Elke zoveel tijd een vertaalvraagstuk uit de praktijk, door Robbert-Jan Henkes [rjhenkes apestaartje xs4all punt nl].
Volgen? Ontvolgen? Op de hoogte gehouden worden of juist niet? Schrijf me een mailtje!
238 Wie? Kto?
_____
Verwijzingen. De tekst van Aleksandr Vvedenski komt uit Bij mij op de maan, blz. 399-402 en is geshopt in de originele illustraties uit 1931 van Lev Joedin, op het togdazine te vinden, hier en bij lobgott, hier.
Er wordt wat afhertaald. Eline Veere, Woutertje Pieterse, Saartje Burgerhart. En neen, dat zijn niet de namen der hertalers. Dat zijn de namen der boekwerken. De pieken, de klassieken der Nederlandsche literatuur. Die niet meer geleezen worden, zo is de vreesch. Aengesien se curieus ghespelt syn, en non-usansueel woortgebruyk besighen. Geen koortjen, met of zonder een carillon van bellekens, meder aan vast te knoopen. Segtmen. En die men is dan vooral de men die het juist wel kan genieten, de neder- en andersoortige landici. Die voor anderen dochgten – ende sy dochgten: set die dingen over in modern hedendagiaans. Dan zal de lezersschaer toestromen en sy sal juichen en sich vermeien en voller vreugt rond de hervonden boekwerken de ruttiaanse polonaise reidansen. Panta kala lian! Sulckx was hun selfgeseghde noobel streven. Hun brillante idé. Doch. Welck een aberratie! Welck een jammerlyke dwalingh! Welck een abusievelijke w
In september verscheen Ragbolrinus , een ratsrinkelrooinieuwe vertaling van Der Struwwelpeter van Dr. Heinrich Hoffmann, hier te lande tot nu toe vooral bekend onder de verschrikkelijke misnomer Piet de Smeerpoets . Smeerpoets? Smeerpoets? De jongen is brandschoon. Hij vertikt het alleen zijn haren en nagels te laten knippen. O, die Hollandse stoepjesschrobgeest toch, want daar komt die uit de lucht gegrepen verdachtmaking van als zou het joch ‘vies’ zijn. En vies is wel het ergste wat de opvoeders kunnen bedenken in Nederland. (Rustig maar.) Het gaat je niet in je kouwe kleren zitten, het onverwoestelijke kinderboek met de tien gruwelverhalen van Der Struwwelpeter vertalen. Het boek vraagt om afreageren. Vandaar dat ik me ook stortte op goede en zelfs betere raad voor kinderen, want van goede raad kan er nooit genoeg zijn – mits je het maar met een flinke suikerschep zout neemt en vooral er niet naar luistert. Is er nog ruimte voor cautionary tales in het Nederlands, voor a
Dat rijmen sowieso heel dwingend is merkte ik een keer toen mijn neefjes en mijn nichtje klein waren en aan tafel zaten te eten en ik binnenkwam en vroeg: ‘Ork ork ork, soep eet je met een...?’ waarop ze alledrie in koor antwoordden: ‘Vork!’ Toen ik ze vroeg: ‘Echt, eet je soep met een vork?’ waren ze heel verbaasd dat ze er zo ingetuind waren. Ze hadden geen idee dat ze een fout antwoord hadden gegeven. Mijn werkdefinitie van kindergedichten: kindergedichten zijn gedichten voor kinderen en volwassenen. Ik ben tegen niet-rijmende kinderpoëzie. Ik vind dat kindergedichten hypnotiserend moeten zijn, en die hypnose bereik je met ritme en rijm. Wat versta ik onder ritme en rijm? Mijn werkdefinitie van ritme en rijm: ritme en rijm zijn klank. Kinderpoëzie is klank. Wie denkt dat het om boodschappen, betekenissen gaat, draait zich een volwassen, al te volwassen rad voor ogen. Ik zag een heel leuk fimpje waarbij een minder-dan-eenjarige het gedicht Bagage van Marsjak ‘voorleest’, doo
Nou, leest onderstaand gedicht nu anders dan het verhaal van vorige vrijdag, of liever gezegd (om dichter bij de werkelijke waarheid te blijven, niet het verhaal, maar het tot-verhaal-gemaakte gedicht? Leest het anders als prose en poésie dan als een gedicht waarvan meteen duidelijk is dat het een gedicht is? En anders, hoe anders? Beter? Leuker? Onverwachter? Of toch iets normaler, minder om aandacht vragend, vluchtiger? Ja, wat ís het, dat (sommige) poëzie van (sommig) proza onderscheidt? De kalief zonder hoofd De boze kalief Aboe-Akr Werd op goede morgen wakker Zonder hoofd. De kalief kon het niet geloven, Hij voelde nog eens goed van boven, Maar zijn hoofd, De trots van allebei zijn ouders, Zat niet langer op zijn schouders. Zijn ongeloof sloeg om in woede En hij riep zijn grootvizier, Die aan kwam spoeden. De grootvizier liet alle hoeken Van het slaapvertrek doorzoeken Maar geen hoofd. Niet onder ’t bed, niet in de kruiken, Nie
Ik had een gedichtje en dat was niet goed. Het idee was goed (illogica). Toen ik het schreef vond ik het goed, toen ik het af had ook en toen ik het voorlas ook. Maar dat kwam alleen, besefte ik veel later pas, omdat ik in het gedichtje het idee las, het leuke idee, en niet de uitwerking. Ik wist gewoon wat er ging komen, en zelfs wat er stond, en ik legde het plezier dat ik had bij het verzinnen van het idee meteen al in het gedichtje. Want toen ik het later nog eens las vond ik het niet meer goed. Wat te doen? Weggooien? Wachten tot ik het wel weer goed ging vinden? Wachten tot ik wist wat ik ermee moest doen? Hoe ik het moest opkalefateren? Niks doen was geboden. En niks doen deed ik. En toen ik het na jaren weer terugvond, zag ik plotseling wat ik er wel mee moest doen. Dit was de eerste versie: Zelfs als je niets weet, weet je dat Als anderen groter zijn, ben je de kleinste. Als je niet thuis bent, ben je weg. Als je ze uitdoet, zijn schoenen het fijnste. Al
De meeste kindergedichten van nu zijn proza, typografisch vermomd als poëzie. Ik dacht met mijn verhaal van de kalief en het verhaal van het onbereikbare stadje om dat eens om te draaien, en poëzie typografisch als proza te vermommen. Maar er zijn nog wel meer schijnbewegingen en afleidingsmanoeuvres te bedenken om niet in een of andere gepercipieerde rijmdwangval te lopen – namelijk om expres niet te rijmen, maar wel het ritme erin te houden. Als het goed is, kan dat net zo dwingend werken als wel rijmen. Zoals gezegd maakte Arie van der Ent ooit een vertaling van Lermontovs De dood van de dichter (over Poesjkin) waarvan alleen de eerste strofe rijmde, en de volgende niet, en vreemd genoeg merkte je dat helemaal niet, of in elk geval pas als je het doorkreeg, om het cruijffiaans te zeggen. Ook Annie M.G. rijmt af en toe expres niet en Kornej Tsjoekovski ook, maar ze doen dat zo gewiekst, de cadans is zo sterk, dat het net lijkt of het wel rijmt en bovendien onontkoombaar prachtig.
Vertalers heten de beste lezers te zijn, omdat geen nuance ze mag ontgaan, maar dat brengt met zich mee dat ze ook vaak de grootste zeikerds zijn, en nog meer spijkers op laag water zoeken – en vinden – dan een heel roedel persklaarversmurfers bij elkaar. In de twee Alice -boeken zijn mij aldus doende nog een aantal meer dubieuze zaken opgevallen, niets wat niet door de beugel kan, maar toch dingen waar je als vertaler even van achter je oren krabt: hoe moet ik dit oplossen? Is het Carrolls bedoeling, is het een diep verborgen grap om de lezer-luisteraar weer eens met een kluitje de rietkraag in te sturen en in een kano zonder peddel up shit-creek ? Of is het – voor die tijd? voor Carroll? in het Engels? – misschien ongebruikelijk maar niet noodzakelijkerwijs verkeerd of raar gezegd? En dan zijn er ook weer dingen waarvan ik denk dat ze verhaaltechnisch wonderlijk, ja zonderling zijn. Ik wil Lenny de Rooy bedanken die de handschoen opnam en een paar prima suggesties heeft g
Ongeveer het dichtst dat ik bij gedwongen rijmloosheid ben gekomen is Rekenen op rijm , waarbij het voor de hand liggende en door het rijm praktisch automatisch opgeroepen rijmwoord niet het juiste woord is. Als rekenkundige tegenhanger van de ‘ork ork ork’-vraag uit de vorige blog wordt hier op rijm gerekend. Rekenen op rijm Kinderen! roept meester, Stop met klieren, Eet geen lijm, Wij gaan rekenen op rijm. Rekenen, dat is bekend, Is een fluitje van een cent, Als je het tenminste kent, Ik bedoel als je het kan. Klaar? Daar gaan we dan. Eén en één, wie zegt het wie? – Eén en één maakt samen .... Juist ja. Ik bedoel welnee! Twee en één maakt samen .... En twee en twee, weet iedereen, Twee en twee is samen .... Kindjeslief, nu geen gemier, Twee en drie is samen .... Tja, ’t is geen gemakkelijke les. Drie en vier maakt samen .... Maar wachten jullie nou eens even, Drie plus drie dan? Dat is .... Hm, het is moeilijker dan gedacht. Drie maal drie dan, da
Slaapliedjes waarvan je wakker blijft, is er iets mooiers? Als ik tegenwoordig wil gaan slapen, hoef ik maar een willekeurig boek te pakken en na een bladzijde of wat vallen mijn ogen zachtkens toe. Dat lukt overigens alleen bij willekeurige boeken, want onwillekeurige boeken, zoals Duivels of Booze Geesten of Demonen of hoe je het ook wil noemen dat ik laatst voor de zevende of achtste keer herlas (conservatieve schatting), daar bleef ik wel wakker bij. Voor Bij mij op de maan vertaalde ik een aantal bajoe-bajoesjki’s , traditionele klassieke Russische slaapliedjes, allemaal met hetzelfde wiegende ritme, tá-ta tá-ta tá-ta ta, en dan de tweede regel een octaaf lager maar langzaam hoger wordend, tá-ta tá-ta tá-ta ta en dan volgen herhalingen en soms afwisselingen, langere of kortere regels op hetzelfde ritme en dat zolang als je maar wil, zolang als je het volhoudt, zolang de spruit nog niet slaapt. Het Nederlandse verhoopt slaapverwekkende ritme is anders en gaat langs
Een beetje zelfreflectie, kan dat kwaad? Ja, natuurlijk. Vertalen is iets wat zich grotendeels onbewust afspeelt. In die deinende en klotsende hersenmassa. Waar geen mensenhand ooit voet heeft gezet. Laat staan er levend uitgekomen is. Vaak, als je gaat nadenken, doe je het verkeerde. Dan laat je je niet meer leiden door intuïtie. En dan mag je blij zijn als je derde instantie, de kritische, bij het nalezen je eerste ingeving herstelt. Is denken slecht? vroeg een groot denker zich ooit af. En zijn antwoord was een ondubbelzinnig ‘ja’. Ik noem het blog ‘Vandaags vertaalprobleem’ en daar heb ik meteen een vertaalprobleem. Want kun je ‘vandaags’ in bijvoegelijke zin gebruiken? Eigenlijk niet. Maar eigenlijk ook weer wel. Want ik schrijf het toch? Kijk, daar staat het. Zwart op wit. En het is Nederlands. In het Engels gaat het makkelijk, zolang je het lidwoord weglaat. Want ‘a today’s problem’ of ‘the today’s problem’ gaat dan weer niet. In
Reacties
Een reactie posten