457 Instructies voorafgaand aan een buitenlandse reis (de inleiding)

_____

_____

   Hoera. Ook dit is uit. Waarvoor ik vreesde met groten vreze. Want: wordt het wat, deze vertalingen van liedjes? Niet zomaar liedjes, maar die van de sovjetbard bij uitstek, die nog steeds alom in het hart wordt meegedragen van elke Rus, goed of fout of iets daartussenin. Is de portee, de kracht, de waanzinnige taalbeheersing, het rijm en ritme, de humor maar ook de ernst, de orakeltaal, de diepzinnigheid, de pracht, de ambiguïteit, de recht-voor-zijn-raapheid, de couleur locale, de typische Sovjet-achtergrond waarvoor hedendaagse Russen hun Sovjetopedia moeten opslaan, is alles wat Vysotski Vysotski maakt wel over te brengen in een andere taal? En dan ook nog zonder zijn stem en zijn guitaarspel erbij te horen. Dat is tegen de klippen op, de bierkaai in, tegen het verticaal van een loodrechte bergwand op vertalen. Onmogelijk.
   Ik had welgeteld één liedje van hem vertaald, Ik praat niet met jou, ik ben wel wijs, omdat een strofe eruit voorkwam in Compomis van Dovlatov – maar dat was een kortje en maar één. (Zie blog 145) Maar nu: 50 plus 1. En lappen, lappen tekst ook nog.
   Is het gelukt? Ik denk het wel. Ik lees het over en ik lees het over en ik zing het mee en ik amuseer me. IJdelheid? Is het mijn beste vertaling of mijn slechtste?
   Het boek opent, ter inleiding op leven en werk en introductie van de figuur, met een ‘informatieve ballade’ (ik ben nog steeds heel verguld met dat begrip), die ik hier laat volgen.

Informatieve ballade over het machtige leven en werk van de zelfdestructieve raspende krakende orakelende bard-grappenmaker-profeet die zelfs de medeklinkers p en k tot welluidende proporties kon oprekken Vladimir Vysotski (1938-1980)

Op achtentwintig juli van het jaar negentienhonderdtachtig –
mascotte Misjka lachte je toe op elke straathoek van de Ring,
de zonne scheen olympisch onbegrijpelijkerwijs maandagtig –
kon er afscheid worden genomen in Taganka-theaterkring.

Het doek gaat op, kabaal verstomt, daar zit hij: lange haren,
de Deense prins bezingt zichzelf, gezeten voor een afgeragd gordijn –
tweehonderdachttien keer in op de kop af acht bezeten jaren:
de laatste keer voor hij gevlogen was zou uitgerekend gister zijn.

Hij zoekt een uitweg, een excuus, vergeefs: bloed moet er vloeien,
de volgorde der bedrijven ligt immers onherroepelijk vast:
het is geen kwestie in dit leven van de slechten en de goeien,
maar van een keuze die geen keus is, van lot en opgelegde last.

De uitvaartwagen stopt, het zicht ontnomen door de bossen bloemen,
bij elke afgesneden laatste snik klinkt er opnieuw een doffe bons.
In stilte zijn de veertigduizend zichzelf hartgrondig aan het verdoemen:
‘Volodja,’ brult de meute zwijgend, ‘Volodja, jij was een van ons!’

De wereld had, dat was de algemene mening,
zo’n verlies niet meegemaakt sinds Jezus en Jesenin.

De roem aan vier-vijfhonderd komitragische liedjes verschuldigd,
die schalden uit de ramen, over straten en klaterden van lip en tong,
nooit uitgebracht, slechts op magneetbanden vermenigvuldigd,
als het sovjetleven zelf absurd – en iedereen die ze toen zong.

Die raspend-krakend schorre stem, de g’s en k’s en p’s vergruizend,
schrijnend uit de ziel gescheurd, als geen dan hij alleen kon doen.
Hoeveel mensen hem zagen zingen? Op z’n minst vijfhonderdduizend.
Hoeveel zijn liederen van buiten kenden? Zo’n slordige twintig miljoen.

Zijn vermogen zich in mensen in te leven had iets bijna pathologisch:
oorlogsveteranen, alpinisten, teruggekeerde criminelen uit het kamp,
sportief, krankzinnig, buitenaards, als het moest ook kosmo-seismologisch,
de bemanning van een duikboot, in de onmiddellijke nabijheid van een ramp.

Hij leefde honderd levens, andermans, met daarin honderdduizend dingen.
‘Ik wilde zingen voor mijn vrienden, iets oprechts, iets wat mij bezig hield.’
Zo won hij het vertrouwen van wie hem ook maar even hoorde zingen:
natuurgeweld, een stormwind, onder hoogspanning, bezield – en weer vernield.

De wereld had, dat was de algemene mening,
zo’n verlies niet meegemaakt sinds Jezus en Jesenin.

Hoge hoogten, diepe gronden, besnaarde poëzie, gedichten in akkoorden,
muzikaal opzettelijk eenvoudig, want het moest ook allemaal de ziel in gaan.
Je zit naast hem aan de keukentafel, luistert lachend naar zijn woorden:
‘Verrek, zo is het,’ ook al zal je de orakeltaal zo nu en dan ontgaan.

In de Unie heeft hij nooit een enkel officieel concert gegeven,
plannen voor boeken, platen, ketsten steevast op een muur van watten af.
Autoriteiten hebben uit de aard der zaak de pest aan alle leven –
ze sarden, chicaneerden, traineerden en negeerden hem tot in het graf.

Wat doet een wolf tegen een pak van grijsgekostumeerde honden?
Anders dan Poesjkin had hij de meeval dat hij af en toe het land uit mocht.
De bard verscheen op vreemde bodem – New York, Parijs en Londen,
een open doekje voor het bloeden, een menselijk menageriegedrocht.

Toen was ineens de tijd voorbij van toosten en van tafelredes –
de tijd die iedereen voortdurend sluipdoor-kruipdoor op de hielen zit,
en aan de Malaja Groezinskaja in Moskou bleef nog maanden zijn Mercedes
half op de stoep staan – een donkerblauwe laatste, onafgereden rit.

De wereld had, dat was de algemene mening,
zo’n verlies niet meegemaakt sinds Jezus en Jesenin.

_____

Bestelinformatie bij de uitgever, Benerus, hier. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier. Hieronder een afgekeurd omslagontwerp.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)

451 De geschiedenis van Frits Wreedaard

453 De ondeugende Frederik

455 Het verhaal van wrede Frederik

456 De geschiedenis van de wrede Frederik in Ragbolrinus

454 De geschiedenis van de wrede Jan

452 De geschiedenis van stouten Jan

450 De geschiedenis van Klaas de plaaggeest