412 Delina Delaney, hoofdstuk V
In hoofdstuk V komt eindelijk de Tegenstreefster tevoorschijn, die er alles aan zal doen om de sprookjesachtige idylle tussen Delina en Lord te ontregelen, vergiftigen en verwoesten. Door het ietwat gewrochte en even bloem- als feromoonrijke proza weet de schrijfster haar zelfs bijna tussen neus en lippen door te introduceren, al blijft het een amandeske, dat wil zeggen met de beste wil van de wereld niet helemaal te doorgronden evocatie. Lady Mattie Maynard – want zo heet ze – wordt voorgesteld terwijl zijne Lordship zijne Delina alweer opwacht, ditmaal achter een oude beukeboom, dichtbevolkt met blad (an old beech thickly populated with leaves), met een gezicht dat straalt van onschuldige onschuld (innocent innocence – zie je wel dat je alles met taal kan doen?). En terwijl zij hun hunkerende handen ineenslaan worden zij gadegeslagen (vanonder een immense goudenregen) door de priemende blik van een rivaliserende, rebelse relatie van modieus misnoegen (a rivalling, rebellious relation of fashionable fury). Wie het is, blijft in het ongewisse, maar wel krijgen we een uitgebreide beschrijving van haar strohoed, waarbij het venijn – waarzonder de schrijfster de schrijfster niet zou zijn – in de staart zit:
Haar hoofddeksel was in de stijl van een aloude bakplaat samengesteld uit gekneusd aardbeiblad, op bijzonder ingenieuze en artistieke wijze zorgvuldig gevlochten door een beproefde Parijse hand en bestemd om te blijven rusten op het strooien karkas dat in de dagen van onze betovergrootmoeders een zeer respectabele parasol zou zijn geweest; maar dan wel, zeg ik daarbij, met een bamboesteel in plaats van de ijzige stok van wandelende mensenaard waar onder haar romige oppervlak citroenige extremiteiten tevoorschijn staken.
Her head-dress, after the fashion of an ancient griddle, was composed of crushed strawberry leaves, carefully entwined in a most ingenious and artistic manner by the hand of a practised Parisian, and destined to lie on its dunstable, that, in the days of our great-great-grandmothers, would have made a most respectable sunshade; but, I must say, with a bamboo stem, instead of an icy stick of moving humanity, with lemony extremities projecting from beneath its creamy surface.
Met een gil verwijdert de verschijning zich, maar als het verliefde tweetal het kasteel nadert, horen zij door een raam dezelfde stem tegen een dienstbode zeggen dat Lady Gifford wel niet thuis zal zijn, dat haar zoon zich dergelijke plebeïsche vrijpostigheden permitteert door die vissersdochter mee te nemen (takes such low-bred liberties by bringing here that fisherman’s daughter). Delina hoort dit en ze verstijft. Lord neemt haar mee naar de tuin (that lay a considerable distance apart) en als ze elkaar eerst met kussen overladen hebben, niet voor het eerst, lezen we hier plotseling – en wij maar denken dat het er eerder kuis en zedig toeging toen Lord het naaistertje frequenteerde – wijdt hij ten overstaan van zijn geliefde, heel romantisch, een complete monoloog aan zijn perfide en volgens hem foeilelijke nicht die haar zinnen op hem gezet heeft. Vooral haar kouseband, die hij ooit ergens verweesd had aangetroffen, moet het ontgelden. Lady Mattie blijkt al twee jaar op Columba Castle te wonen – kennelijk zonder dat Delina, toe ze er nog werkte, haar ook gezien heeft. Dat is ook weer het mooie van Amanda’s schrijfstijl: ze had haar heel eenvoudig al terloops kunnen introduceren wanneer Delina ten kastele komt handwerken door Lady Mattie bijvoorbeeld in het voorbijgaan een boze blik te laten werpen of lelijke opmerking te laten maken. Maar bij Amanda gebeurt niets terloops, alles krijgt meteen de volle laag en de volle aandacht van haar; ze gaat er altijd met beide benen gestrekt in. Subtiele hints, echo’s, vooruitwijzingen, zijn niets voor haar; haar gaat het om het loutere plezier van het vertellen zelf, niet wat er verteld wordt. Alles is meteen meer dan levensgroot, opgeblazen, en daarin passen geen glimpen van anderen, geen dingen die ook, in de marge gebeuren, geen afleidende details. We zoomen altijd meteen in zonder ook maar iets anders te zien te krijgen.
Als hij haar flink zwart heeft neergezet, hoort hij plotseling wegschietende voetstappen (de diatribe is, hoe kan het anders, afgeluisterd door Lady Mattie), en hij rent erachteraan, om uit te komen bij een opgetrokken doch ontvolkte zomerttent waar hij echter wel een brochure met een literaire kritiek opengeslagen vindt, die hij – Delina lijkt hij inmiddels gans en gaar vergeten – helemaal leest, aangezien de schrijfster nog een appeltje te schillen had met de Gezellen van het Schamperend Emplooi, de Veile Venduhouders van Satan en hoe zij ze verder heeft betiteld (zie het achteromslag van Irene Iddesleigh, Vleugels, 2023, voor de volledige waslijst) en zij het hier wel de juiste plek daarvoor vond. Eindelijk keert Lord terug naar Delina, waar de kout vervolgt tot de avond naakt en zij opstaat om naar huis te gaan. Dan, ten leste, schuift hij haar een ring om de vinger, waarmee hij zich officieel met haar verlooft. Hij hoort nog een klaaglijke kreet uit de bosjes, maar schenkt er geen aandacht aan, denkende dat het wel weer inbeelding zal zijn. De laatste zin van het hoofdstuk is er weer een om in te lijsten.
Aldus beloofden dezen elkaar ten huwelijk, een particuliere gelofte die ouderlijke bezwaren met alle macht zouden trachten te breken, of dat schrandere duiveltje, uitstel, zijn langdurige hulp en troost voor het hart der gekwetsten zodanig te laten verlengen dat alle smetten van vernedering als gevolg van het jeugdig besluit zouden verdwijnen en veranderen in merktekens van rationele onuitwisbaarheid.
Thus were promised in marriage two which private oath parental objection would try strongly to break, or cause that wary imp, procrastination, to so extend its lengthy aid and solace to the heart of the wounded as to remove all stains of degradation contemplated by youthful decision, and transform them into marks of reasonable indelibility.
Ik moet even op adem komen. De vertaalproblemen laat ik voor de volgende keer.
_____
Delina Delaney van Amanda Ros is op archive.org te lezen en te downloaden, hier. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Haar hoofddeksel was in de stijl van een aloude bakplaat samengesteld uit gekneusd aardbeiblad, op bijzonder ingenieuze en artistieke wijze zorgvuldig gevlochten door een beproefde Parijse hand en bestemd om te blijven rusten op het strooien karkas dat in de dagen van onze betovergrootmoeders een zeer respectabele parasol zou zijn geweest; maar dan wel, zeg ik daarbij, met een bamboesteel in plaats van de ijzige stok van wandelende mensenaard waar onder haar romige oppervlak citroenige extremiteiten tevoorschijn staken.
Her head-dress, after the fashion of an ancient griddle, was composed of crushed strawberry leaves, carefully entwined in a most ingenious and artistic manner by the hand of a practised Parisian, and destined to lie on its dunstable, that, in the days of our great-great-grandmothers, would have made a most respectable sunshade; but, I must say, with a bamboo stem, instead of an icy stick of moving humanity, with lemony extremities projecting from beneath its creamy surface.
Met een gil verwijdert de verschijning zich, maar als het verliefde tweetal het kasteel nadert, horen zij door een raam dezelfde stem tegen een dienstbode zeggen dat Lady Gifford wel niet thuis zal zijn, dat haar zoon zich dergelijke plebeïsche vrijpostigheden permitteert door die vissersdochter mee te nemen (takes such low-bred liberties by bringing here that fisherman’s daughter). Delina hoort dit en ze verstijft. Lord neemt haar mee naar de tuin (that lay a considerable distance apart) en als ze elkaar eerst met kussen overladen hebben, niet voor het eerst, lezen we hier plotseling – en wij maar denken dat het er eerder kuis en zedig toeging toen Lord het naaistertje frequenteerde – wijdt hij ten overstaan van zijn geliefde, heel romantisch, een complete monoloog aan zijn perfide en volgens hem foeilelijke nicht die haar zinnen op hem gezet heeft. Vooral haar kouseband, die hij ooit ergens verweesd had aangetroffen, moet het ontgelden. Lady Mattie blijkt al twee jaar op Columba Castle te wonen – kennelijk zonder dat Delina, toe ze er nog werkte, haar ook gezien heeft. Dat is ook weer het mooie van Amanda’s schrijfstijl: ze had haar heel eenvoudig al terloops kunnen introduceren wanneer Delina ten kastele komt handwerken door Lady Mattie bijvoorbeeld in het voorbijgaan een boze blik te laten werpen of lelijke opmerking te laten maken. Maar bij Amanda gebeurt niets terloops, alles krijgt meteen de volle laag en de volle aandacht van haar; ze gaat er altijd met beide benen gestrekt in. Subtiele hints, echo’s, vooruitwijzingen, zijn niets voor haar; haar gaat het om het loutere plezier van het vertellen zelf, niet wat er verteld wordt. Alles is meteen meer dan levensgroot, opgeblazen, en daarin passen geen glimpen van anderen, geen dingen die ook, in de marge gebeuren, geen afleidende details. We zoomen altijd meteen in zonder ook maar iets anders te zien te krijgen.
Als hij haar flink zwart heeft neergezet, hoort hij plotseling wegschietende voetstappen (de diatribe is, hoe kan het anders, afgeluisterd door Lady Mattie), en hij rent erachteraan, om uit te komen bij een opgetrokken doch ontvolkte zomerttent waar hij echter wel een brochure met een literaire kritiek opengeslagen vindt, die hij – Delina lijkt hij inmiddels gans en gaar vergeten – helemaal leest, aangezien de schrijfster nog een appeltje te schillen had met de Gezellen van het Schamperend Emplooi, de Veile Venduhouders van Satan en hoe zij ze verder heeft betiteld (zie het achteromslag van Irene Iddesleigh, Vleugels, 2023, voor de volledige waslijst) en zij het hier wel de juiste plek daarvoor vond. Eindelijk keert Lord terug naar Delina, waar de kout vervolgt tot de avond naakt en zij opstaat om naar huis te gaan. Dan, ten leste, schuift hij haar een ring om de vinger, waarmee hij zich officieel met haar verlooft. Hij hoort nog een klaaglijke kreet uit de bosjes, maar schenkt er geen aandacht aan, denkende dat het wel weer inbeelding zal zijn. De laatste zin van het hoofdstuk is er weer een om in te lijsten.
Aldus beloofden dezen elkaar ten huwelijk, een particuliere gelofte die ouderlijke bezwaren met alle macht zouden trachten te breken, of dat schrandere duiveltje, uitstel, zijn langdurige hulp en troost voor het hart der gekwetsten zodanig te laten verlengen dat alle smetten van vernedering als gevolg van het jeugdig besluit zouden verdwijnen en veranderen in merktekens van rationele onuitwisbaarheid.
Thus were promised in marriage two which private oath parental objection would try strongly to break, or cause that wary imp, procrastination, to so extend its lengthy aid and solace to the heart of the wounded as to remove all stains of degradation contemplated by youthful decision, and transform them into marks of reasonable indelibility.
Ik moet even op adem komen. De vertaalproblemen laat ik voor de volgende keer.
Delina Delaney van Amanda Ros is op archive.org te lezen en te downloaden, hier. Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Reacties
Een reactie posten