346 Jan Klaassen, de Nederlandse Petroesjka (10 en slot)
Alle Jan Klaassen-schrijvers?...
Zijn ze allemaal stuk voor stuk zonder uitzondering massaal toegedekt en toegedekend ingepakt en ingestopt, gesmoord en vermoord door de pedagogerie?
Neen! Er is er één die dapper weerstand biedt aan de verleutering, verkleutering en verpietepeutering van de oerfiguur.
Eén die de klassieke pop uit het stof haalt, met tekenaarsadem inblaast en doet herleven. Niet als een Jan Klaassen die op Jan Klaassen lijkt, maar als een Jan Klaassen die Jan Klaassen is.
En die één is Aart Clerkx, zich ook wel noemende Acé en ook wel – als eerste gebruiker van het symbooltje op de typmachine, decennia voor de uitvinding van het email-adres, aangezien het gelezen kan worden als een ligatuur van zijn initialen – @. In 1983 verscheen een Balloen-uitgave van zijn hand die aan de Amsterdamse aanbiddelijke agressieving was gewijd, met daarin acht volledige Jan Klaassen-verhalen, plus een frontspice die doorloopt op de finispice voorstellende samoerai-Jan en een serverende Katrijn tegen de achtergrond van de slotkoersen van zaterdag 22 oktober 1983 (‘Matte stemming op beurs’) en een tekstloos strookje (Zij gingen wat in het park lopen) dat zo tot een dagelijkse dagstrip hadden kunnen uitgroeien in een tijd dat mensen het woord ontlezing nog niet eens kenden, laat staan dat ze het hoefden te ontlezen. In het Radekje ter inleiding legt de tekenaar-schrijver uit wat hem bewoog:
Toen Clerkx’ ambities als kunstdrukker door slechte financiële omstandigheden in gevaarlijk vaarwater dreigden te verkeren was in 1981 een veroordeling ervan door de BKR [Beeldende kunstenaars-regeling, ook wel de Contraprestatie geheten, 1949-1987 – red.] voldoende om ze te torpederen. In de bijstand gedwongen was goede raad duur. Hoe hier uit te geraken? Aandacht voor de kunst (foto boven) [van een gezelschap rustende arlequino’s – red.] bracht hem op een spoor. Met enige vrienden opende hij het graf van Jan Klaassen (foto links) [van een gezelschap dat kijkt en wijst naar iets dat zich buiten beeldt afspeelt; op de voorgrond kronkelt zich een slang om een staf – red.]. De pop bleek nog in uitstekende conditie en op 9-8-’82 werd met “Jan se huwelijk” [zie hierna – red.] de eerste Jan Klaassen in het licht gegeven. Gecopieerd op A 7 vond de uitgave allerwege bijval:
“Wat een geniale uitvinding,” zei Peter Pontiac [echte naam Petrus Josef Gerardus Pollmann, 1951-2015 – red.] “Maar waarom is ie zo klein ?” vroeg Jaap Wardenier [echte naam Jaap Wardenier – red.]
Een jaar later is het figuurtje uitgegroeid tot een volwassen stripheld, rijp voor de markt.
“Let op, volgend jaar om deze tijd heeft Jan een stripblad van z’n eigen,” pochte de bescheiden auteur.
Het Jan Klaassen-deel van de Balloen begint met vier strookjes waarin a) een pijprokende Jan Klaassen voor frisse lucht zorgt door gemakzuchtig de ruit in te rinkeldekinkelen, b) zijn uitkering aanvult door voor tramcontroleur te spelen waarna hij zijn schreden naar Het Zwaantje keert, c) hij zijn plan een pilsje te pakken opgeeft als hij Katrijn met de deegroller ziet, en d) hij de deegroller op zijn kop krijgt als hij de betaalkaarten in het keukenkastje wil aanspreken. Ach wat zit ik ook na te vertellen, weet je wat, ik laat ze gewoon zien, veel makkelijker. Dan volgen de miniboekjes Jan se huwelek en De moffedoos – beide klassieke rampscenario’s uit het aloude poppenkastgebeuren, en hier fris in de tekeninkt gezet, kijk maar. Dan nog een miniboekje, tot maxiformaat opgeblazen, wat alleen maar goed is, want de tekeningen zijn grootmeesterlijk. Het verhaal, De gestolen Clerkx, speelt zich in oud Amsterdam af. Jan Klaassen heeft een Clerkx gestolen die hij op de schilderijenmarkt te gelde wil maken, maar hij wordt dwarsgezeten door Jan Tit. Jan Klaassen is een ouderwetse opportunist en ook een driftkikker, zoals deze tekening goed laat zien, en hij slaagt niet in zijn opzet. Volgt een verhaal dat sterk leunt op een Donald Duck-verhaal van Carl Barks, waarin Donald een meester-regenmaker is en met zijn vliegtuigje wolken in alle soorten en maten boetseert om het in opdracht zeer plaatselijke – op de centimeter nauwkeurig te laten regenen. Donald Duck vliegt zelf ook rond in het verhaal, en weet er, maar buiten zijn medeweten, mee te voorkomen dat Jan Klaassen, op het moment dat de scenarist van dienst door Katrijn wordt weggejaagd met een hooggeheven tuinameublement, zijn wil doet met de buurvrouw, waar een eerdere dubbelpagina met nietsverhullende shunga al een voorproefje van had gegeven – maar let vooral op de rondvliegende mussen, prachtig! De eerste bladzijde: Dan een Japans verhaal dat een pendant is van het roerende verhaal Shokiki in Ouwe Troep van Gezellig & Leuk, met gastoptredens van hun Dick Bosch en Jopie de visboer, nadat ze zelf in eigen persoon al optraden in De gestolen Clerkx. Het is een hechte gemeenschap, de Amsterdamse stripmakersbende. In het Balloen-verhaal redt Jan een karper die later terugkomt in de vorm van Katrijn om hem en zijn arme oude vader te helpen. Daarna krijgen we het miniboekje De rare oome, naar een oud maar goud poppenkastscenario en tot slot twee pagina’s ijspret met sneeuwbal die tegen het kakement van een nietsvermoedende diender terechtkomt die daarvoor een onschuldige dame afrost en inrekent. Jan concludeert: ‘E-mens mot ALtèd de gefollege fan se dade voor auge durrefe sien!’ Een schitterend album en eeuwig jammer dat het door de bescheiden auteur in het vooruitzicht gestelde stripblad van z’n eigen er niet van kwam. Maar Jan Klaassen bleef zijn kop opsteken in de latere tomeloze, veelal bij Eigen Beer uitgegeven produkten van de incomparabilis monographus et pictor peroptimus, de meestertekenaar Acé. In hoofd- en bijrollen. We zien hem bijvoorbeeld een razende reporter zijn van Het Volk in het nooit voltooide epos over Dr. Vuist, losjes gebaseerd op de mésavonturier Dr. Faustus van Christopher Marlowe. Jan Klaassen komt ook voor in Dit en Dat, voor de verandering uitgegeven door Oog & Blik, waar hij Eijsman is, de ijselijke ijsman, die het theater van Rinkel en Dekinkel sponsort. En in Flavio’s ongenade (naar een scenario van Flaminio Scala) (serie Acé Nieuwigheden), waar hij een privédetective is die dubbelspel speelt. En in ~p=p, een moderne versie van Sebastian Brants Narrenschip uit 1494, waarin Jan Klaassen samen met Rinkel en Dekinkel een spannende post-apocalyptische zeereis maakt vol filosofische vraagstukken die becommentarieerd worden door onder meer Pa Ubu (‘Pikvammepens, wat moet dat hier!’), Louter Kabouter, de theepot van Bertrand Russell, een poppetje van Maaike Hartjes, Kapitein Iglo (‘Hier aan boord is maar één baard!’) en de tikmachine van O. Dapper Dapper. Een bladzijde uit het nakende einde van het zëpos: En in De trein speelt hij zelfs de hoofdrol, als speelbal van het volledig uit de klauw lopende neoliberalisme met zijn marktdunken en mediacircussen en militair-industriële complexen. Het verhaal begint zo: Bovendien krijgen we ook de klassieke poppenkastscène nog te zien waarin Jan Klaassen aan de galg ontkomt: Clerkx bewijst: de Nederlandse Jan Klaassen is niet stuk te krijgen.
Jan Klaassen leeft!
_____
Verwijzingen. Meer over Aart Clerkx in blog 11, Mauritius, Jan Klaassen en de instabiliseringshypothese, hier, en blog 160, Vintage Vondel, hier, en via het doorlopend bijgewerkt cumulatief register, blog 241, hier. Over de @, ook wel à of ad of amphora of anno of arroba of som der subtotalen, zie wikipedia, hier. In Tirade 455 van september 2014 schreven Erik Bindervoet en ik in onze eenmalige hoedanigheid van ambassadeur een stuk over hem, Clerkx. Aart. dat ik hieronder gescand afdruk.
Zijn ze allemaal stuk voor stuk zonder uitzondering massaal toegedekt en toegedekend ingepakt en ingestopt, gesmoord en vermoord door de pedagogerie?
Neen! Er is er één die dapper weerstand biedt aan de verleutering, verkleutering en verpietepeutering van de oerfiguur.
Eén die de klassieke pop uit het stof haalt, met tekenaarsadem inblaast en doet herleven. Niet als een Jan Klaassen die op Jan Klaassen lijkt, maar als een Jan Klaassen die Jan Klaassen is.
En die één is Aart Clerkx, zich ook wel noemende Acé en ook wel – als eerste gebruiker van het symbooltje op de typmachine, decennia voor de uitvinding van het email-adres, aangezien het gelezen kan worden als een ligatuur van zijn initialen – @. In 1983 verscheen een Balloen-uitgave van zijn hand die aan de Amsterdamse aanbiddelijke agressieving was gewijd, met daarin acht volledige Jan Klaassen-verhalen, plus een frontspice die doorloopt op de finispice voorstellende samoerai-Jan en een serverende Katrijn tegen de achtergrond van de slotkoersen van zaterdag 22 oktober 1983 (‘Matte stemming op beurs’) en een tekstloos strookje (Zij gingen wat in het park lopen) dat zo tot een dagelijkse dagstrip hadden kunnen uitgroeien in een tijd dat mensen het woord ontlezing nog niet eens kenden, laat staan dat ze het hoefden te ontlezen. In het Radekje ter inleiding legt de tekenaar-schrijver uit wat hem bewoog:
Toen Clerkx’ ambities als kunstdrukker door slechte financiële omstandigheden in gevaarlijk vaarwater dreigden te verkeren was in 1981 een veroordeling ervan door de BKR [Beeldende kunstenaars-regeling, ook wel de Contraprestatie geheten, 1949-1987 – red.] voldoende om ze te torpederen. In de bijstand gedwongen was goede raad duur. Hoe hier uit te geraken? Aandacht voor de kunst (foto boven) [van een gezelschap rustende arlequino’s – red.] bracht hem op een spoor. Met enige vrienden opende hij het graf van Jan Klaassen (foto links) [van een gezelschap dat kijkt en wijst naar iets dat zich buiten beeldt afspeelt; op de voorgrond kronkelt zich een slang om een staf – red.]. De pop bleek nog in uitstekende conditie en op 9-8-’82 werd met “Jan se huwelijk” [zie hierna – red.] de eerste Jan Klaassen in het licht gegeven. Gecopieerd op A 7 vond de uitgave allerwege bijval:
“Wat een geniale uitvinding,” zei Peter Pontiac [echte naam Petrus Josef Gerardus Pollmann, 1951-2015 – red.] “Maar waarom is ie zo klein ?” vroeg Jaap Wardenier [echte naam Jaap Wardenier – red.]
Een jaar later is het figuurtje uitgegroeid tot een volwassen stripheld, rijp voor de markt.
“Let op, volgend jaar om deze tijd heeft Jan een stripblad van z’n eigen,” pochte de bescheiden auteur.
Het Jan Klaassen-deel van de Balloen begint met vier strookjes waarin a) een pijprokende Jan Klaassen voor frisse lucht zorgt door gemakzuchtig de ruit in te rinkeldekinkelen, b) zijn uitkering aanvult door voor tramcontroleur te spelen waarna hij zijn schreden naar Het Zwaantje keert, c) hij zijn plan een pilsje te pakken opgeeft als hij Katrijn met de deegroller ziet, en d) hij de deegroller op zijn kop krijgt als hij de betaalkaarten in het keukenkastje wil aanspreken. Ach wat zit ik ook na te vertellen, weet je wat, ik laat ze gewoon zien, veel makkelijker. Dan volgen de miniboekjes Jan se huwelek en De moffedoos – beide klassieke rampscenario’s uit het aloude poppenkastgebeuren, en hier fris in de tekeninkt gezet, kijk maar. Dan nog een miniboekje, tot maxiformaat opgeblazen, wat alleen maar goed is, want de tekeningen zijn grootmeesterlijk. Het verhaal, De gestolen Clerkx, speelt zich in oud Amsterdam af. Jan Klaassen heeft een Clerkx gestolen die hij op de schilderijenmarkt te gelde wil maken, maar hij wordt dwarsgezeten door Jan Tit. Jan Klaassen is een ouderwetse opportunist en ook een driftkikker, zoals deze tekening goed laat zien, en hij slaagt niet in zijn opzet. Volgt een verhaal dat sterk leunt op een Donald Duck-verhaal van Carl Barks, waarin Donald een meester-regenmaker is en met zijn vliegtuigje wolken in alle soorten en maten boetseert om het in opdracht zeer plaatselijke – op de centimeter nauwkeurig te laten regenen. Donald Duck vliegt zelf ook rond in het verhaal, en weet er, maar buiten zijn medeweten, mee te voorkomen dat Jan Klaassen, op het moment dat de scenarist van dienst door Katrijn wordt weggejaagd met een hooggeheven tuinameublement, zijn wil doet met de buurvrouw, waar een eerdere dubbelpagina met nietsverhullende shunga al een voorproefje van had gegeven – maar let vooral op de rondvliegende mussen, prachtig! De eerste bladzijde: Dan een Japans verhaal dat een pendant is van het roerende verhaal Shokiki in Ouwe Troep van Gezellig & Leuk, met gastoptredens van hun Dick Bosch en Jopie de visboer, nadat ze zelf in eigen persoon al optraden in De gestolen Clerkx. Het is een hechte gemeenschap, de Amsterdamse stripmakersbende. In het Balloen-verhaal redt Jan een karper die later terugkomt in de vorm van Katrijn om hem en zijn arme oude vader te helpen. Daarna krijgen we het miniboekje De rare oome, naar een oud maar goud poppenkastscenario en tot slot twee pagina’s ijspret met sneeuwbal die tegen het kakement van een nietsvermoedende diender terechtkomt die daarvoor een onschuldige dame afrost en inrekent. Jan concludeert: ‘E-mens mot ALtèd de gefollege fan se dade voor auge durrefe sien!’ Een schitterend album en eeuwig jammer dat het door de bescheiden auteur in het vooruitzicht gestelde stripblad van z’n eigen er niet van kwam. Maar Jan Klaassen bleef zijn kop opsteken in de latere tomeloze, veelal bij Eigen Beer uitgegeven produkten van de incomparabilis monographus et pictor peroptimus, de meestertekenaar Acé. In hoofd- en bijrollen. We zien hem bijvoorbeeld een razende reporter zijn van Het Volk in het nooit voltooide epos over Dr. Vuist, losjes gebaseerd op de mésavonturier Dr. Faustus van Christopher Marlowe. Jan Klaassen komt ook voor in Dit en Dat, voor de verandering uitgegeven door Oog & Blik, waar hij Eijsman is, de ijselijke ijsman, die het theater van Rinkel en Dekinkel sponsort. En in Flavio’s ongenade (naar een scenario van Flaminio Scala) (serie Acé Nieuwigheden), waar hij een privédetective is die dubbelspel speelt. En in ~p=p, een moderne versie van Sebastian Brants Narrenschip uit 1494, waarin Jan Klaassen samen met Rinkel en Dekinkel een spannende post-apocalyptische zeereis maakt vol filosofische vraagstukken die becommentarieerd worden door onder meer Pa Ubu (‘Pikvammepens, wat moet dat hier!’), Louter Kabouter, de theepot van Bertrand Russell, een poppetje van Maaike Hartjes, Kapitein Iglo (‘Hier aan boord is maar één baard!’) en de tikmachine van O. Dapper Dapper. Een bladzijde uit het nakende einde van het zëpos: En in De trein speelt hij zelfs de hoofdrol, als speelbal van het volledig uit de klauw lopende neoliberalisme met zijn marktdunken en mediacircussen en militair-industriële complexen. Het verhaal begint zo: Bovendien krijgen we ook de klassieke poppenkastscène nog te zien waarin Jan Klaassen aan de galg ontkomt: Clerkx bewijst: de Nederlandse Jan Klaassen is niet stuk te krijgen.
Jan Klaassen leeft!
Verwijzingen. Meer over Aart Clerkx in blog 11, Mauritius, Jan Klaassen en de instabiliseringshypothese, hier, en blog 160, Vintage Vondel, hier, en via het doorlopend bijgewerkt cumulatief register, blog 241, hier. Over de @, ook wel à of ad of amphora of anno of arroba of som der subtotalen, zie wikipedia, hier. In Tirade 455 van september 2014 schreven Erik Bindervoet en ik in onze eenmalige hoedanigheid van ambassadeur een stuk over hem, Clerkx. Aart. dat ik hieronder gescand afdruk.
Reacties
Een reactie posten