239 Rijm, ritme en andere contraintes

   Kindergedichten – de enige echte kindergedichten, met rijm en ritme want anders zijn het geen kindergedichten maar losse leesniemendalletjes die wel grappig kunnen zijn maar nooit magisch kunnen worden doordat hun wonderdoenende hallucinerende klanken zich in je hoofd vastzetten en je ze onthoudt en als nijhoviaanse bezweringsformules blijft herhalen zodat ze deel van je gaan uitmaken waarbij de betekenis er helemaal niet toe doet wat een godsgeschenk is want alles waarbij de betekenis er wel toe doet is altijd zonder uitzondering verkapte of uitdrukkelijke opvoederij waar je je oren onmiddellijk voor toestopt – vertalen is derhalve geen sinecure. Rijm en ritme zijn bij het vertalen dwingende contraintes (ander rijm ander ritme mag ook, zolang het maar even dwingend en dringend is) maar met de realia mag om deze redenen iets vrijer worden omgesprongen. Immers, het gaat er toch niet in de eerste plaats om. Het gaat in de eerste plaats om het rijm en het ritme.
   Natuurlijk – waarschuwt Tsjoekovski – is al te ver afdwalen van de oertekst ook gevaarlijk, zeker als de vertaler een onverbeterlijke kletsmajoor is. Maar goed, dat spreekt eigenlijk vanzelf en kletsmajoors en wanvertalers hou je toch. Die moeten maar wat anders gaan doen, iets voor zichzelf.
   Toen ik bezig was met de klassieke Russische kindergedichten vertalen over een periode van vijfentwintig jaar viel me op dat er nog iets anders klassiek aan was: de illustraties die in de jaren ’20 en ’30 bij de gedichten werden gemaakt. Lebedev illustreert Marsjak (IJscokar, Circus, Bagage, Iets grijs met strepen en een snor, Het sprookje van het domme muisje, Gisteren en vandaag, Hoe de schaaf een schaaf maakte, Poedel) en Charms (Vijfenvijftig sijsjes), Konasjevitsj illustreert Tsjoekovski (Kakkerlakkerste, Telefoon, Warwinkel, De bruiloft van de vlieg) en Charms (Miljoen, Vroe-vroe-vroem!) en Marsjak (Wat een warhoofd, wat een warpraat, Pieter en Pier, Brand), Vasnetsov illustreert Tsjoekovski (De gestolen zon) en Charms (Over hoe papa voor mij een bunzing schoot), Sjifrin en Popova en Denisovski illustreren Majakovski (respectievelijk Wat te worden?, Constants hobbelpaard, Wat is goed en wat is slecht?), Oesjakova, Zdanevitsj en Koeprejanov illustreren Majakovski (respectievelijk De geschiedenis van Vlas, luilak en lanterfanter, Van alle kanten leeuwen en olifanten, Het sprookje van Petja, de dikzak en Sima die dun was), Doboezjinski, Roedakov en Annenkov illustreren Tsjoekovski (respectevelijk Barmalee, Telefoon, Wassemhard), Tsechanovski en Pachomov illustreren Marsjak (respectievelijk Post en Bal), Ender illustreert Mandelstam (2 trams) – en Joedin illustreert Vvedenski (Wie?).
   Om er slechts enkele te noemen.
   Wat zou het mooi zijn als al die prachtboekjes opnieuw uitgegeven werden, in het Nederlands! Vandaar dat ik nóg een contrainte voor mezelf verzon: mijn vertalingen moesten kunnen dienen om met de oorspronkelijke illustraties heruitgegeven te worden.
   Onmogelijk! Ja, voor de volle honderd procent was het onmogelijk. Russen rijmen ook op alles wat los en vast zit en de voorwerpen (of dieren) die met die rijmwoorden verbonden zijn komen niet altijd overeen met de Nederlandse equivalenten.
   Maar toch, vaak lukte het, en er is bij Van Oorschot één boekske verschenen met de klassieke tekeningen en de kersverse vertalingen, Samoeïl Marsjak, Alles klaar? En pompen maar! met de drie kinderepen Bagage, Brand en Post, respectievelijk geïllustreerd door Lebedev, Konasjevitsj en Tsechanovski. Ik had er nog zeker zeven klaarliggen, maar het is bij deze ene compilatie gebleven.
   Wie? van Aleksandr Vvedenski stond ook op de rol.
   De vraag Wie? is de verkorte versie van de gevleugelde Russische vraag Wie heeft de schuld? (Кто виноват?) die na Wat te doen? en Wat is goed en wat is slecht? de derde vraag is die de Rus in de mond bestorven ligt. Hoewel, ook Nederlanders kennen die schuldvraag goed, voornamelijk in liedvorm, neem bijvoorbeeld Wat heb je gedaan, Daan? (1972, Adèle Bloemendaal, geschreven door Drs. P) of Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan? (1939, Lou Bandy, geschreven door Jacques van Tol) of Wie heeft er zeepsop in de pruimenpap gedaan? (1970, Johnny Jordaan).
   Ook Petja Borodin heeft bij Vvedenski dingen uitgehaald die niet door de beugel kunnen. De vertaling van alle realia heb ik niet volledig parallel kunnen laten lopen: de dieren die erin voorkomen heb ik wel kunnen behouden, de kalkoen, de kippen, de poes en de hond, maar de spulletjes die de sloddervos en knoeipot Petja Borodin liet slingeren hebben een kleine metamorfose ondergaan, zullen de kniesoren gezien hebben die niet alleen de tekst maar ook de plaatjes goed hebben bestudeerd.
   De gemorste inkt is bewaard gebleven, maar de hengel is een ijshockeystick geworden, het houten pistooltje een fluitje van blik, en de toeter een rood-wit-blauwe trommel.
   Jamaar, dat klopt toch niet?!
   Luister, kinderen, die Petja Borodin is zo’n ongelofelijke rotzooi-, troep- en stukmaker dat niet alles op de plaatjes paste. Hij liet zo ontzettend veel slingeren dat de tekenaar moest kiezen, en hij heeft gewoon een paar andere dingen gekozen die hij ook zag liggen op plekken waar ze niet thuishoorden.
   Nou tevreden?
_____
   Verwijzingen. Kto? van Vvedenski is met de klassieke illustraties van Lev Joedin uit 1931 op het togdazine te vinden, hier en bij lobgott, hier. Bij mij op de maan verscheen in 2016 bij Van Oorschot, Alles klaar? En pompen maar! in 2017. Over het vertalen van (Russische) kindergedichten, zie ook Tsjoekovski’s bijdragen (Aantekeningen van een veelgeplaagd auteur) in blog 78 en 79, hier en hier; blog 156 over Majakovski’s Wat is goed en slecht, hier; blog 162, Hoe schrijf en vertaal je Russische kindergedichten, hier; en blog 224, Telefoon, hier. De banier komt uit een facsimile heruitgave uit 2017, in de serie Voor de kinderen van de toekomst, uit de doos Op Reis, met daarin vier boekjes van Vvedenski, een van Aseëv en een van Jermolajeva (zonder tekst) (vier boekjes zijn geïllustreerd door Jermolajeva, één door Evenbach en dan onze Joedin). Nijhoff liet zich door ‘overgeleverde versvormen’ inspireren die hem dienden als ‘bezweringsformules’, in De pen op papier, op de dbnl, hier, Verzameld werk II, blz. 1067. Wat heb je gedaan, Daan? valt hier te beluisteren, Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan? hier en Wie heeft er zeepsop in de pruimenpap gedaan? hier.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

434 Voer geen fatbike aan je neefje

428 Rijmlozigheid

427 De kalief zonder hoofd als gedicht

433 Opkalefateren

430 Denken denken

432 Klopt ook niet? Meer vragen bij de lectuur van Alice in Wonderland.

429 Rekenen met/zonder rijm

431 Slaapkindjesslaap

1 Zelfreflectie