeantwoordenVerwijderen