237 Als zieners spreken
Dichters zijn zieners die moeilijk uit hun woorden komen. Ze worden bezocht door terugkerende beelden, angsten, visioenen, gevoelens, ze krijgen uit donkere kamers woorden en regels toegeworpen die ze tot verder schrijven aanzetten, zonder goed te weten wat ze willen zeggen of hoe ze dat moeten doen. Ze fungeren als doorgeefluik voor boodschappen van gene zijde (van binnen of van buiten) en staan machteloos tegenover hun onderwerpkeuze en eerste aanzet. Zo weinig weten ze wat ze aan het doen zijn, dat ze van alle taalgebruikers misschien wel het minst aangewezen zijn zich ervan te bedienen. Het zijn stotteraars, struikelaars, strompelaars, stroef in de bek en kartelig in de pen. Ze zien een andere wereld in deze wereld en uit de aard der zaak schiet taal tekort om die te beschrijven: er kan alleen naar verwezen worden. Niet door te zeggen wat het is (want niets is wat het lijkt) maar door te zeggen wat het niet is (al is niets evenmin wat het niet lijkt). Het is altijd Iets Anders wat ze willen zeggen. Als wat ze zeggen alleen gaat waarover het lijkt het gaan, hebben ze de boodschap niet juist doorgekregen en daarmee ook niet juist doorgegeven.
Daarom schrijven ze als zieners blind tastend van het ene woord naar het andere – om het visioen dat ze hebben doorgekregen gestand te doen, op de een of ander manier uit te beelden met die onmogelijke materie die taal heet. Ze komen ze moeilijk uit hun woorden, omdat hun visioen zelden overeenstemt met de woorden waarin ze het aangereikt krijgen, en het meestal stukjes en beetjes zijn die zonder duidelijk verband toch een verband moeten suggereren. Als ze geen wartaal uitslaan, is het wel onbegrijpelijk, en als het niet onbegrijpelijk is, is het onsamenhangend.
En dat is tegelijkertijd de kracht van poëzie. Want wie zit er te wachten op uitleg, op wat klip en klaar is, wat zo duidelijk is uiteengezet wordt dat het vergeten wordt zo gauw het gelezen is, het ene oog in het andere uit? Wie zit er te wachten op doorwrochte verhandelingen in eenduidige bewoordingen, op in- of uitleidingen, op journalistiek? Wie wil bij de neus meegenomen worden langs uitgezette lijnen van verneukeratieve helderheid? Alsof je dan wat wijzer bent! Nee, wartaal muß sein en geheimzinnigheid is een vereiste, of in elk geval een pre voor alle lectuur die meer is dan informatie. De lezer wil niet horen, de lezer moet voelen, en dan het liefst hetgeen de dichter voelde toen de geest vaardig over hem of haar werd en de woorden uit de pen begonnen te stromen zonder tussenkomst van een intrahoofdige instantie die met een kritische blik het beschrevene beschouwt en de woorden op de weegschaal en waagschaal van de rede legt en elke bronzin op onzin controleert.
Maar dichters zijn ook mensen en als ze uit hun hypnose ontwaken, nemen hun kritische hersenfuncties het weer over, of anders doen de lezers dat wel voor ze.
_____
Verwijzingen. De illustratie is van Elena Pereverzeva uit de serie De jonkvrouw van Shalott, 2017.
Daarom schrijven ze als zieners blind tastend van het ene woord naar het andere – om het visioen dat ze hebben doorgekregen gestand te doen, op de een of ander manier uit te beelden met die onmogelijke materie die taal heet. Ze komen ze moeilijk uit hun woorden, omdat hun visioen zelden overeenstemt met de woorden waarin ze het aangereikt krijgen, en het meestal stukjes en beetjes zijn die zonder duidelijk verband toch een verband moeten suggereren. Als ze geen wartaal uitslaan, is het wel onbegrijpelijk, en als het niet onbegrijpelijk is, is het onsamenhangend.
En dat is tegelijkertijd de kracht van poëzie. Want wie zit er te wachten op uitleg, op wat klip en klaar is, wat zo duidelijk is uiteengezet wordt dat het vergeten wordt zo gauw het gelezen is, het ene oog in het andere uit? Wie zit er te wachten op doorwrochte verhandelingen in eenduidige bewoordingen, op in- of uitleidingen, op journalistiek? Wie wil bij de neus meegenomen worden langs uitgezette lijnen van verneukeratieve helderheid? Alsof je dan wat wijzer bent! Nee, wartaal muß sein en geheimzinnigheid is een vereiste, of in elk geval een pre voor alle lectuur die meer is dan informatie. De lezer wil niet horen, de lezer moet voelen, en dan het liefst hetgeen de dichter voelde toen de geest vaardig over hem of haar werd en de woorden uit de pen begonnen te stromen zonder tussenkomst van een intrahoofdige instantie die met een kritische blik het beschrevene beschouwt en de woorden op de weegschaal en waagschaal van de rede legt en elke bronzin op onzin controleert.
Maar dichters zijn ook mensen en als ze uit hun hypnose ontwaken, nemen hun kritische hersenfuncties het weer over, of anders doen de lezers dat wel voor ze.
_____
Verwijzingen. De illustratie is van Elena Pereverzeva uit de serie De jonkvrouw van Shalott, 2017.
Reacties
Een reactie posten