172 Het verhaal van de vooruitziende hond

   Op zich is Ik wist het wel, dat ik zou vallen! best leuk, want het is iets wat mensen (en kinderen zijn ook mensen) zichzelf vaak wijsmaken als ze iets hebben geprobeerd dat mislukt. ‘Ik wist het wel!’
   Anderzijds: waarom wil de hond de pan stelen? Dat gevogelte dat erop ligt lijkt me eerder het mikpunt.
   Of is dat ook de grap? Dan is het er een die ik niet snap.
   Ik wist het wel, dat ik zou vallen! Als je die regel als punchline neemt, moet de eerste regel hetzelfde lopen en ook op -allen eindigen.
   Nu moet ik het niet verknallen... Oké, maar dan moet de titel wel het vuige snode criminele hondenplannetje noemen, want daarvan is in het gedichtje niets meer over...
   Ik krijg dat kippertje – op het nippertje. Is niet heel goed Nederlands, maar het is een hond hè, moet je maar denken... Wie heeft een hond ooit goed Nederlands horen spreken?
   Ik hou het er voorlopig op. Ik krijg dat kippertje – op het nippertje.

Nu moet ik het niet verknallen...
Ik wist het wel, dat ik zou vallen!

   Nog even naar de geachte collega’s in biddenland & boughtenland kijken. Hans ter Laan heeft Wat een strop:

Stapje voor stapje, dacht de schavuit.
Maar hij kwam – als altijd – bedrogen uit.

   Zie-lug! En waarom in de hij-vorm? Om het vingertje na afloop te kunnen zwaaien? ‘Zie je wel, je hebt erom gevraagd, en het is niet de eerste keer, hardleers mormel!’ Bij Nederlanders zit het predikantenbloed diep ingebakken.
   Dorian Rottenberg heeft The Doggie Dick Would Like Some Chick:

I must try that tasty chick.
Someone’s played a nasty trick!

   Dat kan toch niet meer, anno 2022, Doggie Dick die wel wat chick zou lusten! We moeten dat hele Picture Stories uit de handel halen en met kaars en kandelaar van de kansel kanselen.
   Van de tweede regel is niet duidelijk wie het zegt, de hond of de verteller, en dat is jammer want het stoort de onmiddellijkheid van opvatting. En dat uitroepteken! Dat uitroepteken!
   Johann Warkentin heeft, niet gek, maar ook zwaar beüitroeptekend, Gibt er keine Panne, hol ich mir die Pfanne!

Dann fresse ich die Stücke alle...
Wußt ich’s doch, daß ich gleich falle!

   Antoinette Mazzi heeft Si je ne tombe pas, le rôti est à moi, ouderwets niet-lopend:

Je le volerai, c’est certain!
Je savais bien que c’était en vain.

Ik kreeg twee inzendingen. Een van vier en een van drie regels.

Een kippetje, dat lust ik wel.
Als ik niet val, pak ik het snel.
Ik pik die kip hoor, ja echt wel.
O nee, ik val! Ik wist het wel…

   Met als variant voor de slotregel het duidelijk mindere: Gevallen… zucht… ik wist het wel. De vierregelaar begint als een tongbreker te klinken met al dat val en wel en snel en pik en kip. Daar zit met andere woorden meer in. Iets als:

Ik pik die kip, als ik niet val.
Als ik niet val, pik ik hem snel.
Ik pik die kip, ik pak hem al,
Als ik niet val. Ik wist het wel.

   Hm. Ik ben niet ontevreden. En dan heet het Ik pik die kip. Wat leuk is, is dat je de laatste halve regel zo kan voorlezen als voorlezer, een beetje langzaam dus, dat de voorgelezene hem zelf kan afmaken, en als het ware moet afmaken.
   De tweede inzending had drie regels, en valt een beetje tussen twee stoelen, de vlees-noch-vis-plek:

Als ik niet val, pak ik die pan.
Ik weet dat ik die pakken kan.
Ik wist het wel, ik val! Dag pan...
   Volgende. Два кота и одна птичка. Dvá katá i adna ptíétsjka. Twee katten en één vogeltje.

Пела птичка:
“Ти-та-та!”
Отгадайте сами,
Почему
Два кота
Стукнулись носами?

   Dat wil zeggen. Zong het vogeltje: Ti-ta-ta! Raad zelf, Waarom Stoten twee katten Met de neuzen tegen elkaar?

   Gescandeerd. Pjéla ptíétsjka: Tí-ta-tá! Átgadájtje sámi, Pátsjemóé Dvá katá Stóéknoelíés nasámi? Het rijm is abc dbc.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

377 Verkeerde benen

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

370 Koning Bub

376 Delina Delaney, hoofdstuk II